29 maart 2016

Hoe kun je als journalist het best liegen?



Die vraag is minder eenvoudig te beantwoorden dan het lijkt, en mijn indruk is dat er geen uniek en alleenzaligmakend recept bestaat. Veel hangt bijvoorbeeld af van de mate van minachting die je hebt voor je lezer, kijker of luisteraar. Beschouw je hem als een volmaakte domkop, dan kun je met een kinderlijke ontkenning van algemeen bekende feiten volstaan. Het is een vaak voorkomende techniek. Denk je als journalist echter dat je lezer, luisteraar of kijker toch in een bepaalde mate met rede begiftigd is, dan kun je beter naar andere, minder riskante middelen grijpen. Een succesvolle methode is om in bepaalde gevallen gewoon te zwijgen over vervelende aspecten van een zaak, maar de lezende, luisterende of kijkende klant wel te overrompelen met een opsomming van niet ter zake doende details. Men mag dan hopen dat zijn geest van pure verveling zal afdwalen van de essentie die je hem zo graag wil onthouden. Als alles goed gebracht wordt, zal hij daar zelfs geen vermoeden van hebben.

Nemen we nu de herovering van de stad Palmyra. Iedereen die een beetje met het web vertrouwd is, heeft natuurlijk de foto’s gezien van de Russische soldaten, cпецназ, special forces die het echte werk hebben gedaan, maar vervolgens de eer om als eersten de stad binnen te marcheren aan de Syrische soldaten hebben gelaten (zoals ook hier bij de Bevrijding destijds gebeurde, dat hoort zo).

Jorn de Cock, de man van De Standaard, minacht zijn lezer blijkbaar niet totaal en hij ontkent dus niets dat iedereen toch weet, maar hij zwijgt over die Russen. Jorn schrijft over van alles en nog wat, maar een Rus heeft hij niet gezien: “Een amalgaam van legers, milities en buitenlandse luchtmachten boekt nu successen tegen IS, van de Koerdische YPG-strijders via de peshmerga in Noord-Irak, tot het Iraake leger en sjiitische milities in West-Irak.”

Kijk, dat is mooi gedaan: een opsomming die volledigheid suggereert, en een langdradige zinsbouw die verveling moet opwekken, Gaaf werk Jorn!

Yvan Mayeur geeft uitleg aan de Fransen


Omdat er niets boven een transcriptie, plus een betrouwbare vertaling gaat, hier een fragment uit het gesprek dat Yvan Mayeur had met Léa Salamé, in het ochtendprogramma van France Inter:

Léa Salamé: U hebt niet uw eigen elf januari kunnen krijgen, want de mars van zondag moest om veiligheidsredenen afgezegd worden. Wat we integendeel wel kregen waren vierhonderd hooligans, voornamelijk uit Vlaanderen, die in uw stad zijn komen aanwaaien. Wat is er gebeurd? Wiens schuld is dat?
Yvan Mayeur: Wel, duidelijk de schuld van de minister van binnenlandse zaken, die dat heeft laten gebeuren, maar die denk ik politiek zeer dicht bij dat volk staat, en er is dus een smerig politiek spel gespeeld…
LS: Hij komt uit de nationalistische partij…
YM: Ja, rechts-nationalistisch, en die is helaas aan de macht in België, en zij leunt zeer, zeer nauw aan bij dit soort volk.
LS: U stelt duidelijk hem aansprakelijk.
YM: Ja, heb ik ook duidelijk gezegd.
LS: Hijzelf zegt dat u op de hoogte was.
YM: Non non non…
LS: U had voldoende middelen en versterkingen gekregen…
YM: Ja, maar hij weet zeer goed dat de middelen die ik kreeg bestemd waren voor heel iets anders, namelijk voor een reële dreiging rond het Beursplein.



