Laurette met haar laarsjes moet hier nog eens ter sprake komen, niet speciaal omwille van die laarsjes maar meer in het algemeen. En ik weet wel, ze heeft al een advocaat, maar een tweede kan nooit kwaad. Ik zou namelijk graag haar recente uitlatingen enigszins willen relativeren, en bijvoorbeeld ook die over «les mérules flamandes» destijds, de Vlaamse zwammen.
Je zult zeggen: haar beeldspraak is wat gezwollen. Ja, dat is zo, maar als het over de Vlamingen gaat, dan past die beeldspraak in een wijdverbreide francofone retorische conventie, een topos dus. En deze topos overstijgt de partijgrenzen wil ik aantonen. Het zou verkeerd zijn om bepaalde wendingen uitsluitend op haar rekening of die van de PS te schrijven.
Ik las net een boekje, pas uitgegeven door de Académie royale de Belgique, en geschreven door de gezaghebbende historicus van de ULB, Hervé Hasquin, oud-politicus ook van de MR.
«Déconstruire la Belgique?», heet het en het kreeg als ondertitel: «Pour lui donner un avenir?». Zeer lezenswaardig werkje, 135 bladzijden, vijf euro.
Hasquin geeft daarin een voorbeeld uit weer een ander boekje, «Belgique. La descente au tombeau» (2008), van de hand van Pol Vandromme (1927-2009). Vandromme was onder meer nog hoofdredacteur van het christendemocratische blad Le Rappel uit Charleroi. Hij droeg zijn blijkbaar somber gestemde boekje op «Aux anciens Belges», en besloot met wat Hasquin noemt «une envolée dont l’auteur avait le secret», een gloed, een vervoering waarvan de auteur het geheim bezat.
Eerst de vertaling van die envolée:
De verbrokkelde en in stukken gehakte Staat zal enkel nog een lege schelp zijn; het flamingantisme zal hem eens en voorgoed ontbonden hebben. Wat er zal overblijven is de fictie van een Staat, die men uit gewoonte België zal blijven noemen, nostalgisch-beleefd en uit dankbaarheid ook jegens enkele oude Belgen – Simenon, Michaux, Hergé, Verhaeren, Ensor, Memling – van wie de herinnering niet zal zijn uitgewist door de nieuwe chaotische tijden en de nieuwe heren zonder geheugen.
Onze buren zullen medelijden met ons hebben, net zoals ze dat hadden met de kastanjelaar van Anne Frank, aangevreten door ongedierte, van binnenuit verrot, maar die men bewaart als een zielige herinnering, als het laatste dat het arme meisje, ondergedoken in haar schuilplaats nog aan het leven bond in die tijd van bestiale vervolging.
L’État démembré et dépecé ne sera plus qu’une coquille vide; le flamingantisme l’aura dissous pour de bon. Restera une fiction d’État, que l’on continuera d’appeler Belgique, par habitude, par politesse-retro, par gratitude aussi envers d’anciens Belges – Simenon, Michaux, Hergé, Verhaeren, Ensor, Memling – dont la mémoire n’aura pas été effacée par les nouveaux temps chaotiques et les nouveaux messieurs amnésiques.
Nos voisins auront pitié de nous, ainsi qu’ils l’eurent du marronnier d’Anne Frank, rongé par la vermine, pourri de l’intérieur, mais que l’on conserve artificiellement comme un souvenir piteux, le dernier qui rattacha à la vie la pauvre enfant terrée dans sa cache à l’époque de la persécution bestiale.
Vlamingen die niet enthousiast zijn over de staat België in een adem noemen met de nazi’s is dus allerminst een prerogatief van Laurette.
De schaamteloze manier waarop wijlen Vandromme tot zelfs Anne Frank inriep om zijn Belgique te verdedigen, getuigde behalve van intellectuele onmacht ook van Vlamingenhaat tout court.
Nee, «le bruit des bottes» was geen toevallige uitschuiver en die zwammen waren ook geen ingeving van het moment: Laurette haar uitspraken getuigen van een gezonde zin voor traditie.