Als de geschiedenis ergens heengaat, waarheen dan?
In mei dit jaar verscheen er een schitterend boek bij Éditions Salvator in Parijs: Où va l'Histoire? Het is de vertaling van een gesprek met professor Rémi Brague, arabist die doceert in Parijs en München. Een vertaling uit het Italiaans (Dove va la storia? Dilemmi e speranze, La Scuola Brescia, 2015), want het gesprek ging in die taal. Er worden hem door Giulio Brotti, zelf filosoof, uitgever en journalist, vragen gesteld over vele onderwerpen, met als centrale thema, als ik het zo eenvoudig mag stellen: wat is moderniteit? Het vierde hoofdstuk heet trouwens « Les malentendus de la modernité ».
De boeken van Brague (Europe, la voie Romaine; Sagesse du Monde enzovoort) zijn natuurlijk allemaal schitterend, en soms best moeilijk ook, maar dit is een wat makkelijker boek aangezien het een conversatie is.
Hier een vraag over de Arabische filosoof en rechter Ibn Rushd, die wij kennen als Averroes, en die door goedmenende onwetenden vaak wordt voorgesteld als een van de lichtende voorbeelden van de islamitische verdraagzaamheid, in het toen zo sprookjesachtige Andalusië. Maar hoe verspreid de onwetendheid ook is: geleerdheid haalt het soms toch.
Giulio Brotti : En référence aux lieux communs qui se sont renforcées au cours du temps, au point de se révéler quasi-invincibles : qui était vraiment l’Averroès de Cordoue ? un libre-penseur capable de préfigurer « les lointains arguments d’un Hume encore problématique », comme nous le lisons dans un célèbre récit de Borges ? Un promoteur de la tolérance religieuse – quasi un homme des Lumières –, tel que le cinéaste Youssef Chahine le montre dans son film de 1997, Le Destin ?
Rémi Brague : Averroès a eu un destin paradoxal. Il a été oublié dans son pays natal, l’Andalousie, à peu près dès sa mort en 1198. En revanche, son œuvre a eu une réception énorme au nord de la Méditerranée, aussi bien en hébreu dans les communautés juives, que dans la chrétienté latine. […] Chahine se moquait bien de l’Averroès de l’histoire, encore plus que Brecht du Galilée de l’histoire. […] Quant à Borges, il est amusant qu’il se soit trompé à cent quatre-vingt degrés sur ce sujet. Car le véritable précurseur du scepticisme de David Hume, ce n’est nullement Averroès, mais bien plutôt al-Ghazali, celui-là même contre lequel Averroès écrivit un gros livre entier pour défendre la philosophie que l’autre avait attaquée. C’est Ghazali qui a mis en doute la possibilité de démontrer qu’un phénomène soit la cause d’un autre. […] Toujours est-il qu’Averroès, dans ses travaux juridiques, emploie le mot jihād dans le sens qu’il a presque toujours eu, c’est-à-dire au sens d’une guerre tout à fait concrète, où l’on fait des sommations, où l’on capture des prisonniers, où l’on amasse et partage le butin. Et l’on rapporte qu’il aurait prêché ce même jihād dans des sermons au peuple. En tout cas, même dans ses œuvres philosophiques, telles que les commentaires sur la République de Platon et sur l’Ethique à Nicomaque d’Aristote, des passages le révèlent comme un philosophe pas spécialement tendre : il n’a aucune objection à faire contre l’élimination des handicapés. Il s’y montre, en même temps, un musulman aux vues tout à fait conformes à l’orthodoxie dont – ne l’oublions pas – il était, en grand cadi de Cordoue, le défenseur attitré. S’il dit que le jihād visant à éradiquer les adversaires de l’islam n’est pas toujours souhaitable, c’est lorsqu’il risque de n’être pas victorieux. Et c’est encore dans une œuvre spécifiquement philosophique, et justement écrite pour défendre la légitimité de la philosophie, qu’Averroès conclut un raisonnement par : « La négation et la mise en discussion des principes religieux met en danger l’existence même de l’homme ; c’est pourquoi il faut tuer les hérétiques. » Donc, quand on en fait un avocat de la « tolérance », je souris doucement…
Rémi Brague: Het lot van Averroes was paradoxaal. In zijn geboorteland Andalusië werd hij vergeten, ongeveer onmiddellijk al na zijn dood in 1198. Ten noorden van de Middellandse Zee daarentegen kende zijn werk een enorme receptie, zowel in het Hebreeuws bij de Joodse gemeenschappen, als in de Latijnse christenheid. […]
Chahine heeft zich weinig gelegen laten liggen aan de historische Averroes, nog minder dan Brecht aan de historische Galilei. […]
Wat Borges betreft is het grappig dat hij zich in dit onderwerp honderdtachtig graden vergist. Want de ware voorloper van het scepticisme van David Hume is geenszins Averroes, maar veeleer al-Ghazali, dezelfde tegen wie Averroes een dik boek schreef, helemaal gewijd aan de verdediging van de filosofie die de ander juist had aangevallen.** Het was al-Ghazali die het in twijfel trok of men kon bewijzen dat een bepaald fenomeen de oorzaak was van een ander. […]
Zoveel is zeker dat Averroes in zijn juridische schriften het woord jihād gebruikt in de betekenis die het omzeggens altijd heeft gehad, te weten in de betekenis van een helemaal concrete oorlog, waar men dwangbevelen geeft, waar men gevangenen maakt, waar men buit vergaart en verdeelt. En in verslagen staat dat hij diezelfde jihād ook zou gepredikt hebben voor het volk. Wat er ook van zij, zelfs in zijn filosofische werken, zoals de commentaren bij Plato’s Republiek, of de Ethica Nicomachea van Aristoteles, laten sommige passages hem kennen als een niet bijzonder zachtaardige filosoof: tegen het ombrengen van gehandicapten formuleert hij geen enkele tegenwerping. Tegelijk openbaart hij zich daar ook als moslim met opvattingen volkomen conform aan de orthodoxie, waarvan hij – we moeten dit niet vergeten – als de grote cadi*** van Cordoba de officiële behoeder was. Als hij zegt dat de jihād ter uitroeiing van de vijanden van de islam niet altijd wenselijk is, dan is dat wanneer die dreigt niet zegerijk af te lopen. En elders in een specifiek filosofisch werk, en nog wel geschreven ter verdediging van de geldigheid van de filosofie, besluit Averroes een gedachtegang met: ‘De verloochening en het ter discussie stellen van de religieuze beginselen brengt het bestaan zelf van de mens in gevaar; dat is de reden waarom men de ketters moet doden.’
Als men bijgevolg van hem een advocaat van de ‘tolerantie’ maakt, dan glimlach ik stilletjes…
________
* La busca de Averroes (De zoektocht van Averroes): prefigurando las remotas razones de todavía problemático Hume.
** In 'Tahafut at-Tahafut', ‘Wartaal van de Verwarden’, bestreed hij Hamid al-Ghazali, die een ‘Tahafut al falasifa’, ‘Wartaal van de Filosofen’ had geschreven, met daarin vanzelfsprekend kritiek op de filosofie. De titels doen me denken aan ‘De armoede van de filosofie’, het antwoord dat Marx (in het Frans) schreef op Proudhons ‘Filosofie van de armoede’.
*** soort opperrechter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten