15 maart 2017

Wetenschap als dienstmaagd van de ideologie


4 maart 2017

Linguïste Elisabeth Wehling [1] onderzoekt hoe politici de kiezers met terminologie manipuleren. Ze zegt hoe rechts-populistische taal werkt – en hoe wij daarmee omgaan. Res Strehle [2] belde met haar.

Res Strehle: Hallo, ik bel u als vertegenwoordiger van de fake-news-afdeling.
Elisabeth Wehling: Zeg dat toch niet!

Strehle: Waarom niet?
Wehling: Als u zich op dat debat nog maar inlaat hebt u al verloren. Voor het rechts-populistische kamp is het een succes als de media het begrip fake news voortdurend herhalen en ingaan op de vraag hoe geloofwaardig en betrouwbaar zij wel zijn. Daarmee hebt u de inhoudelijke aanval van de tegenpartij tot de uwe gemaakt en propageert u dit denkraam [3]  zelf. Hetzelfde geldt overigens voor het debat over de leugenpers [Lügenpresse] in de Duitstalige wereld.

Strehle: Een denkraam staat voor alles wat onderhuids meespeelt als wij een begrip gebruiken?
Wehling: Zo kan men dat inderdaad zeggen. Telkens als u een woord gebruikt of hoort, wordt in uw hoofd een zogenaamd denkraam actief. Dat is het raam dat structuur verleent aan uw ervaring en kennis van de wereld. Als u bijvoorbeeld “muis” hoort, dan activeert uw brein het beeld van een snelle beweging, vaak ook de tegenstelling kat-en-muis, vaagweg ook een grootte en de visuele herinnering van hoe een muis eruitziet. Anders valt een woord niet te begrijpen. Interessant daarbij is, dat als u aansluitend een object wil rangschikken in een orde van vlugheid, u het als snel inschat – want muizen bewegen zich snel. Dat is dan het aandeel van het weten in het geactiveerde denkraam. Zelfs woorden waarvan u denkt dat ze volkomen objectief zijn, brengen een waaier van associaties mee.

Strehle: Wie een fobie heeft voor muizen, zal al gruwen als hij het woord nog maar hoort?
Wehling: Precies. Ook emoties kunt u makkelijk door taal activeren. Bij rechts-populisten horen we vaak over onreinheid, ziekten, parasieten – op zulke begrippen reageren de hersenen onmiddellijk met angst en weerstand. Veel mensen gaan dan automatisch naar rechts, de weg naar conservatieve, autoritaire wereldbeelden.[4]

Strehle: Het rechts-populisme trekt niet enkel de onafhankelijkheid van de media in twijfel, maar ook die van de rechtbanken. Eenzelfde soort framing?
Wehling: De aanval op de rechtbanken is iets anders, maar het effect is hetzelfde. Als Donald Trump over “zogenaamde rechters” spreekt, dan gillen de gevestigde en de sociale media meteen: Hoe durft hij! Dan wordt dat thema breed uitgemeten en bediscussieerd. Op die manier pas prent men in de koppen van het onbesliste midden de idee dat er zoiets als “zogenaamde rechters” bestaat. In die valkuil trapt tegenwoordig een groot deel van de openbare mening, inclusief de democraten.

Strehle: Wat gedaan om aan deze muizenval te ontsnappen?
Wehling: Men moet een eigen denkraam oprichten – tegen de «Lügenpresse» iets als: laten we de waarheid behoeden![5] Met de ontkenning van een denkraam daarentegen, valt niets te winnen, wel integendeel: je bevestigt het.  De media zelf delen in de schuld als wij vandaag een zo hevig debat over ze voeren.

Strehle: In ons spraakgebruik zitten maar twee procent rationele feiten en inzichten, schrijft u. Achtennegentig procent zijn gevoelens, vooroordelen, mythen, geruchten, opwellingen die onbewust meespelen. Hoe heeft men dat kunnen meten?
Wehling: Dat is op dit moment de schatting, berustend op meta-analyses van de psychologische en neurocognitieve gedragsstudie.

