2 juli 2019

Het werk aan de ruwe steen


In moreel opzicht heeft Karel De Gucht de laatste jaren vooruitgang geboekt, onmiskenbaar, maar om van een wedergeboorte te spreken is het misschien wat vroeg want helemaal koosjer is zijn gedachtewereld nog niet. Zo gebruikte hij vrijdag bij Ivan De Vadder wat slordig de term ‘racisten’, terwijl hij wellicht bedoelde te zeggen dat er mensen bestaan die de islam afkeuren, of immigratie geordend willen zien verlopen.

Maar kom, over de kiezers van Vlaams Belang zei Karel: ‘Ik toon daar ook respect voor,’ en even later nog eens: ‘Ik verketter die kiezers niet, en ik denk dat men daar inderdaad het gesprek moet mee aangaan.’ – hij zal beseft hebben dat velen hem niet op zijn eerste woord geloven, vandaar die herhaling. Kwaadwilligen zullen hier immers denken aan de episode destijds toen hij Balkenende een Harry Potter had genoemd in een interview met Jan Segers van Het Laatste Nieuws ...en vervolgens ontkende dat hij dat gezegd had. In hoge nood beweerde hij zelfs dat dat interview niet had plaatsgehad.

Zand erover, wellicht waren de mysteriën van Osiris’ wedergeboorte hem nog niet goed uitgelegd, wat zou verklaren hoe hij het kiesvolk van het Belang in die tijd eenvoudigweg ‘mestkevers’ kon noemen – naar de Egyptische kever, de Scarabaeus sacer die in de Osiriscultus een heilige taak had.

Maar die term ‘mestkevers’ neemt Karel niet langer in de mond, een bewijs dat zijn ruwe steen intussen flink is bijgeschaafd. Hoe hij overigens dat ‘gesprek met de kiezers’ wil aangaan en tegelijk de partij van die kiezers wil negeren is niet duidelijk. Karel, die volgens alle media een verstandig man is, zal het antwoord kennen. Misschien denkt hij aan een ‘grand débat national’?

Nu vind ik weer niet dat elk ad hominem en alle beledigingen en invectieven uit het politieke spraakgebruik moeten gebannen worden. Een duidelijke term is vaak een verademing, en woorden verbieden of verbannen is geen nette praktijk. Wel moet men trachten stijlvol te blijven, dat vond tweehonderd jaar geleden Joseph de Maistre toch, een van tijd tot tijd mystiek aangelegde maçon die geen enkel woordgevecht uit de weg ging, ook niet als dat ruwe termen meebracht. À tout seigneur tout honneur, zegt Maistre, en ik meen dat ook Karel De Gucht hier schuchter op de goede weg is.
In een brief schreef Maistre:


Aan M. Deplace, in Lyon.
28 september 1818.

Ik kom terug op enkele van uw opvattingen, naarmate ze me te binnen schieten. In een van uw vorige brieven hebt u me ertoe aangespoord ongegeneerd voor mijn standpunten uit te komen, daarbij evenwel de personen ontziend. U mag ervan overtuigd zijn, mijnheer, dat het hier om een Franse illusie gaat. Die koesteren we allemaal, en u hebt mij al meegaand genoeg gezien, in de regel toch, om niet geschandaliseerd te raken als ik u vertel dat men tegen een opinie niets heeft ondernomen zolang men niet de persoon zelf heeft aangepakt. Nu zeg ik erbij dat in dit soort aangelegenheden zoals in andere, er grote waarheid schuilt in het gezegde: ere wie ere toekomt; voegen we enkel nog toe: zonder slaafs te worden.

À M. Deplace, à Lyon.
28 septembre 1818.
Je reprends quelques-unes de vos idées, à mesure qu'elles me reviennent. Dans une de vos précédentes lettres, vous m'exhortiez à ne pas me gêner sur les opinions, mais à respecter les personnes. Soyez bien persuadé, Monsieur, que ceci est une illusion française. Nous en avons tous, et vous m'avez trouvé assez docile, en général, pour n'être pas scandalisé si je vous dis qu'on n’a rien fait contre les opinions tant qu'on n’a pas attaqué les personnes. Je ne dis pas cependant que, dans ce genre comme dans un autre, il n'y ait beaucoup de vérité dans le proverbe: À tout seigneur tout honneur; ajoutons seulement: sans esclavage.


Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html