25 november 2013

Televisie moet het van het beeld hebben


De lichtheid van de babbeltjes die je op de tv te horen krijgt in politieke programma’s is meestal goed verteerbaar op voorwaarde dat je aandacht afgeleid raakt door het beeld. Af en toe krijg je op de achtergrond misschien een aantrekkelijke vrouw te zien, een glimp volstaat, ongeveer zoals bij de Elisabethwedstrijd waar je soms een bepaalde violiste van het orkest wil zien die helaas maar af en toe verschijnt maar je wel het hele concert doet uitkijken. Een andere goede mogelijkheid is dat er op de voorgrond een vent zit die juist door zijn lelijkheid weer interessant wordt.

Al te vaak echter maken we het mee dat geen van beide gunstige factoren voorhanden is, en de kijker bijgevolg aan verveling en ergernis wordt overgeleverd want hij hoort nu wat hij hoort, als was het radio:

Ivan De Vadder: Als je zelf een peiling moet houden om te zeggen dat je goed bezig bent, dan ben je niet goed bezig.
Steven Samyn: Ja, inderdaad ja de, ja de, het Vlaams Belang is, is gewoon volledig dood gewicht geworden. Een zweeppartij, maar een zweeppartij die een kwart van de stemmen haalt daar doe je iets mee. Een zweeppartij die met de tien procent flirt, ja als je, je moet zeggen, een beetje later in dat fragment zei hij, Gerolf Annemans: wij doen aan verandering, verjonging, inhoudelijke vernieuwing. En dan heb ik zoiets… ja de partij is tegen de islam, tegen de immigratie, tegen de Europese Unie…
Ivan De Vadder: Filip De Winter maakt vandaag bekend dat hij zijn dochter in Wallonië wil op een lijst, Vlaams Belanglijst zetten. Dat is wel verjonging en vernieuwing.
Steven Samyn: Ja maar dan zie je, da’s zo een schreeuw om aandacht. Partijen die in de, in de problemen zitten, waar de media nie meer spontaan naartoe gaan, die niet de talk of town zijn, die proberen de meest waanzinnige ideeën naar voren te schuiven. Da’s een leuk ideetje dat vandaag gelanceerd wordt en dat morgen weer…
Ivan De Vadder: Maakt dat een kans, mevrouw Lamquin…

Dat was De Zevende Dag, en beeldgewijs was er met geen van beide heren iets mis, het beeld was neutraal, de interviewer spreekt bovendien goed en ook Samyn trekt op dat gebied min of meer zijn streng. Maar dan loert zoals gezegd het gevaar dat de kijker op de inhoud begint te letten.

Die eerste vraag zou je zonder veel slechte wil als a leading question kunnen omschrijven: het antwoord zat er al in vervat. Maar misschien was dit bedoeld als een soort beleefdheid, om Samyn het niet te moeilijk te maken en hem op zijn gemak te stellen.
Steven bevestigt inderdaad opgelucht en blij, maar raakt helaas meteen daarna op drift met zijn “daar doe je iets mee”. Dat is natuurlijk een leugen, of in zijn geval misschien een vergeetachtigheid, want al heb ik niets tegen een cordon sanitaire, een cordon médiatique is heel iets anders en Steven moet daar ooit al van gehoord hebben.
Maar na zijn, alles bijeen, toch sterke begin wordt Steven ronduit onvoorzichtig. Partijen zomaar wegzetten die in een peiling (!) net onder de tien procent blijven –en in andere peilingen weer niet– is niet bijster verstandig. Zeker zullen ook bepaalde andere partijen dit niet graag gehoord hebben. Partijen die net in het stemhokje daaronder blijven en met de kiesdrempel “flirten” zoals hij dat zo mooi zei.
Verder lijkt Steven te denken dat partijen die “verjongen en vernieuwen” meteen heel hun programma opzij zullen zetten, of dat toch behoren te doen.
Dat doen partijen inderdaad wel eens, Steven: ze voeren dan belastingen in die ze zelf even later weer “pestbelastingen” noemen, tegen elke ministeriële collegialiteit in. Of ze zeggen dat de befaamde “Burgermanifesten” maar om te lachen waren.
Maar nu stel ik het geheugen van onze jonge vriend al te zeer op de proef.