Strehle: Klinkt geheimzinnig. Kan het wat concreter?
Wehling: Als wij bijvoorbeeld zeggen dat iemand verbitterd is, of zoet van aard, dan gebruiken wij metaforisch de smaakzin om over de vriendelijkheid van een medemens na te denken en te spreken. Nu kan men bij hersenonderzoek aantonen dat zulke begrippen de desbetreffende schakelkringen in het smaakcentrum activeren, diegene dus die voor de echte smaakgewaarwording instaan.[6]

Strehle: Het komt erop neer dat het nooit enkel om de zaak zelf gaat?
Wehling: Het gaat nooit enkel over feiten. In een debat over milieuvervuiling, werkloosheid of immigratie kunnen wij geen enkel feit verstaan, ook niet een verondersteld objectief feit, zonder dat ons brein een beroep doet op een denkraam. Dat maakt framing zo ongelooflijk belangrijk in politieke debatten. De vraag welk denkkader geactiveerd wordt, zal de beoordeling van begrippen en uitspraken bepalen.

Strehle: Laten we een actueel voorbeeld nemen: immigratie.
Wehling: Dit debat gaat nauwelijks over het aantal immigranten, meestal wordt over de feitelijke toestand gestreden met ideologisch gevormde begrippen. Men gebruikt dan beelden als vluchtelingenstromen, migratiegolven, die automatisch afweer en indamming activeren – er is nauwelijks iemand die het over bescherming of kansen heeft. We hebben hier te maken met een absoluut gebrek aan democratische verscheidenheid.[7] Hetzelfde geldt voor het debat over belastingen en het denkraam belastingdruk.

Strehle: Zwitserland voert het migratiedebat met het begrip “massa-immigratie”, dat uit een burgerinitiatief komt. Is door deze framing de gezindheid dan op voorhand bepaald?
Wehling: Minstens wordt ze sterk beïnvloed door het denkraam. Een massa is niet iets individueels, zij is iets groots, zonder gezicht en gevaarlijk – emotioneel zitten we dan weer bij de watermassa’s en de overstromingen. Dat condenseert dan tot een waargenomen bedreiging. De ideologie daarachter is dat de nationale middelen niet gedeeld mogen worden met mensen die bescherming en uitwegen zoeken. Op zich kun je iets dergelijks aan niets of niemand verwijten, over ideologie valt niet te discussiëren,[8] en wat dat betreft formuleren een aantal mensen zeer duidelijk wat zij denken. Maar wie het belangrijker vindt om mensen beschutting te geven tegen gevaren, empathie voor hun situatie te betonen, ze te integreren – die moet een krachtige eigen beeldspraak scheppen. Anders voeren we geen transparant debat.

Strehle: Angela Merkel probeerde dat met haar «Wir schaffen das!» – politiek bekwam dit haar slecht.
Wehling: De formulering van Angela Merkel was nogal ongelukkig gekozen. Weliswaar had zij een beslissing genomen die op bescherming, solidariteit en empathie berustte, maar zij heeft deze politieke boodschap niet goed in woorden vertaald: iets klaarspelen betekent niet dat je dat ook wil, en evenmin dat je je identificeert met een politiek besluit. Wat je hiermee niet doet, is de waarden van de empathie hooghouden en zeggen: voor ons als mensen is dat moreel belangrijk. Dat was correct geweest, om de speciale uitdaging [9] van het moment aan te gaan.

Strehle: De boodschap over empathie heeft het moeilijker dan een haatboodschap. Als gevolg van de globalisering en de digitale revolutie zien velen in Europa en de VS zichzelf als verliezers. Is als gevolg daarvan het ressentiment hier populairder dan de goede wil?
Wehling: De haatboodschap wordt in sterke mate door ideologie aangedreven. In de VS heeft zowat een klein derde een streng wereldbeeld: autoritaire waarden in de kamp tussen goed en kwaad, sociale voorzorg enkel voor de eigen groep, discipline bijbrengen door beloning en bestraffing, natuurlijke selectie door de marktwerking. Met het gepaste stel waarden en emoties wist de verkiezingsstrategie van Trump dit derde op te halen.

