Gisteravond in de salons De Boeck
Voorstelling van het boek Franse Revolutie en Engelse Traditie, een bloemlezing uit Edmund Burkes "Reflections on the Revolution in France", van een inleiding voorzien door Theodore Dalrymple. Ik mocht even toelichten:
Antwerpen, 11 mei 2017
Goede avond dames en heren, en welkom.
Karl Drabbe heeft duidelijk geen winterslaap gedaan want met
zijn uitgeverij Doorbraak brengt hij in snel tempo het ene interessante werk na
het andere uit. En hij vroeg mij, als vertaler van zijn jongste boek, om bij
wijze van inleiding hier even de auteur ervan te situeren. Dat probeer ik kort
te doen:
Giacomo Casanova werd geboren in 1725 en stierf in 1798. Hij
besloeg dus een flink stuk van de achttiende eeuw, en dat was zoals we weten de
tijd van de grote namen van de Verlichting. Welnu Edmund Burke leefde van 1729
tot 1792 en was dus een bijna exacte tijdgenoot. Een Dubliner die na zijn
rechtenstudies naar Londen was getrokken. In 1789, op het moment dat de
Bastille werd bestormd, was hij dus al zestig en had hij er een lange carrière
opzitten. Eerst als politiek raadgever van de markies van Rockingham – wij
zouden nu zeggen dat hij de speechschrijver, of woordvoerder van de eerste
minister was.
Hij werd ook parlementslid, en nochtans was een politieke
rol niet zijn oorspronkelijke bedoeling, want hij was naar Londen gekomen om
zijn geluk te beproeven als schrijver en essayist, niet eens als jurist.
En dat lukte hem bijzonder goed want nog voor zijn dertigste
verwierf hij grote faam met A philosophical Enquiry into the Origin of
our Ideas on the Sublime and the Beautiful. Mooi en subliem, je hoort
al dat dit essay niet over politiek gaat.
In de besloten Literary Club van Doctor Johnson, de beroemde auteur en lexicograaf, werd hij met open armen ontvangen. Dat was een heel select gezelschap – van literatoren uiteraard, zoals bijvoorbeeld Oliver Goldsmith (nog bekend van The Vicar of Wakefield), maar er waren ook schilders als Joshua Reynolds, de Corsicaanse generaal Paoli, een Shakespeare-acteur enzovoort.
Mannen allemaal, dat spreekt, geen vrouwen: we zijn in Londen, niet in Parijs.
In de besloten Literary Club van Doctor Johnson, de beroemde auteur en lexicograaf, werd hij met open armen ontvangen. Dat was een heel select gezelschap – van literatoren uiteraard, zoals bijvoorbeeld Oliver Goldsmith (nog bekend van The Vicar of Wakefield), maar er waren ook schilders als Joshua Reynolds, de Corsicaanse generaal Paoli, een Shakespeare-acteur enzovoort.
Mannen allemaal, dat spreekt, geen vrouwen: we zijn in Londen, niet in Parijs.
Burke was aangenaam gezelschap, en zijn conversatie vaak
grappig. En hij wist ook zijn tegenstanders te waarderen. De schrijfstijl van
Voltaire bijvoorbeeld, die in zowat elk opzicht zijn tegenbeeld was, die stijl
beoordeelde hij gunstig: ‘Niemand heeft ooit blasfemie en obsceniteit zo mooi
samengebracht.’ En Johnson zelf, zo lezen we bij diens biograaf
Boswell, zei over Burke dat – als iemand samen met hem nog maar vijf minuten
onder een afdakje voor de regen zou staan schuilen, hij al overtuigd zou zijn dat
hij nooit in zijn leven een interessantere man had ontmoet. Dr. Johnson stond
er niet om bekend dat hij veel complimenten uitdeelde, maar van Burke zei hij
nog dat die de enige man was waarbij hij in discussies altijd op de tippen van
zijn tenen moest staan.
Politiek was Burke een Whig, een liberaal, en in
het Parlement noemden vriend hem vijand hem de beste spreker. Hij verdedigde
daar de Amerikaanse kolonisten, hij vond de Indië-politiek van de regering
onmenselijk, hij kantte zich tegen de slavernij enzovoort. Allemaal standpunten
die tegenwoordig niet meteen voor conservatief doorgaan. Wel was hij overtuigd
dat er een erfelijke monarchie moest blijven bestaan. Van een goddelijk recht
op de troon wilde hij nochtans niet horen, en evenmin van goddelijk of
kerkelijk rechtsgezag. Zowel monarchie als wet en kerk waren namelijk
menselijke instellingen.
