Welke politieke medestanders kun je best aankopen?
Vroeger was een politicus zijn eigen campagneleider,
en zelfs zijn eigen woordvoerder
en zelfs zijn eigen woordvoerder
Onder de auteurs die over praktische politiek geschreven hebben, is een van de grappigsten die ik tot nu las Jean-François Paul de Gondi, Cardinal de Retz. Wat grappigheid betreft kreeg hij in de eeuw na hem concurrentie van onder meer Ferdinando Galiani, maar in zijn eigen zeventiende eeuw laat hij Rochefoucauld achter zich, en voor mij zelfs nipt ook Baltasar Gracián.
Maar Retz is meen ik niet in het Nederlands vertaald, terwijl bijvoorbeeld Gracián, met dank aan wijlen Theo Kars uitgebreid ter beschikking is. De kardinaal heeft niet eens een Nederlandse wikipagina.
Retz was een geboren intrigant, een Frondeur, en al overdreef hij in zijn Memoires zijn eigen rol hierbij wel eens (hij had, zegt zijn vijand Rochefoucauld terecht, vaak meer aan zijn verbeelding te danken dan aan zijn nochtans indrukwekkende geheugen), hij was een scherpziende analist.
Hieronder legt hij uit wat zijn tactiek was om het Parijse volk achter zich te scharen, en zo een opstand een kans op slagen te geven. Vooraf nog: Retz wilde eigenlijk een militaire carrière, maar werd door zijn vader tot een kerkelijke loopbaan gedwongen, al deed hij er alles aan om dat onmogelijk te maken, door bijvoorbeeld vele duels te vechten en evenveel galante avonturen op te zoeken.
De graaf* had mij, ik weet niet meer onder welk voorwendsel, twaalfduizend ecu’s laten toekomen via Duneau, een van zijn secretarissen. Ik bracht die naar mijn tante Maignelais,** en vertelde haar dat het om een restitutie ging die mij door een van mijn vrienden op zijn sterfbed was toevertrouwd, met de uitdrukkelijke wens dat ikzelf in persoon deze som na zijn dood zou aanwenden ter leniging van de nood van armen die niet bedelden; en dat, aangezien ik op het evangelie gezworen had in eigen persoon die som te zullen verdelen, ik hier uiterst verveeld mee zat want ik kende zulke mensen niet; en dat ik haar smeekte daarvoor te willen zorgen.
Ze was in de wolken; ze zei me dat ze dat heel graag zou doen; maar dat zij er absoluut op stond dat ik er dan bij zou zijn, aangezien ik had beloofd die bedeling zelf te houden; dat ik aldus mijn woord getrouw gestand zou doen en mijzelf vertrouwd maken met de werken van liefdadigheid.
Dat was nu juist wat ik wilde, want op die manier zou ik me een naam kunnen maken onder al de behoeftigen van Parijs. Elke dag liet ik me door mijn tante als het ware meeslepen naar achterbuurten en zolderkamers. Bij haar thuis zag ik heel vaak mensen die goed gekleed gingen, soms zelfs bekend waren, en in het geheim om een aalmoes kwamen. De goede vrouw liet bijna nooit na hen te zeggen: “Bid God voor mijn neef; hij is het, die het de Heer heeft behaagd zich van hem te willen bedienen voor dit goede werk.”
Stelt u zich voor in wat voor positie dit me bracht bij die lui die, als het erom gaat het volk in beroering te brengen, onvergelijkelijk veel belangijker zijn dan alle anderen. De rijken doen enkel noodgedwongen mee; bedelaars zijn dan eerder schadelijk dan nuttig, want de vrees bestolen te worden maakt hen beducht. Wie het meeste kunnen bijdragen zijn die mensen die het in hun persoonlijke aangelegenheden moeilijk genoeg hebben om verandering te wensen in de publieke, en wier armoede hen toch niet tot openlijke bedelarij brengt.
Bij dit soort mensen zocht ik dus naam te maken, een maand of drie-vier lang, met een bijzondere ijver, en geen kind zat er naast een haardvuur of ik gaf het privé altijd enkele spulletjes; ik kende Nanon en Babet. Alles ging gedekt onder de sluier van Mme de Maignelais, die nooit een ander leven had geleid. Ik speelde zelfs wat de devote ziel, en ging naar de conferenties van Saint-Lazare.***
___________Ze was in de wolken; ze zei me dat ze dat heel graag zou doen; maar dat zij er absoluut op stond dat ik er dan bij zou zijn, aangezien ik had beloofd die bedeling zelf te houden; dat ik aldus mijn woord getrouw gestand zou doen en mijzelf vertrouwd maken met de werken van liefdadigheid.
Dat was nu juist wat ik wilde, want op die manier zou ik me een naam kunnen maken onder al de behoeftigen van Parijs. Elke dag liet ik me door mijn tante als het ware meeslepen naar achterbuurten en zolderkamers. Bij haar thuis zag ik heel vaak mensen die goed gekleed gingen, soms zelfs bekend waren, en in het geheim om een aalmoes kwamen. De goede vrouw liet bijna nooit na hen te zeggen: “Bid God voor mijn neef; hij is het, die het de Heer heeft behaagd zich van hem te willen bedienen voor dit goede werk.”
Stelt u zich voor in wat voor positie dit me bracht bij die lui die, als het erom gaat het volk in beroering te brengen, onvergelijkelijk veel belangijker zijn dan alle anderen. De rijken doen enkel noodgedwongen mee; bedelaars zijn dan eerder schadelijk dan nuttig, want de vrees bestolen te worden maakt hen beducht. Wie het meeste kunnen bijdragen zijn die mensen die het in hun persoonlijke aangelegenheden moeilijk genoeg hebben om verandering te wensen in de publieke, en wier armoede hen toch niet tot openlijke bedelarij brengt.
Bij dit soort mensen zocht ik dus naam te maken, een maand of drie-vier lang, met een bijzondere ijver, en geen kind zat er naast een haardvuur of ik gaf het privé altijd enkele spulletjes; ik kende Nanon en Babet. Alles ging gedekt onder de sluier van Mme de Maignelais, die nooit een ander leven had geleid. Ik speelde zelfs wat de devote ziel, en ging naar de conferenties van Saint-Lazare.***
* Louis de Bourbon, graaf van Soissons (1604-1641); belangrijke tegenstander van Richelieu; versloeg het koninklijke leger in de slag van La Marfée, nabij Sedan, maar kwam vlak na afloop van die slag om het leven: hij had de gewoonte het vizier van zijn helm omhoog te duwen met de loop van zijn pistool, en moet in een ogenblik van onachtzaamheid het schot hebben doen afgaan.
** Marguerite-Claude de Gondi, zijn tante langs vaderskant, gehuwd met Florimond d’Halluin, markies van Piennes en Maignelais; stond bekend om haar vroomheid en weldadigheid.
*** De ouders van Retz hadden Vincent de Paul (ook Depaul; ?1581-1660) geld gegeven, en zo kon die in een voormalige leprozerie van de orde van Sint Lazarus een tehuis maken voor priesters die zich erop wilden toeleggen de boeren het evangelie te prediken. Retz woonde enkele van hun vormingslessen bij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten