.
Rocco Buttiglione, Italiaans minister voor Europese aangelegenheden, sprak deze redevoering uit op het VIde congres over Katholicisme en Openbaarheid, in Madrid, de 20ste november 2004.
.
[voor de Nederlandse tekst gebruikte ik een Engelse vertaling, maar corrigeerde deze op details en naar best vermogen, met de Spaanse tekst; hier en daar, bijvoorbeeld bij voor mij de kernzin van het betoog, heb ik cursief aangebracht;
vooraf nog: als goede atheïst kan ik vooral het eind van Buttiglione's betoog maar moeilijk volgen, maar dat neemt niet weg dat hij principieel gelijk heeft in zowat alles wat voorafgaat, en dat hij ook heel welbespraakt uitlegt om welke fundamentele redenen het Europees Parlement beschaamd zou moeten zijn, in plaats van te spreken (zoals o.m. een verhit VLD-europarlementslid op de dag van de stemming) over: "een overwinning voor het Parlement, een overwinning voor de Democratie!";
en nóg een vooraf: op deze site staan ook twee andere stukjes over het zeer belangrijke "geval Buttiglione", zie 27 en 30 oktober]
Zoals u weet was ik voor kort kandidaat-Europees Commissaris. Zoals u ook weet, werd ik voor dat ambt afgewezen omdat ik tijdens de hoorzitting mijn katholieke overtuigingen aangaande seksualiteit en huwelijk had uitgedrukt.
Sommigen hebben gezegd dat ik onvoorzichtig was. Natuurlijk zeggen zij, Buttiglione had het recht om uitdrukking te geven aan zijn katholieke principes, maar dit was het verkeerde moment en de verkeerde plaats.
Ik ben het daar niet mee eens. Ik geloof dat ik bij mijn presentatie een extreem Nicodemische houding heb aangenomen. U zal zich herinneren dat Nicodemus, een discipel van Jezus, een zeer vreesachtige man was. Moedig was hij niet, hij was bijzonder voorzichtig. Net als Nicodemus, was ook ik hoogst voorzichtig.
Je mag dan denken: als wij onze principes niet in de openbaarheid kunnen uitdrukken, dan lijkt het wel of we er beschaamd over zijn. Daar ga ik niet in mee. Ik was niet beschaamd, maar ik wilde niet uitdagend zijn. Ik was voorzichtig.
Zíj introduceerden de categorie van de zonde in het politiek discours, en ik zei “Nee, in de politiek mogen wij niet over zonde spreken. Wij horen te spreken over non-discriminatie, en ik ben grondig gekant tegen discriminatie van homoseksuelen, of wat voor discriminatie ook.” Ik zei niet dat homoseksualiteit zonde is, zoals vele kranten hebben gemeld. Ik zei: 'I may think', 'ik mag misschien denken'. Mogelijk denk ik dat, maar ik heb hen niet verteld of ik dat denk of niet. Wat ik daarover denk heeft niet de minste invloed op politieke zaken, want het politieke probleem is dat van de discriminatie, en achter dat principe schaar ik me.
Dat volstond niet. Zij wilden me doen zeggen dat ik geen bezwaar zie in homoseksualiteit. Dat kon ik niet doen want het is niet wat ik denk. In de Catechismus van de Katholieke Kerk staat niet geschreven dat de homoseksualiteit een zonde is, maar veeleer dat het vanuit moreel oogpunt een objectief gestoorde toestand is. Homoseksualiteit kan zonde worden, als men het subjectieve element eraan toevoegt, te weten volle kennis dat het om iets verkeerds gaat, en ook de wilsvrijheid om het verkeerde standpunt te kiezen. Ik kreeg niet de gelegenheid om dit te zeggen, en zo kwam het dat ik niet waardig werd geacht om Europees commissaris te worden.
Zo belangrijk is dat voor mij niet, want politieke gevechten komen voor in het leven. Je wint er en je verliest er, en dat is de gang van het leven.
