5 juli 2021

Een aanval gepareerd?

.

Piet Schrijvers maakte in 2019 een prachtige vertaling van Martialis’ epigrammen (voor Athenaeum–Polak&Van Gennep). De verzen zijn onberijmd. In de inleiding zegt hij voor die vorm te hebben gekozen omdat rijm en metrum ‘gedateerd’ zijn. En hij bekritiseert dus eerdere vertalingen die daaraan vasthielden:

‘Welke dichter gebruikt na de Vijftigers nog vormvaste strofen met rijm (afgezien van een enkele archaïserende, al of niet ironische sonnettenbakker en de illustere Ida Gerhardt als uitzondering op de regel)? Rijmende vormvaste coupletten komt men heden ten dage nog bijna uitsluitend tegen in kinderrijmpjes of light verse; de drie genoemde bloemlezingen met hun rijm en vormvastheid bieden dan ook onvermijdelijk een ietwat gedateerde en kinderlijke Martialis.’

Nu heb ik de indruk dat Jean Pierre Rawie hierop heeft geantwoord in Een luchtbel in een vluchtige rivier (bij Prometheus – geen Martialis: Rawie vertaalt hier dichters van de twaalfde tot de twintigste eeuw). Misschien nam hij de term ‘sonnettenbakker’ wel persoonlijk?

'Bij het vertalen dient men – daar ben ik van overtuigd – de vorm van het origineel zoveel mogelijk te respecteren. Een rijmend gedicht hoort ook in vertaling te rijmen, en een sonnet of een rondeel moet een sonnet of een rondeel blijven. Een letterlijke woord-voor-woordvertaling biedt steun bij het lezen van het oorspronkelijke vers, maar levert geen zelfstandig kunstwerk op. Dat is namelijk wel de bedoeling; een goede vertaling beoogt een verrijking te zijn van de Nederlandse letterkunde, een gedicht dat er nog niet was. […]

Tegenwoordig spreekt men van light verse, dat van een geheel andere orde zou zijn dan ‘echte poëzie’. Beschaafdere tijden kenden dat onderscheid niet, en in sommige landen, zoals Engeland, diskwalificeert een dichter zich niet als hij naast ernstig werk ook offert aan de vrolijke muze. T.S. Eliots hilarische kattengedichten, waarop de musical Cats is gebaseerd, verhinderden niet dat hem de Nobelprijs werd toegekend.

Te onzent kan een dichter zich niet veroorloven de schijn van luchthartigheid te wekken, want dan wordt hij onverbiddelijk tot de niet meer serieus te nemen grappenmakers gerekend. Toen ik mijn eerste gedichten publiceerde, schrok ik zelf een beetje van de zware onderwerpen die daarin aan de orde kwamen, en bezigde ironie teneinde enige afstand te scheppen (pas later zag ik in dat de vorm al genoeg voor distantie zorgde). Het heeft jaren geduurd voor ik het daardoor opgeroepen stigma van oppervlakkigheid kwijt was; ik had immers slechts een ‘beperkte thematiek’, want ik schreef alleen maar over dood, drank en liefde.

Het is in dit verband belangwekkend erop te wijzen dat in perioden van barbarij en vormloosheid in de poëzie het altijd de ‘lichte’ dichters – én de vertalers – zijn geweest die de verstechniek voor volgende generaties hebben gered. Niettemin maken virtuozen op dat gebied als N.E.M. Pareau, Kees Stip, Ivo de Wijs en Driek van Wissen voor de schriftgeleerden geen deel uit van de Nederlandse dichtkunst. Het is alsof men Heine niet tot de Duitse literatuur zou rekenen omdat je vaak moet grinniken als je hem leest.'

_______________

Noot van 24 october: Rawie was inderdaad op zijn teen getrapt las ik in zijn pas verschenen 'Hebben we hiervoor tachtig jaar gevochten'.


1 opmerking:

Marc Bergmans zei

Mooie tekst is dat van J.P. Rawie!

Als ik aan dit thema (met alle respect voor Schrijvers en andere schrijvers) nog een zuiver persoonlijke bedenking mag toevoegen: “gedateerd” is een concept dat in mijn esthetisch begrippenapparaat niet voorkomt. Als iets mooi is, is het mooi. Altijd, en voor altijd. En de sonnetvorm IS mooi… Sterker nog, in de juiste handen leidt ze tot scheppingen van een bijna onvatbare perfectie. Kom daar maar eens aan, vrijeverzenbakkers!

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html