Léa Salamé: Vous n’avez pas pu avoir votre onze janvier à vous, puisque la marche de dimanche a dû être annulée pour des raisons de sécurité. En revanche, il y a eu quatre cents hooligans, principalement venus de Flandre, qui ont débarqué dans votre ville. Qu’est-ce qui s’est passé ? La faute à qui ?
Yvan Mayeur: Eh bien, la faute clairement au ministre de l’intérieur qui a laissé faire ça, mais qui est très proche je pense de ces gens, politiquement, et donc il y a un sale jeu politique…
LS: Il est issu du parti nationaliste…
YM: Oui, nationaliste de droite, qui est au pouvoir malheureusement en Belgique, et qui est très, très proche de ces gens-là.
LS: Vous le mettez clairement en cause.
YM: Oui, je l’ai dit clairement.
LS: Lui il dit que vous étiez au courant.
YM: Non non non…
LS: Vous aviez reçu les moyens et des renforts suffisants.
YM: Oui, mais, il sait très bien que les moyens que j’ai reçus étaient destinés à toute autre chose, c’est-à-dire une réelle menace sur la Bourse.

25 maart 2016

Béatrice Delvaux heeft een boodschap voor de Franse tv-kijker


Sommigen mogen dan akkoord gaan om het communautaire buiten beeld te houden, maar niet zo Béatrice Delvaux: zij spreekt over de taalgrens en betwist grondgebied.

"Des paroles et des actes" is een twee uur durend programma van France2, gepresenteerd door de bekende nieuwsanker David Pujadas. De aflevering van gisteren had als titel: "L'Europe face au terrorisme". In het eerste uur was een van de gasten Malika Sorel, een vrouw die ik hier nog niet zo gauw op een televisieplateau zie, want haar standpunten zijn vaak niet helemaal correct gestroomlijnd. Als tegengewicht had Pujadas dus de correcte, maar helaas ook narcistische en babbelzieke clown Bernard-Henri Lévy uitgenodigd.

Maar daar gaat het niet over. In het tweede uur zaten onder meer Philippe Moureaux en Béatrice Delvaux, en het werd een bijwijlen interessant debat. U kunt het hier zien. Typisch voor Béatrice Delvaux was dat zij in haar laatste tussenkomst, en al ging de hele uitzending over de afschuwelijke actualiteit, toch niet vergat om het Franse kijkpubliek nog gauw een boodschap mee te geven over de communautaire problemen in België. Zoiets zal wel zijn effect hebben dacht ze blijkbaar, maar naar mijn smaak heeft Delvaux zich onzorgvuldig uitgedrukt en zullen haar lezers, voorstanders van “Bruxelles, région à part entière”, er niet volkomen gelukkig mee zijn geweest. Béatrice gaf zelfs de indruk dat ze een soort voogdij over Brussel aan het verdedigen was.

Oordeelt u zelf, ik vertaal even en onder de vertaling geef ik de transcriptie. Twee probleempjes hierbij ‘fait divers’ (de woorden van burgemeester Thielemans destijds), staat wel in de Dikke van Dale, maar in het Frans heeft die uitdrukking een andere gevoelswaarde. Er is bijvoorbeeld de technische, journalistieke betekenis: gemengd nieuws. In het Nederlands betekent fait divers ook iets als 'onbelangrijk', een voorvalletje, dat niet ondergebracht kan worden bij politiek, sport enzovoort, gebroken armen en benen bijna. In het Frans overweegt de eerste betekenis. Dat verklaart waarom de uitlating van Freddy Thielemans slecht begrepen werd, en in Vlaanderen voor verontwaardiging zorgde. Verder gebruikt Delvaux het adjectief 'identitaire', dat ik met identitair vertaald heb, al bestaat dat woord in het Nederlands niet, en geeft de vertalende grote van Dale enkel 'identiteits-, van de identiteit'. Dit gezegd:

Kijk, in België ontbreekt het ons aan een gezamenlijk project, “identitair” in de positieve zin van het woord is. Wie kan ook verwachten dat die jongeren zich ergens in herkennen waar wijzelf niet achter staan? En bijgevolg wordt er geruzied, tussen Vlamingen en francofonen wordt er geruzied over stukjes grondgebied. Brussel laat men in de steek, en zegt “Zoek het zelf maar uit, dop uw eigen boontjes”. En dan plots, als het verkeerd gaat, zegt men: “Ah, maar Brussel, dat marcheert niet, wat moeten we nu weer beginnen?” Als we daar toch eens mee ophielden. Als we nu eens ophielden te geloven dat we beter af zijn, elk op zich in zijn kleine huisje, en als we eens een waarlijk gemeenschappelijk project ontwikkelden, daarbij steunend op de interne kritiek van de moslims zelf, die bereid zijn die kritiek te leveren, wat zeer waardevol is – Rachid Benzine deed dat vanmorgen nog in onze krant – en als wij dan, steunend op die, tussen aanhalingstekens nieuwe elite, want die mensen hebben een boodschap, en tonen de weg om te ontsnappen aan de fataliteit van die wijken. Maar vandaag denk ik, ik heb… ik herinner me dat bij de Soir wij op een gegeven moment iets hebben aangebracht, er waren zaken gebeurd, op dat moment nog “gemengd nieuws”: er was in Brussel met een kalasjnikov geschoten. De Vlamingen zeiden toen: “Brussel, dat is Chicago”, en de francofonen zeiden “dat is een fait divers”. En wij zijn toen met een Vlaamse krant samen een wederzijdse vrije tribune begonnen, en zegden aan de politici van beide kanten, “hou nu toch eens op met jullie dwaasheden, in Brussel ligt een sociale bom die op ontploffen staat.” En wat we dan schreven was: we moeten ons daar samen mee bezighouden, en niet door aan beide kanten van de taalgrens te bekvechten. Dat was niet gisteren, hè! dat was enkele jaren terug. En dus ben ik wat dat betreft lichtelijk wanhopig.



Eh bien, en Belgique on manque d’un projet collectif, identitaire au sens positif du terme. Comment voulez-vous que ces jeunes se reconnaissent dans quelque chose que nous ne portons pas nous-mêmes ? Et donc on se dispute, entre Flamands et francophones on se dispute de bouts de territoire. On laisse Bruxelles à l’abandon, en disant « mais démerdez-vous, faites vous-mêmes ». Et puis alors soudain, quand ça ne va pas on dit : « ah mais ça ne va pas Bruxelles, et qu’est-ce qu’on va faire ? » Mais si on arrêtait ça, et si on arrêtait de se croire qu’on est mieux tout seul dans sa petite maison, et qu’on développe un vrai projet collectif en s’appuyant sur la critique interne de musulmans qui sont prêts à porter une critique et qui est très importante, Rachid Benzine les a encore données dans notre journal ce matin, et ensuite en s’appuyant sur les nouvelles élites entre guillemets, mais ces gens qui sont porteurs d’un message et d’une possibilité d’échapper à une fatalité de ces quartiers. Mais je pense qu’aujourd’hui, moi j’ai… je me rappelle, au Soir nous avions dénoncé à un moment donné, il y avait des faits, à ce moment des faits divers, des tirs à la kalachnikov, dans Bruxelles. Les Flamands avaient dit « c’est Chicago Bruxelles » et les francophones avaient dit « c’est un fait-divers ». Et nous avions fait avec un journal flamand une carte blanche commune, en disant aux hommes politiques des deux bords, « mais arrêtez vos bêtises, il y a une bombe sociale à Bruxelles et elle va exploser. » Et cette chose que nous avons écrite en disant : il faut s’en occuper ensemble, et pas en se disputant des deux côtés de la frontière linguistique. C’était pas hier, hein, c’était il y a plusieurs années. Et donc en cela je suis un petit peu désespérée.

22 maart 2016

Wie zijn geloof afzweert is het daarom nog niet kwijt


Joël De Ceulaer was nogal snel met zijn voorstel
om Bart Somers aan een deeltijdse job te helpen

“En toch mogen we ons niet laten intimideren door de haatpredikanten die roepen dat ze het altijd hebben voorspeld, dat de islam nu eenmaal niet thuishoort in Europa en dat de multiculturele apocalyps onafwendbaar is”lees ik vandaag bij Joël De Ceulaer.