23 november 2013

Zelfs als het over kunst gaat kan radio interessant zijn


Laatst schreef Mia Doornaert een column in De Standaard, met als titel: "Europa is cultuur". Volkomen juist. Wel maakte Doornaert de fout om volgende grappige uitspraak aan Joseph Goebbels toe te schrijven: "Als ik het woord cultuur hoor, grijp ik mijn revolver". Nu zij geen journaliste meer is, wordt het voor haar stilaan tijd om de goede gewoontes van bloggers over te nemen en bronnen te checken. Meestal legt men Göring die uitspraak in de mond, even verkeerd als Goebbels maar hun twee namen worden door journalisten begrijpelijkerwijs wel eens verward omdat ze met dezelfde letters beginnen. Simpelweg Wikipedia kan hier al goede diensten bewijzen: Hanns Johst (1890-1978): Aus seinem “Schlageter” stammt die fälschlich Hermann Göring zugeschriebene Aussage: „Wenn ich Kultur höre ...entsichere ich meinen Browning“ (1. Akt, 1. Szene).


Maar daar gaat het nu niet om: de stelling in haar column is zoals gezegd volkomen juist, en ze wordt door iedereen onderschreven die niet zelf op het Schumanplein werkt. Dus ook door Régis Debray, zoals hieronder te lezen. De uitzending Répliques van Finkielkraut waaruit dit fragment komt, ging eigenlijk over "kunst", bijvoorbeeld over de onnozele Opblaashondjes van zekere Jeff Koons en dergelijke dingen. De alhier befaamde Mosselpot van Jan Hoet (en enigszins ook van Marcel Broodthaers) kwam niet ter sprake bij Finkielkraut, maar ook  zonder dat was het vanmorgen toch weer interessant, en Mia Doornaert zal met genoegen haar stelling horen bijtreden:

Régis Debray: Excusez-moi, mais là il faut revenir à Malraux. Malraux est un homme qui a interrogé sa culture à travers la culture des autres et notamment la culture de l’Orient. Il faut rappeler que le musée imaginaire de Malraux est un musée mondial. Or il se trouve que la Renaissance n’a pas été ottomane que je sache. Elle a été italienne. Et c’est la Renaissance qui a vu la naissance de la notion d’art, de beauté, de critique d’art, d’histoire de l’art. Monsieur Erdoğan ne doit pas être très sensible à notre notion d’art, avec ce qu’elle implique d’originalité individuelle, de culture des profondeurs, de singularités. Le régime de singularité pour lui n’existe pas, donc monsieur Erdoğan, pour qui le culturel ne fut qu’un petit intermède occidental entre deux stades du cultuel, revient à son culte et considère que un culte doit en remplacer un autre, et que ce que nous avons appelé culture, n’a pas eu de place comme un moment historique significatif. Voilà donc quelque chose qui peut remettre, relativiser notre indignation ou notre stupeur devant cette incroyable métamorphose. Mais vous savez, moi, il y a un mot que j’aime bien –excusez-moi je le dois à Spengler, qui a très mauvaise réputation– c’est le mot de « pseudomorphose » qui est un terme de cristallographie. C’est-à-dire qu’il y a des minéraux qui gardent un aspect, une enveloppe extérieure mais dont la structure a changé complètement. On a une pseudomorphose de l’école par exemple. C’est vrai que ça s’appelle encore éducation et école: c’est autre chose. On a une pseudomorphose de l’état. On parle de l’état, bon, mais on ne voit pas que derrière la façade tout a changé. C’est plus le même mobilier. Donc, n’utilisons pas tous azimuts une notion très occidentale et très singulière qui est celle d’art.
Alain Finkielkraut: Alors d’accord Régis Debray, vous dites, relativisons notre indignation, parce que notre civilisation n’est pas universelle. Elle a –je vais reprendre un terme qui vous est cher– elle a des frontières. Et elle doit le savoir. La frontière c’est en effet l’apprentissage de la modestie avant d’être une attitude d’exclusion…
Régis Debray: …et la reconnaissance de l’autre en tant qu’autre.
Alain Finkielkraut: …en tant qu’autre. Très bien, mais cela veut dire que une frontière passe entre l’Europe et la Turquie.
Régis Debray: Oui, absolument.
Alain Finkielkraut: Donc l’intégration de la Turquie dans l’Union Européenne serait tout de même une chose assez étrange, et demanderait à l’Europe de se séparer définitivement –il est vrai que ses fonctionnaires y œuvrent déjà– de la civilisation Européenne. Et tant qu’il y a en Europe une civilisation Européenne qui en fait la substance, en fait la définition, la frontière existe et monsieur Erdoğan se charge de nous le rappeler tous les jours.
Régis Debray: Je ne suis pas, comme vous Européocentrique, mais je constate qu’effectivement le monde ottoman et le monde turque n’a rien à faire dans l’Europe.
Alain Finkielkraut: Je ne suis pas Européocentrique, je suis Européen!
Régis Debray: Je disais ça pour vous taquiner, mon cher. Non mais c’est… je suis d’accord avec vous, il y a là une frontière entre le monde ottoman. Qu’est-ce que la Turquie a apporté à l’Europe centrale et balkanique qu’elle a dominée pendant des siècles? Pas grand-chose. En tout cas pas d‘œuvres d’art majeures en dehors des minarets.
Alain Finkielkraut: Bien mais écoutez, nous en restons là sur ce sujet…
Jean Clair: ...Hautement géopolitique et donc polémique… revenons à nos moutons.
Alain Finkielkraut: …ce sujet très explosif et sur lequel j’aurai l’occasion de revenir dans d’autres émissions bien sûr.




Wil Vlaanderen nog van België weten?


Véronique Lamquin, chef politiek bij Le Soir, schreef een mooi stukje over harteloze koude Vlamingen, en over de grote morele waarden die de Francofonen koesteren. Je kunt haar artikel natuurlijk beter in het Frans lezen, maar ik heb het toch maar vertaald, omdat ik in de laatste Villa Politica een Nederlandstalige minister een soort Frans heb horen spreken dat mij deed vermoeden dat zij nog niet vaak een artikel in Le Soir, La Libre &c. zal gelezen hebben.

La Flandre veut-elle encore de la Belgique?

Een N-VA die op 31,2% staat, kan men daar nog omheen? Democratisch gesproken is het antwoord eerder neen. Hoe zou men, voor de tweede keer nog wel, de stem van bijna een derde van Vlaanderen kunnen negeren? Als de uitslag van de peiling bevestiging krijgt in het stemhokje, dan lijkt het politiek heel moeilijk te zullen worden om opnieuw een federale regering te vormen die in Vlaanderen niet over een meerderheid beschikt.

Maar eigenlijk zit de echte les van deze peiling minder in de consolidatie van de N-VA, dan in de visie die Vlaanderen heeft geuit op de toekomst van het land. Bart De Wever heeft het confederalisme, tot nog toe een wat vaag begrip, gedefinieerd: het gaat om een België dat door de twee gewesten is gevild. Onmogelijk hier niet van op de hoogte te zijn, de media hebben het nationalistische Vlaamse project uitvoerig becommentarieerd. Men mag er dus redelijkerwijs van uitgaan dat als vier Vlamingen op de tien voor de confederale stellingen gaan, zij dat met kennis van zaken doen. Maar als hierover toevallig toch nog enige twijfel zou bestaan, dan zal de rest van onze vragenlijst licht brengen. Dubbelzinnigheid over het goede begrip van de vraag over de sociale zekerheid is uitgesloten: bent u voor of tegen de splitsing ervan? Vóór, zeggen koudweg 55% van de Vlamingen. De sociale zekerheid splitsen is de solidariteit verbreken tussen de Belgen, rijk en arm, ziek of gezond, jong of oud. Dat is België afmaken op het altaar van het egoïsme van de portefeuille of de ideologie. Wat betreft Brussel zijn de resultaten al even verbluffend. De N-VA wil aan de Brusselaars een identiteitskeuze opleggen: Franstalig of Nederlandstalig, wat naderhand bepalend wordt voor hun fiscaal of sociaal stelsel, hun onderwijs, hun stemrecht. Ziedaar wat op de creatie van subnationaliteiten neerkomt, in een gebied dat teruggebracht wordt tot het statuut van sub-regio. Ziedaar wat 54% van de Vlamingen bekoort, duidelijk gewonnen als zij zijn voor een gezamenlijk bestuur van de hoofdstad door de twee gemeenschappen, met miskenning van de mening van de Brusselaars.