Katholieken hebben het recht om in de Europese Unie functies te bekleden. Is het denkbaar dat katholieken uitgesloten worden van het openbaar ambt, omwille van hun katholicisme? Omdat ze op het standpunt van de Kerk staan? Sommigen zeggen dat de katholieke stellingname inzake seksualiteit aberrant is, en dat dit standpunt voldoende grond moet zijn voor discriminatie binnen de EU, of wat betreft het bekleden van publieke ambten. Dit wens ik niet tot een aanvaarde praktijk te zien uitgroeien. Zij hebben als regel gesteld dat tegen een katholiek, die zegt dat homoseksualiteit mogelijk een zonde zou kunnen zijn, gediscrimineerd mag worden. Ik kwam in een positie te staan waarin ik in dezen klaarblijkelijk de keuze moest maken: of ik bleef bij mijn standpunt, bij mijn geloof (en indien niet mijn geloof, dan tenminste bij de doctrine van mijn geloof), ofwel moest ik accepteren dat er tegen mij gediscrimineerd werd. Voor mijn geloof kon ik het opbrengen om een zetel in de EU op te offeren, want zo belangrijk is dat ding niet. En zo gebeurde het tenslotte.
Ik weet niet of God me de moed zou verlenen om mijn hoofd aan te bieden voor mijn geloof, zoals StThomas Morus. Ik hoop dat ik me nooit in de positie zal bevinden om daarachter te komen. Maar het aanbod van een zetel in de commissie – ja, dat aanbod kan ik doen.
Er blijft een probleem. Het is een probleem in verband met de aard van democratische instellingen, want achterliggend zitten wij met de vraag rond het liberalisme, en wat het inhoudt om liberaal/vrij te zijn, en wat het betekent om een liberale grondwet te hebben, of een liberale democratie in Europa vandaag.
We staan voor twee visies, een die ik als eigenlijk liberaal beschouw, en de andere die ik beschouw als een anti-liberale perversie van het liberalisme.
In de eerste visie heeft de Staat zelf niet een ingrijpende visie als zodanig; de Staat denkt er niet over om zelf de waarden te scheppen die voor het bestaan als burger noodzakelijk zijn. De Staat beseft dat anderen die waarden moeten voortbrengen: kerken en de cultuur. Waarden worden in de culturele sfeer voortgebracht; bijgevolg benadert de Staat de culturele sfeer met een positieve ingesteldheid. Hij erkent de rol van kerken in de samenleving, en accepteert de rol die zij spelen.
De tweede visie is eerder continentaal-Europees; het is de visie van Jean-Jacques Rousseau. Rousseau is van oordeel dat de Staat zijn eigen waarden moet voortbrengen, dat we een civiele religie nodig hebben, en dat de geopenbaarde religies – geopenbaard tussen aanhalingstekens – ondergeschikt moeten zijn aan deze Staatsreligie. Daar lag de oorsprong van het klassieke totalitarisme, want Marxisme, Fascisme en Nationaal-Socialisme waren de civiele religies van het Europa van gisteren.
En wat is er vandaag aan de hand? Er is aan de hand dat een deel van de linkerzijde in Europa de neiging vertoont om een nieuwe civiele religie te bevestigen. Deze nieuwe religie stelt dat het ontoelaatbaar is om sterke ethische overtuigingen te hebben, en dat de democratie haar grond moet vinden in relativisme.
Relativisme betekent dat er geen onderscheid is tussen goed en kwaad. Dat is verkeerd geloof ik. Ik denk dat onze democratie een andere grondslag nodig heeft, en die grondslag is de christelijke notie van vrijheid – christelijk en ook liberaal wat de vrijheid betreft. Dit betekent dat ik het recht heb om te vinden dat jij verkeerd bent, en tegelijk dat ik bereid ben om mijn leven te geven zodat jij het recht behoudt om verkeerd te zijn, immers, indien jij voor jezelf het goede zou hebben, niet door je eigen vrijheid maar door dwang van buitenaf, dan zou dat geen morele waarde bezitten. Het zou een morele onwaarde zijn.
Respect voor de menselijke persoon en zijn rechten is de basis van een authentieke democratie. Cultureel relativisme is geen adequate grondslag voor de democratie. Ik wil graag twee zeer belangrijke auteurs citeren die dit standpunt vertolken. De eerste is een grote expert van het totalitarisme, Benito Mussolini. Benito Mussolini schreef dat het fascisme de politieke uitdrukking is van de meest moderne stromingen in de hedendaagse filosofie, te weten van het relativisme. Want als er geen objectieve waarheid bestaat die wij moeten respecteren, dan zal elk individu het recht hebben om gebruik te maken van welke macht ook die hij bezit – fysieke kracht, intellectuele kracht, de macht om te manipuleren via media en communicatie – om aldus zijn visie op de wereld aan anderen op te dringen. Dat is niet helemaal wat wij onder democratie verstaan, dat is het begin van totalitarisme.
De andere auteur die ik wens te citeren is Plato. In De Republiek legt Plato ons uit dat democratieën sterven door de hand van het ethisch relativisme; hij gebruikt niet de term “ethisch relativisme” – hij leeft in de tijd van de Sofisten. Als er geen onderscheid is tussen goed en kwaad, dan kan een politicus om het even wat doen. Wat voor motivatie kan de politicus hebben om te weerstaan aan corruptie, het grote gevaar in onze democratieën? Wat voor motivatie heeft hij om de publieke opinie niet te manipuleren? Wat voor motivatie heeft de politicus om trouw te blijven? Zonder geweten is er geen politiek en wordt de loop van de democratie van binnen uitgehold.
Nu geloof ik dat er in de encycliek van paus Johannes Paulus II, Veritatis Splendor [glans der waarheid (mv)], iets dergelijks stond. Ook daar vinden we die idee terug: een adequate basis voor de democratie is niet het ethisch relativisme, maar veeleer de idee van de menselijke persoon, van het respect voor de menselijke persoon, van het recht van de menselijke persoon en van de juiste samenhang tussen waarheid en vrijheid.
Ik wil daaraan toevoegen dat er verder nog iets soortgelijks staat in Veritatis Splendor. De waarheid wil de vorm van het menselijk handelen zijn, en enkel door de menselijke vrijheid kan zij de vorm van het menselijk handelen zijn, want dat is de moeder van de democratie.
Europa staat voor de keuze tussen deze twee modellen van democratie, het ene of het andere, en ik geloof dat dit de inzet is in een democratische strijd, in een democratisch gevecht dat nog vele jaren zal duren.
Mijn zorg is het, en ook de hoop die ik koester, dat mijn speciale geval een gelegenheid kan zijn, een hulpmiddel, niet enkel voor christenen maar ook voor hen die geloven in de vrijheid om te mobiliseren en een discussie los te maken over de adequate fundering van de democratie.
Kwaad is nooit kwaad zonder meer; er zit altijd iets positiefs in het kwaad. Wat voor mij een kwaad was, heeft voor ons allemaal iets positiefs in zich geloof ik. Misschien zullen we voor het eerst over Europa spreken, niet om ons beklag te doen over bureaucratische problemen, maar eerder om ons af te vragen: wat is het geweten, wat zijn de waarden, wat is de identiteit van Europa?
En er zijn in Europa vanzelfsprekend groepen, niet al te groot, maar wel degelijk georganiseerd en gemobiliseerd, die een niet-christelijke grondslag zien voor Europa; en de christenen, ik weet niet of zij een meerderheid vormen of een minderheid, maar goed georganiseerd zijn zij niet. Ik ken de discussie: “Zijn de christenen een meerderheid of een minderheid in Europa? Is dit Europa christelijk of niet?” Het is geloof ik een valse vraagstelling. Europa is niet christelijk en onchristelijk is het al evenmin. Ik geloof niet dat er ooit een christelijk Europa heeft bestaan. Europa leeft geloof ik altijd al op de spanningslijn tussen geloof en ongeloof. Het leeft zo in onze tijd, net zoals het altijd heeft geleefd. En in die spanning tussen geloof en ongeloof moeten wij een positie innemen.
En we kunnen de overwinning halen als we in de eerste plaats zelf geloven, want niets heeft zoveel overtuigingskracht als een overtuiging. Christenen die niet het geloof bezitten, zijn niet in staat om anderen te overtuigen van de menselijke waarheid van hun zienswijze.
En in de tweede plaats, als wij de moed hebben om onszelf in beweging te zetten en actief te worden in het publieke leven, wat niet hetzelfde is als onze zienswijze aan anderen opdringen, het is juist de vrijheid van allen verdedigen, en vanuit onze visie op de mens deelnemen.