Op te merken valt dat wie iets voorspelt en naderhand de feiten lijkt mee te krijgen, altijd al banbliksems over zich heen heeft gekregen. We zullen hier geen oude Grieken citeren, maar dat zo iemand dan “haatpredikant” genoemd wordt is normaal. En die predikant heeft dan ook geroepen, niet gesproken. En hij heeft geprobeerd onschuldige zielen te intimideren, weliswaar enkel met woorden, maar niettemin.

En ongetwijfeld noemde die predikant de islam bij naam, en deed hij dat jaren aan een stuk, en gebruikte hij nooit de eufemistische termen “islamist” of “extremist” of “wahhabist” of “terrorist”, omschrijvingen waar journalisten zo tuk op zijn. Goed, maar dat waren zoals gezegd enkel woorden, die predikant gebruikte geen kogels en geen spijkerbommen, geen echte dingen dus.


Toch is hij de echte schuldige voor die echte dingen, vindt De Ceulaer: in zijn stuk komt de islamleer helemaal niet voor. Die leer en traditie spelen voor hem geen rol en blijven buiten beeld.

Wat hij wel doet als er echte dingen gebeuren in de echte wereld, is de schuld verschuiven, of proberen te verschuiven. Ik heb daar begrip voor: Joël is een goede katholiek, al zegt hij dat hij zijn geloof heeft afgezworen, en het liefst van al wil hij dus zijn biecht spreken, al zijn Westerse zonden bekennen en dan vergiffenis krijgen en naar de hemel gaan. Daarin verschilt hij niet van de meeste andere journalisten moet gezegd worden, want die leven allemaal onder één dak – in één mystiek lichaam – al wisselen ze wel eens van redactielokaal. Bonnet blanc ou blanc bonnet, wat maakt het uit?

Nu moet ik nog een citaat opsnorren, want dat doe ik graag en het staat altijd chic.

Bon, Simenon dan. Die schreef ooit in zijn « Crime Impuni » (Presses de la Cité, 1954): « La grande faute, c’est d’accorder l’impunité, parce que alors tout est faussé et que ce sont les innocents qui se prennent pour les coupables, qui deviennent coupables, au fond, par faiblesse. »
[De grote vergissing is het straffeloosheid te verlenen, want dan wordt alles vertekend en zijn het de onschuldigen die zich voor schuldig houden, en in wezen schuldig worden, door hun zwakte]

Joël mag nog zo zijn best doen, maar die zwakte laat ik me als ongelovige niet aanpraten.


21 maart 2016

Manager cultuur bij De Standaard


“Het was me nog niet eerder opgevallen.” u zult erkennen, lezer, dit is een krachtige, korte, verrassende beginzin. De auteur dwingt je als het ware om verder te lezen. Ik heb die zin dan ook niet zelf gevonden, en evenmin heb ik hem uit een schrijfcursus, zoals u misschien vermoedde. Nee, ik heb die aanhef schaamteloos gestolen van zekere Tom Heremans, die op pagina twee in De Standaard een cursiefje had vandaag.

Het ging over de advocaat Sven Mary, die zich niet goed wist te kleden. Tom houdt niet van parka’s en sneakers. Nu zult u vragen waarom ik dergelijke dingen lees, en inderdaad, ik lees zo min mogelijk het flauwe, het amechtige, saaie, teuterige, voorspelbare woordgestuntel van De Standaard, maar soms komt het toch voor dat ik in een restaurant in de buurt waar ik laat op de avond iets eet de Kwaliteitskrant ter hand neem (een mens is moe, heeft honger, wil een frisse pint, en het kan niet altijd Stendhal of Simenon zijn).

Goed, ik las dus Heremans, maar het is allerminst mijn bedoeling om hier op de man te spelen, zoals journalisten zo mooi zeggen. want tot vanavond was ik niet eens op de hoogte van Tom zijn bestaan, of ik had zijn naam nooit in mijn geheugen opgeslagen, dat is ook mogelijk (maar nu zie ik op Google en tot mijn schrik dat deze Tom “hoofd cultuur”, of “manager cultuur” of iets dergelijks is bij de Kwaliteitskrant).

Heremans, maar dat leest u op het knipsel hiernaast – overtikken gaat niet zolang de spijzen nog niet verteerd zijn  is heel grappig, en hij heeft het behalve op parka’s en sneakers ook op “teensletsen”, poncho’s en patchouli gemunt. Veel plezier met zijn cursief proza, lezer!

12 maart 2016

Association Royale Athlétique “La Gantoise” (1864)


Nu er een probleem gerezen is met die indiaan van de Association Royale Athlétique “La Gantoise” (de Gantwoize zoals we vroeger zegden, of den Azjee), vraag ik mij af of het onderstaande, prachtige gedicht nog mag gelezen worden in die kinderachtige, preutse, nuffige Verenigde Staten. Want in dit gedicht komt ook een squaw voor…
Ik geef het hieronder, tevens als mijn verlate bijdrage aan de vrouwendag:


THE FEMALE OF THE SPECIES

When the Himalayan peasant meets the he-bear in its pride,
He shouts to scare the monster who will often turn aside.
But the she-bear thus accosted rends the peasant tooth and nail.
For the female of the species is more deadly than the male.

When Nag, the wayside cobra, hears the careless foot of man,
He will sometimes wriggle sideways and avoid it if he can.
But his mate makes no such motion where she camps beside the trail—
For the female of the species is more deadly than the male.

When the early Jesuit fathers preached to Hurons and Choctaws,
They prayed to be delivered from the vengeance of the squaws—
'Twas the women, not the warriors, turned those stark enthusiasts pale—
For the female of the species is more deadly than the male.

Man's timid heart is bursting with the things he must not say,
For the Woman that God gave him isn't his to give away;
But when hunter meets with husband, each confirms the other's tale—
The female of the species is more deadly than the male.

Man, a bear in most relations, worm and savage otherwise,
Man propounds negotiations, Man accepts the compromise;
Very rarely will he squarely push the logic of a fact
To its ultimate conclusion in unmitigated act.

Fear, or foolishness, impels him, ere he lay the wicked low,
To concede some form of trial even to his fiercest foe.
Mirth obscene diverts his anger; Doubt and Pity oft perplex
Him in dealing with an issue——to the scandal of the Sex!

But the Woman that God gave him, every fibre of her frame
Proves her launched for one sole issue, armed and engined for the same,
And to serve that single issue, lest the generations fail,
The female of the species must be deadlier than the male.

She who faces Death by torture for each life beneath her breast
May not deal in doubt or pity——must not swerve for fact or jest.
These be purely male diversions——not in these her honour dwells—
She, the Other Law we live by, is that Law and nothing else!

She can bring no more to living than the powers that make her great
As the Mother of the Infant and the Mistress of the Mate;
And when Babe and Man are lacking and she strides unclaimed to claim
Her right as femme (and baron), her equipment is the same.

She is wedded to convictions——in default of grosser ties;
Her contentions are her children, Heaven help him, who denies!
He will meet no cool discussion, but the instant, white-hot, wild
Wakened female of the species warring as for spouse and child.

Unprovoked and awful charges——even so the she-bear fights;
Speech that drips, corrodes and poisons——even so the cobra bites;
Scientific vivisection of one nerve till it is raw,
And the victim writhes in anguish——like the Jesuit with the squaw!

So it comes that Man, the coward, when he gathers to confer
With his fellow-braves in council, dare not leave a place for her
Where, at war with Life and Conscience, he uplifts his erring hands
To some God of Abstract Justice——which no woman understands.

And Man knows it! Knows, moreover, that the Woman that God gave him
Must command but may not govern; shall enthrall but not enslave him.
And She knows, because She warns him and Her instincts never fail,
That the female of Her species is more deadly than the male!