Deze cijfers hebben de verdienste dat ze helder zijn. De Francofonen met diametraal tegengestelde opvattingen doen er goed aan ze niet achteloos weg te vegen. Integendeel moeten zij ons eraan herinneren dat de communautaire vrede wellicht oppervlakkig is. En dat we een Vlaanderen dat niet meer alle waarden van het Zuiden deelt, misschien niet tot in lengte van dagen onder het Belgische dak kunnen houden.

15 november 2013

Een geleerde spreekt: niks islam, het gaat om een breuklijn die zich op een ander niveau bevindt


Vroeger aan de universiteit had je wat je noemde studentencursussen. Ik weet niet of de term nog bestaat. Het waren gestencilde notities die studenten zelf hadden gemaakt bij de colleges van proffen die geen gedrukte cursus of handboek hadden, maar enkel lesgaven. Deze uitgeslapen en ijverige studenten verkochten hun notities aan medestudenten, die vaak niet in de mogelijkheid verkeerden om deze lessen bij te wonen, bijvoorbeeld omdat ze te vroeg op de ochtend vielen. Vaak echter waren het gebrekkige of onvolledige weergaven van wat de geleerde lesgevers in werkelijkheid hadden verteld, maar beter dat dan niets.
Tegenwoordig is dit wel anders. Als nu een prof lesgeeft, kan iedereen een opname daarvan beluisteren en, als hij de behoefte daartoe voelt, die ook rustig transcriberen. De wijsheden en soms verrassende inzichten die je dan leest zijn volkomen waarheidsgetrouw:


Lieven Verstraete (Terzake donderdagavond, na 22'55"): […] professor Jo Van Steenbergen en toch, vandaag in Irak bijvoorbeeld 57 doden door religieus geweld, ten gevolge van het eind van die ashura. Hoe valt dat te verklaren eigenlijk?
Jo Van Steenbergen: Wel ik denk niet daje die doden die vallen in Irak, in de context van ashura kan herleiden tot een soenni-sjiïschisma, of de essentie van het geloof soennieten-sjiieten. Zo zie je het ook in deze mooie reportage, dat au fond het gaat in beide gevallen om moslims, mensen die beiden geloven dat er één god is, en dat zowel mo… zowel soennieten als sjiieten onderworpen zijn aan die wil van die ene god.
Lieven Verstraete: Ja, maar der is wel, der is wel, in 680 was die moord denk ik, een schisma ontstaan toch hé?
Jo Van Steenbergen: Der is daar inderdaad een tweedeling in die gemeenschap ontstaan, waarin we vandaag de dag zien dat er een kleine groep moslims, een minderheid moslims, men schat meestal tien procent tot de sjiitische gemeenschap behoort, en de meerderheid tot de soennieten behoort. En het verschil tussen die beide en dat hebben we ook in zekere zin gehoord, ligt hem er, ligt hem eigenlijk in de namen die toegekend worden aan die twee gemeenschappen, waarbij de soennieten in de wijze waarop zij hun islam gaan invullen vooral gaan kijken naar het voorbeeld van de profeet, wat men de soenna noemt…
Lieven Verstraete: Ja, goed…
Jo Van Steenbergen: …terwijl de sjiieten hun naam afleiden van de term sjiat Ali, de partij van Ali, niet enkel gaan kijken naar het voorbeeld van de profeet maar ook van Ali, die neef van de profeet, zijn kleinzonen en hun nakomelingen.
Lieven Verstraete: En dat schisma binnen de islam, kun je dat eigenlijk een beetje vergelijken met katholieken-protestanten bij ons, dat die scheuring er gebeurd is?
Jo Van Steenbergen: Heu, tot op zekere hoogte zeker wel, maar in de feiten, hmm, je hebt een theologisch verschil, namelijk het statuut van de imams dat binnen de sjiitische gemeenschap zeer belangrijk is als een goddelijk …als een kanaal naar het goddelijke, wat door de soennieten absoluut niet aanvaard wordt, en anderzijds ook in de praktijk waar er enkel kleine verschillen zijn in hoe die islam beleden wordt, hoe men een goede moslim kan zijn. En daarnaast heb je ook geografische, geopolitieke verschillen in de wereld van vandaag waarbij wij allemaal weten dat de staat Iran inderdaad in meerderheid sjiitisch is, terwijl veel landen in het Midden-Oosten daarnaast soennitisch zijn.
Lieven Verstraete: Ja, dus het heeft ook politiek gevolgen tot de dag van vandaag, maar wat mij ook opviel in die reportage was die man die zei van ja, wij beleven dat alsof het pas gisteren gebeurd is. Een moord van duizend vierhonderd jaar geleden.
Jo Van Steenbergen: Inderdaad, en dat is de essentie van heel het ritueel natuurlijk. De figuur Hoessein is cruciaal in het sjiitische geloof, als diegene die zijn leven bijna heeft gegeven op dat moment, in 680, de tiende van de eerste maand van het jaar 61van de islamitische jaartelling, voor de hele sjiitische gemeenschap. En door zijn opoffering, door zijn zuiverheid waarin hij standvastig is opgekomen voor zijn geloof, is hij al het ware zo dicht bij god gekomen, dat hij tot op de dag van vandaag gezien wordt als iemand die bemiddelt voor alle gelovigen. En door dat ritueel te herbeleven, door in een trance te komen, waardoor men zo dicht mogelijk bij Hoessein komt, ziet men dat als een manier om inderdaad zo nabij mogelijk tot god te komen.
Lieven Verstraete: Maar, om terug te komen op dat schisma tussen katholieken en protestanten, godsdienstoorlogen zoals wij indertijd hebben gehad, dat hebben wij niet meer, terwijl er vandaag, ik zeg het opnieuw, 57 mensen in Irak zijn vermoord.
Jo Van Steenbergen: Euh, ook de islam heeft in die zin zijn godsd… of, religie is een heel gemakkelijk kanaal om te gebruiken, een ideologisch kanaal om in te zetten in conflicten, strijden die op een ander niveau werken.
Lieven Verstraete: Voilà, we zeiden in het begin, dit zijn eigenlijk ook niet echt godsdienstoorlogen.
Jo Van Steenbergen: Dit zijn niet echt godsdienstoorlogen. Dit zijn, in een context Irak-Iran, Syrië vandaag de dag ook, waar dus, waar weinig zekerheden meer bestaan, waar nationale staten als het ware verdwenen zijn, waar men op zoek gaat naar andere identiteiten die vertrouwen geven, die gemeenschap vormen, waar men terechtkomt bij traditionele identiteit zoals soennieten-sjiieten. Waar Iran ook zijn rol speelt, zijn geopolitieke rol wil vergroten, zijn hegemonie gaan uitbouwen, en als dusdanig ook religie gaat gebruiken om cellen op te bouwen in andere landen, om mensen te steunen.
Lieven Verstraete: Maar met andere woorden, als het in de Arabische wereld niet echt gaat om een godsdienstoorlog, maar wel om geografisch-politieke conflicten die gevoed worden dan door de godsdienst, kunnen we dan ook zeggen bij ons: die verdeeldheid tussen soennieten en sjiieten kan nooit zo hoog oplopen, kan nooit gewelddadig worden dan ook?
Jo Van Steenbergen: Ik denk dat we vorig jaar wel een spijtig evenement hebben meegemaakt waarbij er een aanslag is gebeurd op een sjiitische moskee in Brussel, waarbij een dode is gevallen, heu, maar ook daar weer denk ik dat het niet zozeer religie is gespeeld, geweest die daar de voedingsbodem is geweest voor geweld en haat. Nee, het gaat dan weer om een breuklijn die zich op een ander niveau bevindt, en waar religieuze identiteiten dan vorm aan kunnen geven. Maar au fond, zoals we in het filmpje ook hebben gezien zijn het, gaat het in beide gevallen om moslims, die als moslim wensen samen te leven.
Lieven Verstraete: Ok, professor Van Steenbergen, van harte bedankt voor dit gesprek.
Jo Van Steenbergen: Graag gedaan.



10 november 2013

Een verhaal uit het loden tijdperk


Kranten- en tijdschriftenbazen hoor je de laatste tijd enkel nog klagen. De mensen lezen veel op het web, helemaal gratis, kopen geen kranten meer en dan vinden zij weer geen adverteerders meer. Eigenlijk is dit diefstal zeggen ze, want journalistiek en advertenties zijn voor hen een en hetzelfde.


Laatst las ik in De Tijd nog een interview met die cross-mediale kerel van Sanoma – ik vergeet zijn naam altijd, maar Koen Meulenaere beschreef hem eens als een nog altijd in leven zijnde B-acteur uit vele zwart-witfilms. Hiermee moet hij op het web terug te vinden zijn.

En omdat we nu toch over geschiedenis spreken: was het vroeger beter?
Marie-Henri Beyle (Stendhal) schreef in 1835-36 een autobiografie: «Vie de Henry Brulard»Hij vertelt daarin, dat in het rijke gezin waar hij opgroeide (vader, grootvader, tantes en twee zussen, want zijn moeder was gestorven toen hij pas zeven was) er ‘s ochtends uit een hoop kranten voorgelezen werd.

Zijn verhaal zal de baron van Circus Sanoma maar matig bevallen, want er werd blijkbaar toen ook al gestolen. Akkoord, op kleinere schaal, maar het ging in die tijd wel om kranten en bladen waar werkelijk iets in stond.

De familie van de kleine Henri woonde in Grenoble en de kranten kwamen uit Parijs. Ze werden bezorgd door zekere mijnheer Santerre, mooie grote man die vroeger een losbandig leven had geleid, wat door de familie vanzelfsprekend werd afgekeurd:

« Hij bezorgde, ik meen om de twee dagen, of laten we zeggen als de post uit Parijs arriveerde, aan mijn grootvader vijf of zes kranten die aan anderen geadresseerd waren, en die wij nog vóór die anderen lazen. Mijnheer Santerre kwam tegen de middag, rond een uur of elf, en wij gaven hem als dejeuner een half glas wijn en brood. […]
Mijn idee dat mijnheer Santerre niet elke dag langskwam, berust op het aantal kranten dat er te lezen viel. Maar misschien was het in plaats van meerdere nummers van één krant, eerder een groot aantal verschillende kranten.
Soms, als mijn grootvader verkouden was, kreeg ik de taak om voor te lezen. Wat een onhandigheid van mijn tirannen! Het was alsof de Pausen een bibliotheek hadden opgericht, in plaats van alle boeken te verbranden zoals Omar het deed (al is er betwisting over deze mooie ingreep).
Van al deze voorlezingen, die meen ik doorgingen tot een jaar na de dood van Robespierre en die elke ochtend flink twee uur duurden, herinner ik mij niet dat het ook maar één keer is voorgekomen dat ik het eens was met de meningen die mijn huisgenoten uitspraken.
Uit voorzichtigheid zweeg ik, en als ik dan toch een keer wilde spreken, dan weerlegden ze mij niet maar legde men mij het zwijgen op. »

Kranten en bladen kunnen nog leven, maar niet als ze van circusbaronnen moeten afhangen.



http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html