Heine aan zijn Duitse lezers
Klara brengt de mooie Napoleonreeks opnieuw, telkens op zondag. Hier kunt u als voorsmaakje een fragment horen, en lezen wat Heinrich Heine schreef toen hij in Parijs (waar hij woonde) de lijkstoet voorbij zag trekken, op weg naar het praalgraf in Les Invalides.
Karel Nijs las dit fragment heel mooi, en hieronder staat de tekst iets uitgebreider. Heine schreef voor een Duits publiek, en zijn politieke boodschap komt daarmee beter uit de verf. Die boodschap was namelijk de verzoening tussen Duitsland en Frankrijk want: de toekomst ruikt naar juchtleer, naar bloed, naar goddeloosheid en naar hevig geknuppel. Ik raad onze nakomelingen aan ter wereld te komen met een bijzonder dik rugvel.
De krijgszuchtige neigingen, die al sinds de tijd van de Galliërs bij de Fransen zo wild oplaaiden en opborrelden, zijn nu bepaald uitgedoofd, en hoe weinig militaire furor francese er onder hen vandaag nog heerst, bleek bij de begrafenisplechtigheid van keizer Napoleon Bonaparte. Ik kan het niet eens zijn met de verslaggevers die in het schouwspel van deze wonderbare begrafenis enkel pronk en staatsie zagen. Zij hadden geen oog voor de gevoelens die het Franse volk ten diepste aangrepen. Dat waren immers geen gevoelens van soldateske eerzucht of trots, het was geen pretoriaans gejuich dat de zegevierende imperator begeleidde, of de luidruchtige roem- en roofzucht die men zich in Duitsland nog herinnert van de dagen van het Empire. De oude veroveraars hebben sedertdien het tijdelijke met het eeuwige verwisseld, en het was een heel nieuwe generatie die de begrafenis gadesloeg en, zo niet brandend van toorn keek zij in piëteitsvolle weemoed naar de gouden katafalk, waarin tegelijk alle vreugde en leed, de glorievolle dwalingen en de gebroken hoop van hun vaders, de waarachtige ziel van hun vaders gekist lag! Er waren meer stomme tranen dan luid geroep.
En het hele vertoon was zo fabelachtig, zo sprookjesachtig, dat men nauwelijks zijn ogen geloofde, dat men meende te dromen. Want deze Napoleon Bonaparte die men zag begraven, was voor het huidige geslacht al lang weggedeemsterd in het rijk der sagen, bij de schaduwen van Alexander van Macedonië en Karel de Grote, en zie nu! op een koude winterdag verschijnt hij te midden van de levenden, op een gouden zegewagen die spookachtig voorbijgerold komt in de witte ochtendnevelen.
Als bij wonder trokken deze nevelen op, zodra de lijkstoet de Champs-Élysées bereikte. Hier brak plots de zon door de grauwe wolkenmassa, en kuste zij voor de laatste keer haar lieveling en strooide rozige lichtpunten op de keizerlijke adelaar die voorop gedragen werd, en als met een zacht medelijden bestraalde zij de schaarse overblijfselen van die legioenen, die ooit nog in stormpas de wereld hadden veroverd, en nu in verschoten uniformen, met zwakke ledematen en ouderwetse manieren al rouwend achter de lijkwagen voorbij schuifelden.
De keizer is dood. Met hem stierf de laatste held van de oude stempel, en de nieuwe wereld van burgermannetjes herademt, als verlost van een flitsende nachtmerrie. Boven zijn graf verheft zich de industriële burgerwereld, die heel andere helden bewondert, zoals bijvoorbeeld de deugdzame Lafayette, of James Watt, de katoenspinner.