Baudelaire stierf 150 jaar geleden
Charles Baudelaire stierf 150 jaar geleden, op 31 augustus 1867. Natuurlijk kennen we hem als dichter, en sommigen onder u zullen L’Albatros nog van buiten geleerd hebben… ses ailes de géant l'empêchent de marcher. Niet al zijn gedichten waren nochtans even geschikt voor schooljongens.
Maar zoals alle grote dichters was hij ook een groot prozaïst, en in zijn brieven een kwade klant. Twee jaar voor zijn dood schreef hij aan een literatuurcriticus:
Le Figaro had vandaag een mooi interview van Eugénie Bastié met Marie-Christine Natta, die een nieuwe biografie van Baudelaire heeft geschreven. Dit is een stukje eruit:
Marie-Christine Natta: Een aspect van zijn dandyisme is zijn politieke ontrouw. Baudelaire erkent dat hij geen overtuigingen heeft. Hij heeft er zelfs over gedacht om een essay te schrijven met als titel: Grandeur, ook zonder overtuigingen. Ik heb die erg mooie titel gebruikt voor mijn eigen essay daarover. Nochtans mag je niet denken dat het Baudelaire aan eerlijkheid ontbrak. Als hij zich in de revolutie van 1848 engageert, gelooft hij in het republikeinse en humanitaire ideaal, en klimt hij op de barricades. Maar hij gelooft er niet lang in. Zoals Gabriel Matzneff dat van Byron zei: een dandy kán ergens voor militeren, maar dan kort.
Na de revolutie van 1848, en vooral na de staatsgreep van 2 december 1851,* voelt Baudelaire zich ‘gedepolitiseerd’. Zijn lectuur van Joseph de Maistre maakt dat hij volkomen verwijderd raakt van revolutionaire utopieën. [...]
Baudelaire is onbetwistbaar een man van de «modernité». Hij heeft het woord niet zelf uitgevonden – Balzac en Gautier gebruikten het al voor hem – maar hij is wel de eerste die het begrip uitgediept heeft, en van ‘moderniteit’ een literaire en artistieke categorie gemaakt. Treffend is wel dat hij, man van de moderniteit, tegelijk een van de hevigste tegenstanders is geweest van zijn eigen periode, die hij als even barbaars beschouwt als de meest primitieve tijden. Daarom ook gelooft hij niet in de Vooruitgang: verre van de mens te verlichten en hem beter te maken, zegt hij, is die een vergissing, een “obscure en perfide lantaarn” [Gezelle is het hier met hem eens: die sprak van ‘de religie van ’t progrès.’]
In dit verband is de pers een uitstekend voorbeeld van zijn contradicties: hij kan ze niet missen, maar spreekt er voortdurend alle mogelijke kwaad van. Verwoed krantenlezer als hij is, stelt hij de mediocriteit ervan aan de kaak en vindt hij hun inhoud hartverscheurend. Een krant, zegt hij, is “een aaneenschakeling van verschrikkingen” waar je op elke regel “de afschuwelijkste tekenen van menselijke verdorvenheid ziet”.
Eugénie Bastié: Hoe staat hij dan tegenover de journalistiek?
Marie-Christine Natta: Baudelaire is niet enkel een krantenlezer, hij is ook journalist en heeft zoals wel meer schrijvers de pers nodig voor zijn levensonderhoud. Het is aanvankelijk ook in de pers dat de meeste van zijn gedichten en kritische teksten gepubliceerd worden. Maar met kranten- en tijdschriftendirecteurs heeft hij een bijzonder woelige verhouding, en noemt hen «canaille littéraire». Hij verwijt hen – niet zonder reden – dat ze hem willen corrigeren. Terwijl Baudelaire, dat extreem scrupuleuze genie, perfect weet wat hij schrijft. Dat kan zijn houding tegenover Alphonse de Calonne verklaren, de «ultra-rédacteur en chef», aan wie hij zeer laatdunkende lessen filologie geeft.
_________
* President Louis-Napoléon Bonaparte laat zich tegen de grondwet in herverkiezen, en wordt op 2 december 1852 keizer: Napoléon III.