Strehle: Gebruikte hij daarbij inzichten uit het hersenonderzoek?
Wehling: Uit hersenonderzoek weten wij, als tendens, dat mensen minder empathie opbrengen voor wie van henzelf verschillen, bijvoorbeeld een ander huidskleur hebben. Dat kwam Trump van pas. En het ging om de onbesliste kiezers in het midden, vijfentwintig procent ongeveer, die ideologisch flexibel zijn. Zij worden door de framing van beide kanten aangesproken – Trump heeft door zijn taalgebruik zijn punt van strenge, autoritaire waarden duidelijker gebracht dan Clinton haar zorgzame, progressieve boodschap. Daardoor vonden vele twijfelaars bij haar geen aanknopingspunt.[10]

Strehle: Als men zo bewust en empathisch voor een bepaald taalgebruik kiest, dan wordt men verdacht van politieke correctheid, en de afwijzing daarvan lijkt een oorzaak van Trumps overwinning te zijn geweest. Zijn kiezers hielden hem ten goede dat hij zei wat anderen enkel dachten.
Wehling: Ja, maar een strenge autoritaire kijk op de wereld onder woorden brengen is niet per se wenselijk. De taal van Trump berust hierop dat men mensen op grond van hun kenmerken indeelt en afwijst, omdat men ervan uitgaat dat sommige mensen beter zijn dan anderen. Dat heet sociale dominantie, behoort tot de gestrenge ideologie, en zij kan evengoed op vrouwen slaan als op mindervaliden, homoseksuelen, Mexicanen of armen. Op het spelletje dat het propageren van deze kijk op de wereld inhoudt ‘want zo denkt toch iedereen’, mag men niet ingaan.[11]

Strehle: Wat beveelt u dan aan, om bewust met taal om te gaan?
Wehling: Zeggen wat men denkt.[12] Tegenover Trumps framing van strijd en uitsluiting een empathisch denkraam plaatsen ­– dan ben je een zorgzame, progressieve mens.[13]
____________


[1] Duitse (Hamburgse) onderzoekster; doceert neuro-linguïstiek en -cognitie aan de UCLA (Berkeley).
[2] De Zwitser Andreas «Res» Strehle is journalist en auteur; voormalig chefredacteur van de Tages-Anzeiger.
[3] Grote schrijvers verrijken hun taal met nuttige nieuwe woorden. In dit geval Marten Toonder (1912-2005), maar het Nederlands (en het Duits) hebben nu eenmaal het Engelse framing en frame overgenomen.
[4] Hier lijken we het strenge pad van de wetenschap te verlaten.
[5] Lijkt me niet zo’n geweldige suggestie.
[6] Het is niet verboden om hier je meta-schouders op te halen, of je meta-wenkbrauwen te fronsen.
[7] Het zal in Duitsland dan anders zijn geweest, maar hier hoorde je aanvankelijk alleen over hoogopgeleiden, en over kindjes. Goed, dat was naderhand niet vol te houden, maar in dezen kan niemand onze journalisten kwade wil of nalatigheid toedichten.
[8] Iets als smaken en kleuren dus. Wehling moet een paar Duitse auteurs gemist hebben.
[9] “Uitdaging” is natuurlijk ook een frame-woordje, afkomstig uit het managerstaaltje.
[10] Kijk, dat is nu eens wetenschap zie! Achteraf gezien toch, want vóór de uitslag bekend was meende Wehling nog dat de zorgzame Hillary Clinton het zou halen. Maar misschien zijn die cijfers over één derde en 25% wetenschappelijk niet helemaal juist, dat kan ook.
[11] Niet ingaan op dingen lijkt wel tot de strenge neuro-linguïstisch-cognitieve wetenschap te behoren.
[12] Sterke suggestie deze keer.
[13] Zoals Hillary dus... Ingrid Riocreux zei op FaceBook: «Elle dit la même chose que moi, mais en blonde.» Ze zegt hetzelfde als ik, als blondje dan ...ik vermoed daar enige spot achter, of liever: in mijn hersenen werd dat centrum geactiveerd.


Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html