Toerisme als ziekte
Niemand houdt van een zieke. Ook niet een andere zieke, schreef de onvergetelijke schaakmeester Jan-Hein Donner. Te lezen in een verzamelboekje van zijn columns (Slecht nieuws voor iedereen, Bert Bakker, 1987), en Donner sprak na een hersenbloeding met kennis van zaken.
Hetzelfde kun je ook zeggen over toeristen.
Niemand houdt van hen, je wil ze niet, al zeker niet in je eigen stad maar ook niet als je elders zélf toerist bent. Het gezicht van weer een bende die achter de opgestoken paraplu van een cicerone aanstrompelt is stuitend en bederft elk plezier van de plaatselijke bewoner. Hij kan zijn eigen stad niet meer bekijken en moet gedurig het trottoir af voor barbaren die selfies aan het maken zijn.
Bij de besturen van Barcelona, Venetië of Parijs lijkt het besef te groeien dat men te ver is gegaan. We mogen hopen dat ook in provinciesteden als Gent de geesten rijpen.
Niet dat ik zover wil gaan als Stendhal in Rome begin negentiende eeuw, maar ik begrijp wat hij bedoelde.*
Het genot van een reiziger verdwijnt bijna geheel zodra er in het Colosseum andere nieuwsgierigen arriveren. In plaats van zich in sublieme en boeiende dromerijen te verliezen, merkt hij zijns ondanks de belachelijkheden van de nieuwgekomenen, en hem lijken ze er steevast veel te vertonen. Het leven wordt verlaagd tot wat het is in een salon: ongewild luister je toch naar de onbenulligheden die ze vertellen. Als het in mijn macht lag, was ik een tiran en liet ik voor de tijd van mijn verblijven in Rome het Colosseum sluiten.
Dès que d'autres curieux arrivent au Colysée, le plaisir du voyageur s'éclipse presque en entier. Au lieu de se perdre dans des rêveries sublimes et attachantes, malgré lui il observe les ridicules des nouveaux venus, et il lui semble toujours qu'ils en ont beaucoup. La vie est ravalée à ce qu'elle est dans un salon : on écoute malgré soi les pauvretés qu'ils disent. Si j'avais le pouvoir, je serais tyran, je ferais fermer le Colysée durant mes séjours à Rome.