Rudyard Kipling (1911)

10 maart 2016

Een pleintje ter ere van Journalisten


Na de slag bij Waterloo zou Napoleon gezegd hebben dat de geschiedenis bestaat uit een reeks leugens waar we het eens over zijn. De Bulgaarse politicus Todor Tanev moet als jongeman goed hebben opgelet in de les geschiedenis en was het met Napoleon blijkbaar eens.

Todor Tanev werd later minister van Onderwijs en Wetenschappen, en zoals alle ministers van onderwijs en wetenschappen in alle landen vond ook hij dat het onderwijs aan hervorming toe was. De kwaliteit moest omhoog, schooluitval en watervallen dienden bestreden te worden. Vooral de lessen taal, literatuur en geschiedenis waren een bestendige zorg voor hem. Nu kregen leerlingen vaak dingen te lezen die niet geschikt voor hen waren, die zij nog niet konden plaatsen. Onvermijdelijk trokken ze dan verkeerde conclusies, en zoals het een professor in de sociologie past, wilde Tanev hier iets aan doen.
Die literatuurlijst deugde niet, en ook de geschiedenislessen moesten op een andere leest geschoeid worden. Boeken die te expliciet het nationale bewustzijn aanwakkerden, en bijvoorbeeld handelden over het Ottomaanse bewind (1396-1878), konden beter verdwijnen uit de lijst. Onder meer de klassieke roman “Onder het Juk” (1893) van Ivan Vasov, die de mislukte opstand van 1876 tegen de Ottomanen beschrijft, waarbij toen duizenden Bulgaren werden afgeslacht op de meest wreedaardige manieren, zou niet langer op school worden gelezen.
Maar ook de gangbare woordenschat was niet goed. Vele begrippen wilde Tanev meteen geschrapt zien. Termen als “het Ottomaanse Juk”, die bij de Bulgaren algemeen zijn – men zegt dat nooit anders – mochten in de klas niet meer vallen, en zo zou het onderwijs ervoor zorgen dat ze geleidelijk uit de Bulgaarse hoofden verdwenen. In de plaats van dat juk stelde Tadev voor om de goede en neutrale term “co-existentie” te gebruiken.
Je bent tenslotte ergens minister voor en alle bestuurders in alle landen willen het vocabularium van het volk graag onder controle houden. Ik zou hier Orwell kunnen citeren, maar dat doe ik niet want ik vind hem een weliswaar deugdzame, maar soms wat vervelende schrijver.

Maar dan bleef nog het probleem van de Nationale Feestdag op drie maart, met daaropvolgend nog eens drie dagen vrij voor alle Bulgaren. Scholen dicht, bedrijven dicht, alles dicht, fanfares, optochten, militaire parades, en de hele bevolking met bloemen en wimpels de straat op, kinderen en grijsaards. Ден на освобождението на българия от османско робство! is de officiële benaming van die derde maart: “Dag van de bevrijding van Bulgarije van de Ottomaanse overheersing!”

Minister-socioloog Tanev vond dat die naam niet langer kon. Dat mocht wat neutraler, en de wet moest veranderd worden. Maar net als met zijn onderwijshervormingen had hij hier te zeer op eigen houtje gehandeld, en de bevolking nam zijn goedbedoelde praatjes niet langer. Het volkse protest was zo massaal en zo vasthoudend dat de eerste minister eind februari zijn ontslag vroeg, en een paar dagen later werd hij inderdaad vervangen. Zijn sociologische fantasietjes waren geschiedenis en de feestdag ging door onder de oude naam.
De officiële reden voor Tanev zijn ontslag was “aanhoudende moeilijkheden in zijn ministerie en in de sector.”

Misschien kun je deze gang van zaken wel democratisch noemen want de minister had geen draagvlak, zoals journalisten graag zeggen. Tanev had geen rekening gehouden met de grondstroom.
Maar het bijzondere, en voor ons misschien verrassende was dat de Bulgaarse journalisten, van alle kranten en media, dat protest van de bevolking gewoon weergaven. Ze moffelden het niet weg en gaven er ook geen correcte duiding aan.
Blijkbaar vinden zij hun geloofwaardigheid belangrijk, en nu begrijp ik waarom er in een mooie wijk van Sofia een met bomen omzoomd pleintje ligt dat Площад Журналист heet: Journalistenplein.

1 maart 2016

Feiten, meningen, duiding en framing


Vaak lees of hoor je dat journalisten geen feiten van meningen kunnen onderscheiden, en al zeker niet van hun eigen mening. Journalisten spreken die lasterpraatjes natuurlijk tegen.
Laten we daarom even kijken naar een bladzijde uit De Standaard van vandaag. We zien een artikel van Natalie Nougayrède, oud-hoofdredactrice van Le Monde. Het is een vertaling uit The Guardian, maar ik heb uit luiheid die vertaling niet gecontroleerd. We leven in vertrouwen.
En omdat ik vind dat mijn lezer ook wel eens lui mag zijn, bespreek ik maar een fragmentje uit haar artikel, namelijk wat rechts hieronder te zien is (klik erop om te vergroten).  De eerste regels van dit knipsel mag hij zelfs buiten beschouwing laten, want we beginnen pas bij het woord “pessimisten”.
Natalie zegt in die regels wel iets over de slag bij Agincourt (die echt heeft plaatsgehad, en wel op 25 oktober 1415) maar vergeet dat haar schrijfwijze een geschiedkundig standpunt verraadt: de Fransen schrijven Azincourt. Nu, daarover zullen we het zoals beloofd niet hebben, en evenmin trouwens over de titel bovenaan: “Europa, omdat het moet”, want Natalie bedoelt natuurlijk “EU omdat het moet volgens The Guardian”. Dat is een te banale journalistieke fout om er nog aandacht aan te besteden.

“Pessimisten verwachten dat de EU weldra verleden tijd zal zijn” Die verwachting bestaat echt, en behoort dus tot de feiten, maar een kwalificatie als “pessimisten” behoort weer tot de journalistieke meningen, of tot de duiding of framing, zoals u het noemen wilt.
“Maar als je goed kijkt, zie je net het tegendeel.” Dat goed kijken is een oud-hoofdredactrice ongetwijfeld gegeven, maar niet iedereen zal ook dat tegendeel zien, aangezien haar argument is: “Want terwijl de spanningen toenemen, is de EU noodzakelijker dan ooit”. De ongetwijfeld charmante Natalie presenteert dit als een feit, wat die spanningen ook echt zijn, maar die noodzakelijkheid is alweer enkel haar mening, al staaft ze die wel: “Ze is het onmisbare kader om irrationeel gedrag tegen te gaan. Ze is de enige fatsoenlijke uitweg uit de oude twisten, die zoals we allemaal weer ontdekken, een taai leven leiden.” Fatsoenlijkheid en irrationaliteit behoren helaas alweer tot het vocabularium dat bij de meningen, de appreciaties, de morele oordelen hoort, niet bij dat van de feitelijke mededelingen.
Ik wilde hier eigenlijk al besluiten, maar Natalie gaat nog even door: “De EU is ons beste middel om te voorkomen dat we elkaar als vijanden gaan behandelen. Dat is niet gering.”
Dat laatste zinnetje doet me vermoeden dat ze haar artikel in het Frans heeft geschreven, en wij in De Standaard dus een vertaling van een vertaling hebben gelezen. Ce qui n’est pas rien.

Of laat me zelf dan ook nog even doorgaan. Onderaan leest de geduldige lezer dat er nooit aan een Europese Federale Staat is gedacht: de naties, de volkeren hebben altijd voorop gestaan. Dat is niet eens een mening maar gewoon een leugen, en Natalie moet dat eens navragen bij onze Guy Verhofstadt.

Bestaan er superieure talen?


Ooit wijdde ik een stukje aan de praat van Richard Miller van de MR. Volgens die onnozele hals was Frans een superieure taal, die bekrompenheid van geest om zo te zeggen automatisch uitsloot. Germaanse talen waren “gesloten” en dat leidde tot allerlei narigheden. Deze Miller was een tijdje minister in de Waalse regering (met Kunsten en Letteren als portefeuille), Waals parlementsvoorzitter ook, en van 1999 tot 2001 nog eens lid van de raad van bestuur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding – dat recent de aandoenlijke pseudo-Latijnse naam Unia kreeg. Dat Richard daar bestuurslid was, valt wel te verdedigen want provincialisme is nog geen racisme.
En tenslotte vond je dat Franse provincialisme al terug in de achttiende eeuw, bij Rivarol bijvoorbeeld. Maar deze Rivarol was echt verstandig en spiritueel en grappig, al bedoelde hij zijn Discours sur l’Universalité de la Langue française (1784) heel serieus. Daarin bewees hij glashelder de suprematie van toevallig zijn eigen taal boven alle andere, zowel wat grammatica als woordenschat betreft. Het boekje is nog altijd verkrijgbaar (Parijs, Arléa, 1998, 30 Franse frank) en ik kan het iedereen aanraden, het is een juweeltje.

Ik moest hieraan denken, toen ik een podcast beluisterde van de Australische radio, een gesprek met wijlen Simon Leys (pseudoniem van Pierre Ryckmans), een man die zowat het tegendeel was van bekrompenheid, die in het Frans, Engels en Chinees schreef, en die genoeg Nederlands kende om de Havelaar een groot boek te noemen.

Aan het eind van het gesprek zei Leys dit:

Het is… er zijn zaken die men in bepaalde culturen op een unieke wijze heeft gedaan en waarvoor bijvoorbeeld ik een zwak heb. Grote Chinese poëzie is voor mij de volledigste, de gulste poëtische vorm die men zich kan voorstellen, want ze is tegelijk… de betekenis van het gedicht is visueel, de kalligrafie ervan. Er zit geen grammaticaal dood hout aan, geen lidwoorden, verbuigingen, vervoegingen enzovoort. Ze is dus als een grote klok, die slag na slag galmt. Elk woord draagt betekenis en is prachtig op zich. Chinese poëzie is dus zo’n unieke uitdrukkingsvorm die… vooreerst is ze al makkelijker te onthouden dan om het even welke andere. Ik denk niet dat ik me aan holle opschepperij bezondig als ik meen dat er in mijn geheugen meer Chinese verzen zitten dan Engelse of Franse poëzie. En hoeveel ik ook van het Frans houd, naar mijn gevoel kan de Franse poëzie niet naast de Engelse staan, zelfs niet naast de Vlaamse poëzie. Frans heeft geen tonisch accent, en bijgevolg is het een erg vlakke taal die [?]. Maar hier waag ik me aan wilde veralgemeningen, en al kun je verschillende talen dan vergelijken vanuit verschillende oogpunten enzovoort, je kunt zo niet tot de slotsom komen dat een cultuur superieur is.



Its… there are things which in some cultures have been done in unique ways that I would feel for instance a certain weakness for. Great Chinese poetry in my mind is the most, the fullest poetical expression one can conceive, because it’s both… the meaning of the poem is visual, the calligraphy of it. It’s free from all grammatical deadwood, no particles, declensions, conjugations and so on. So it’s like a big bell, ringing one blow after the next. Each word carries meaning and is beautiful in itself. So, Chinese poetry is such a unique means of expression which… first it’s more memorable than any other. I think I do not make empty boasting, but I think that I’ve staying in my memory more Chinese poems than I would have English or French poetry. However much I love French, I don’t feel that French poetry can compare with English poetry, not even with Flemish poetry. French has no tonic, tonic accent and so it’s a very flat language [which is …?]. But, I am venturing here in wild generalisations, and so you can compare different languages from different aspects and so on, but you cannot conclude on superiority of a culture, or …

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html