Europa maakt de vergissing de islam te interpreteren naar het model van het christendom
Le Figaro, 20 juli 2016
Rémi Brague, filosoof, specialist van de middeleeuwse Arabische filosofie, lid van het Institut, legt uit wat de theologische bronnen zijn waaruit de Islamitische Staat put, en verwondert zich erover dat men de mohammedaanse religie door een christelijk prisma blijft bekijken.
Le Figaro: Voortgaand op zijn omgeving had Mohamed Lahouaiej Bouhel niet het profiel van een jihadist. De minister van Binnenlandse Zaken had het over een ‘bliksemradicalisering’. Wat denkt u over die opmerking?
Ik sta wat perplex. In het specifieke geval van de moordenaar van Nice hebben we nog geen volledige klaarheid over zijn motieven. En wat het tempo ook is waarin ze plaatsheeft, ‘radicalisering’ is geen duidelijk afgebakend begrip. Vooraf zouden we het eens moeten worden over de wortels waar het woord naar verwijst
[de Franse woorden racine, en radicalisation gaan terug op het Latijnse radix, dat als eerste betekenis ‘wortel’ heeft, en verder volgens de Oxford Latin Dictionary: onderliggend gedeelte, basis, oorsprong, bron enzovoort.]. Waarom zou een terugkeer tot de bron naar misdaad moeten leiden?
De levensloop van de man (pretmaker, alcoholdrinker, salsadanser) spreekt juist voor een afstandelijkheid ten opzichte van de islam. Ook de mannen van 11 september hadden schijnbaar een ‘westerse’ levensstijl. Hoe is die schizofrenie te verklaren?
Vooreerst zouden we de verklaringen moeten natrekken van hen die over dit individu spreken. Nogal wat van de mensen die zich hebben laten ontploffen of gemoord hebben, worden ons voorgesteld als vriendelijke jongens, gedienstig en probleemloos, of zelfs, bij wijze van opperste compliment als voetbalspelers… Schizofrenie? Wellicht niet. Het is denkbaar dat het in praktijk brengen van de gewelddadige jihād voor sommigen een manier is om ‘vergiffenis te krijgen’ voor hun al te makkelijke aanpassing aan de westerse zeden, die als verdorven worden beschouwd, of nog, om zichzelf te bestraffen voor hun meegaandheid. Zichzelf opblazen gaat sneller dan een pijnlijk en lang proces van bekering aanvatten.
Daech [de Islamitische Staat]
lijkt een geweldige aantrekkingskracht uit te oefenen op delinquenten. Hoe verloopt die overgang van delinquentie naar de heilige oorlog?
Die overgang verklaren, of hem enkel maar analyseren, zou psychologische en sociologische vaardigheden vereisen die ik niet bezit. Maar ik zal nader ingaan op dat begrip ‘heilige oorlog’. Nogal wat moslims vandaag willen die uitdrukking graag vermijden, en enkel de Arabische term jihād gebruiken, soms begrepen als een puur geestelijke oefening, als een gevecht met de eigen passies. Je treft hem nochtans heel vaak aan in een zeer concrete betekenis, bijvoorbeeld in juridische handleidingen (fikh) [
plichtenleer; de jurisprudentie van de sharia], waar het hoofdstuk met als titel ‘jihād’ over heel feitelijke vijandelijkheden handelt. Daar legt men uit dat het om een zogenaamde verplichting ‘ten overvloede’ gaat: ze rust niet op alle moslims, en om aan de plicht tegemoet te komen volstaat het dat een bepaald aantal zich daarop toelegt. Het gaat dan over voorafgaande sommaties, men stelt zich de vraag of het toegestaan is de palmbomen van de tegenstander om te hakken of hem te bombarderen, en of men daartoe de vrouwen en kinderen moet doden die hij als schild gebruikt. Er wordt uitgelegd wat men met gevangenen aan moet, hoe de buit te verdelen enzovoort. In de mystieke betekenis gebruikt men trouwens eerder de andere term met dezelfde vorm en van dezelfde wortel, te weten mujâhada.