Zijn beroemdste boek vandaag is natuurlijk Reflections
on the Revolution in France, en daarin zegt hij dat de Franse monarchie en
de adel zich te buiten gingen aan excessen. Er kunnen omstandigheden zijn die
‘een gematigde weerstand, laten we zeggen een civiele of wettelijke weerstand
rechtvaardigen’. Hervormingen waren nodig in Frankrijk, maar die hervormingen
moesten geleidelijk tot stand komen. Zijn grondhouding definieert hijzelf als
‘anti-jacobinisme’. In Europa en Amerika waren vele intellectuele grootheden
enthousiast over de revolutie, Franklin, Jefferson, Goethe, Schiller, Kant. Al
bekoelde hun geestdrift snel. In Engeland waren de dichters Coleridge en
Wordsworth de revolutie aanvankelijk ook genegen, evenals zijn partijgenoot
Charles James Fox, eerste minister – er bestond bij de Whigs blijkbaar
een tendensrecht.
Niet zo Burke dus, die zoals gezegd de weg der geleidelijkheid verkoos boven revolutie, en die de gruwelen voorzag die nog zouden volgen, evenals trouwens de militaire dictatuur. Hij geloofde dat een revolutie in een uur meer kon afbreken, dan wat in een eeuw was opgebouwd.
Niet zo Burke dus, die zoals gezegd de weg der geleidelijkheid verkoos boven revolutie, en die de gruwelen voorzag die nog zouden volgen, evenals trouwens de militaire dictatuur. Hij geloofde dat een revolutie in een uur meer kon afbreken, dan wat in een eeuw was opgebouwd.
Burke heeft grote invloed uitgeoefend op latere denkers. De
belangrijkste onder hen is wel de diplomaat Joseph de Maistre, die een
generatie na hem kwam en in Sint-Petersburg zijn standplaats had, als
ambassadeur van het koninkrijk van Sardinië. Maistre noemde Burke «l’admirable
Burke», en als die zegt dat er in het politiek bedrijf geen abstracte
‘metafysische’ regels kunnen gelden, maar dat de traditie haar rechten heeft,
dan treedt Maistre hem volmondig bij. Traditie kan enkel gezag hebben als de
pure rede haar limieten erkent, een gedachte die heel centraal staat ook bij
Burke. Maistre schrijft dat hervormingen nooit mogen vertrekken vanuit ideale
stelsels, «des théories idéales», maar
moeten uitgaan van de verborgen, interne eigenschappen van een samenleving,
zoals die in de loop der tijden zijn gegroeid, «par le bon sens antique
et l’instinct machinal de chaque peuple». Ook dit kon uit de pen van Burke
zijn gekomen. Al volgt Maistre Burke niet altijd: als katholiek veroordeelt hij
bijvoorbeeld de Glorious Revolution die met haar protestantse
vrijheid Engeland veel heeft gekost, en met name het ware geloof, «la
foi, c’est-à-dire tout».
Nu wil ik tot slot nog iets zeggen over het vertalen zelf,
maar dat kunt u ook in het boek lezen in mijn verantwoording daar. Ik citeer
even William Hazlitt, een schitterende essayist en stilist die Burke
bewonderde, al verwierp hij veel van zijn denkbeelden. In 1807, dus vijftien jaar
na Burkes dood schreef die:
‘Hij is de meest poëtische van onze prozaschrijvers, en
tegelijk ontaardt zijn proza nooit in de pure verwijfdheid van poëzie. Altijd
is het zijn betrachting te overweldigen, eerder dan te behagen, en bijgevolg
offert hij schoonheid en verfijning op aan kracht en bezieling. Altijd staat
hem een taak voor ogen, een precies plan dat hij wil uitvoeren, een effect dat
hij wil bereiken. Zijn enige bedoeling is het dus om hard te slaan, en op de
juiste plek. Als de slag zijn doel mist, slaat hij opnieuw. En het maakt hem
niet uit hoe onelegant zijn acties zijn, of hoe stuntelig zijn techniek, als de
tegenstander maar neergaat.’
Dat maakt de vertaling niet makkelijker natuurlijk, want die
stijl moet naar best vermogen bewaard blijven. En de betekenis van woorden
verschuift, zodat het uitkijken is voor false friends.
Als Burke zijn tegenstanders ‘subtle’ noemt,
dan bedoelt hij ‘giftig’, niet ons ‘subtiel’. ‘Green’ moet
soms begrepen worden als ‘ziekelijk’, niet bijvoorbeeld als ‘groen, onervaren’.
Ook een begrip als ‘metaphysic’ laat zich bij hem vaak niet
letterlijk nemen. ‘Fond’ is niet ‘verzot op, verliefd’, maar
‘blind’, zoals in blind vertrouwen, ‘fond trust’. ‘Affection’ is
een attribuut, een eigenschap, niet ons ‘affect’. Er zijn talloze voorbeelden.
Burke gebruikt ook graag nieuwe wetenschappelijke termen, uit de natuurkunde of
scheikunde, en ook die termen en wendingen moeten in de context van zijn tijd
begrepen worden. Een microscoop heette toen nog a philosophical instrument.
Ik mag u hierbij danken en ruim graag de plaats voor Karl,
die de volgende spreker zal voorstellen.
Marc Vanfraechem
Geen opmerkingen:
Een reactie posten