In elk geval loont het de moeite om stil te staan bij de paradox die besloten ligt in het samengaan van de woorden “heilige oorlog”. Daarin zit een kostbare boodschap vervat: de islam heeft op de andere levende religies dit immense voordeel, dat hij toelaat om in eenzelfde model het beste en het slechtste op één lijn te plaatsen, de laagste instincten en het meest heilige schepsel, moord en God. De kruisvaarders en inquisiteurs konden maar doen wat ze deden door zich in duizend bochten te wringen: de veroveringstochten van het Oude Testament, of de banvloeken tegen de ketters voor nog geldende aanbevelingen nemen enzovoort, en de Bergrede al helemaal omzeilen. Sommige verdwenen religies, zoals die van de Carthagers of de Azteken – en van de Galliërs! – namen die dubbelheid voor lief en bevalen mensenoffers. Voor de Islamitische Staat is het God die beveelt om jezelf op te offeren en daarbij zo veel mogelijk andere mensen te doden. Die islam laat ook toe om mensen die van hun leven niet veel hebben terechtgebracht te laten geloven dat alles de schuld van de anderen is, die slecht zijn, en die men dus uit de weg moet ruimen. Voelen dat men van ‘de partij van God’ is (Koran V,56) en strijd levert tegen “de slechtste dieren”, zijnde de ongelovigen (Koran VIII,22), kan voor een bepaalde opwinding zorgen. En overigens is elk schuldgevoel meteen van de baan, want het is God zelf die zijn vijanden doodt (Koran, VIII,17)
[‘doch niet gij hebt hen gedood, maar God heeft hen gedood’ (vertaling Kramers, bewerkt en geannoteerd door Jaber en Jansen, Arbeiderspers 1992)].
Volgens Gilles Kepel is het doel van de Islamitische Staat een burgeroorlog op ons grondgebied te ontketenen, en zo alle moslims van Frankrijk achter hun vaandel te krijgen. Deelt u die mening?
Daar kan ik me nauwelijks met gezag over uitspreken, maar het lijkt me heel goed mogelijk. Als dat het geval zou zijn, dan staan we voor een geactualiseerde versie van de tactiek die in de jaren zeventig door extremistisch gauchistische groeperingen werd aangewend: een repressie uitlokken die door haar excessen een reactie van solidariteit zou meebrengen bij de rest. Bij de Rode Brigades en de Baader-Meinhof-groep is dat niet gelukt, terwijl die de hele bevolking van grote landen als Italië en Duitsland viseerden.
De Islamitische Staat heeft misschien wat meer kans op slagen, want de beoogde groep, de moslims die in Frankrijk leven vertoont al een zekere vorm van samenhang, eerder losjes overigens, waardoor er misschien makkelijker schot in de zaak komt. Die eenheid berust op meerdere factoren: het gevoel tot een minderheid te behoren die schouder aan schouder moet staan, of nog dat men zich vaak heeft moeten tevredenstellen met baantjes die anderen niet wilden, en men dus onderaan de ladder staat, soms ook speelt een gedeeld herkomstland, dat men een gemeenschappelijke taal gebruikt, of heel simpel het feit dat men in dezelfde buurten woont, en tot slot natuurlijk de minder of meer uitgesproken beklemtoning van de religie.
Tal van politici en intellectuelen trekken een strikte scheidingslijn tussen de moslimreligie en de Islamitische Staat of al-Qaida, die zij zelfs als tegengesteld aan de islam zien. Daech zou met de islam dan niets te maken hebben?
De ‘moslimreligie’ is al een misleidende uitdrukking. Het mag duidelijk zijn dat als we de islam willen onderbrengen in een van de grote categorieën van de menselijke bezigheden, we hem beter kunnen klasseren onder de rubriek “religie” dan in de rubriek “tuinieren”. Maar die rubriek is erg ruim. En vooral: de Europeanen, van de vroomste kerkgangers tot de onverbeterlijke papenvreter, denken over religie allemaal en onbewust in christelijke termen. Zij reduceren religie dus tot wat ze zien bij de onderscheiden christelijke genootschappen: erediensten, gebed, eventueel ook vastenperiodes en bedevaarten. Wat daarbij niet onder te brengen is, valt volgens hen buiten de religie.
Maar voor de islam is religie essentieel de toepassing van de goddelijke wet. Omdat die dat beveelt, moet men bidden, vasten enzovoort. En ze eist ook de sluier, halalvoeding enzovoort. De Islamitische Staat beweert trouw te zijn aan het adjectief waarmee hij praalt. Met welk recht hen daar tegenspreken? Hun propagandisten beschouwen diegenen die wij ‘gematigd’ noemen als slappelingen, of zelfs verraders. Wie ben ik om brevetten van islamitische orthodoxie uit te delen? Voor mijn part zou ik zeggen dat, al valt de Islamitische Staat niet samen met heel de islam, en al is hij dus niet de islam, hij toch een islam onder andere is. Hij doet een poging om met de middelen van vandaag de praktijken nieuw leven in te blazen die de oudste biografieën aan Mohammed zelf toeschrijven, ‘het mooie voorbeeld’ (Koran, XXXIII,21).
[‘Gods schoon voorbeeld’, vertaling Kramers]
Men gaat ervan uit dat het internet, meer nog dan de moskeeën, jongeren tot de jihād aanzet. Aan welke bron laven zich die internetsites?
Een gedetailleerd antwoord geven valt me moeilijk, want mijn bezoeken aan sites die de jihād voorstaan zijn weinig regelmatig. En die zijn van heel verschillende strekking. Algemeen gesproken, laat het internet de grootst mogelijke straffeloosheid toe. Beschut door het anonimaat, of liever het pseudonimaat, kan men het zich veroorloven wat dan ook te vertellen, te liegen, te lasteren, te beledigen, tot moord op te roepen. Dat geldt trouwens niet enkel voor jihadistische sites. Wat hen betreft, het valt ze in elk geval niet moeilijk om zich een imaginair paradijs op aarde te bouwen.
Vaak vergelijkt men de islam met de katholieke kerk, en dan benadrukt men dat de mohammedaanse religie een Vaticanum II moet doormaken. Slaat die parallel ergens op?
De vergelijking gaat me dunkt volkomen mank, en om tal van redenen. Om te beginnen is de katholieke kerk een organisatie met duidelijk gedefinieerde dogma’s, en een vrij heldere hiërarchie; ze heeft een catechismus en bisschoppen, waaronder deze van Rome, de paus. Het was een van hen, Johannes XXIII, die besloot een tweede concilie bijeen te roepen in het Vaticaan. Wie in de islam zou een soortgelijke oproep kunnen doen, en daarbij gehoor vinden en de genomen besluiten doen toepassen? Verder beoogde Vaticanum II een herbronning, voorbij de later aangekoekte ballast, min of meer in de geest van Franciscus van Assisi, die wilde terugkeren naar het Evangelie zonder de interpretaties die het verzwakken. Maar in de islam zit het slechtste aan het begin. De periode van Medina (622-632) is waar de mensen van de Islamitische Staat hun inspiratie halen. Ze idealiseren die, maar zonder weglating van de slachtpartijen, de moorden en de folteringen. De evangelies bevatten geen oproep tot geweld. De Koran en de Hadith, letterlijk gelezen wel…
Wat betekent ‘een Islam van de Verlichting’?
Men gebruikt die uitdrukking al een tijdje. Ik vraag me af of Malek Chebel haar niet als eerste lanceerde in zijn
Manifest voor een Islam van de Verlichting, van 2004. Het spreekt dat wat hij daaronder verstaat een uitstekende gedachte zou zijn. Maar ik zal toch twee opmerkingen maken.
Aan de ene kant, kan men enkel met grote behoedzaamheid op zoek gaan naar de verwerkelijking van een dergelijke islam in het verleden. Als we het willen hebben over intellectuele of artistieke prestaties, geen probleem. Maar als het over ‘tolerantie’ gaat? Averroes? Hij sluit een filosofische redenering af met ‘en daarom is het een verplichting om de ketters te doden’ (Tahafut at-Tahafut, XVII, 17). Andalusië? Daarover kunnen we beter romanciers lezen dan historici…
Aan de andere kant is de Verlichting een van onze heilige koeien, en het zou geen kwaad kunnen om in ons eigen westerse verleden eens schoon schip te maken, en te zien dat de Verlichting ook heel wat schaduwzijden vertoont, alvorens we haar aanbieden aan de rest van de wereld, de islam inbegrepen…