Soms zullen we in de meerderheid zijn, op andere momenten weer niet, en Europa zal zijn weg gaan, die een weg is van dialoog tussen geloof en ongeloof, en dat is precies wat het geweten van Europa uitmaakt, ons geweten.
Ik wil hier enkele zaken aan toevoegen betreffende het thema van deze conferentie. “Europa, wees uzelf”, hetgeen betekent (ik ben de gelukkige echtgenoot van een psychanaliste die altijd zegt dat er in een familie één persoon moet zijn die een serieuze job heeft, en dat ik mijzelf de luxe kan veroorloven om aan politiek te doen, want zij heeft een serieuze job; en zij heeft mij een beetje wegwijs gemaakt in de denkwereld van Sigmund Freud): Europa is als een menselijke persoon; elk van ons vormt zijn geweten in dialoog en relatie met zijn vader en moeder. Deze dialoog is moeilijk, er komen schokken voor, en handgemeen; wij kunnen met elkaar breken, en ons weer verzoenen. Zoon of dochter zijn is niet makkelijk, maar ouder zijn is moeilijker. Iemand die niet in deze dialoog leeft, veroordeelt zichzelf tot een oppervlakkig leven en hij heeft geen toegang tot de diepere lagen van zijn menselijk bestaan.
Wie zijn de vaders en moeders van Europa? Het zijn Socrates en Christus, geboren uit de ontmoeting tussen de judeo-christelijke religie en de Griekse en Latijnse denkwereld. Binnen deze dialoog zijn er vanzelfsprekend veel verschillende opvattingen: filosofen die zeggen dat Christus een filosoof is, niet de Zoon van God, maar de meester van de moraal (Hegel, in zijn jeugdschriften), of de christenen die zeggen dat Socrates eigenlijk een profeet van Christus is en dat hij de heidenen heeft voorbereid op hun ontmoeting met Christus (StAugustinus – we vierden zijn verjaardag nog net – in zijn Stad van God geeft ons de idee dat Socrates een soort Moses is).
Goed, Europeaan zijn betekent dus dat men aan deze dialoog deelneemt. Welke positie je in de dialoog kiest doet er niet toe, maar een persoon die onverschillig blijft voor deze dialoog – en hij kan best een geschikte persoon zijn – een Europeaan is hij niet.
Een Europa dat niet de moed bezit om zichzelf met deze wortels te verstaan – en het lijkt niet of er iets in de plaats wordt geboden – zo’n Europa lijkt sterk op een man die met zijn familie totaal heeft gebroken. Andere vaders en moeders kan hij zichzelf niet verschaffen, een ander mens worden lukt ook niet, het blijft erbij dat diezelfde man een oppervlakkig leven gaat leven, en er niet meer in slaagt de ware diepten van zijn identiteit te bereiken.
Net zo, een Europa waar het aan de moed ontbreekt om in deze dialoog te treden, om deze wortels onder ogenschouw te nemen, zal een Europa zijn dat aan de oppervlakte leeft. Wat wij echter nodig hebben is een Europa dat diepte heeft, en dat is de reden waarom ik het een kwalijke zaak vind dat er in de preambule van de grondwet geen melding wordt gemaakt van de christelijke wortels van Europa, maar ook geen melding van de judeo-christelijke en grieks-latijnse wortels. Nu, een preambule is enkel een preambule, en van groot belang is dat niet.
Ik wil hier enkele zaken aan toevoegen over de grondwet zoals wij die nu hebben: als ik in de gelegenheid was geweest om de grondwet te schrijven, dan had ik iets anders geschreven. Maar dit is nu de enige die we hebben, het enige dat ons allen samenbrengt. Wij hebben nood aan een grondwet. Heel goed is ze niet, maar heel slecht ook weer niet. Er ontbreekt een klare verwijzing naar de wortels, maar in het eerste artikel van de Verklaring van de Rechten van de Mens staat een duidelijke referentie naar de menselijke persoon, als centrum van de juridische en politieke orde.
Dat is fundamenteel, en tegelijk is het ook een fundamenteel christelijke idee. Dezelfde idee staat ook aan het begin van de encycliek Redemptor Hominis ["terugkoper", zoals iemand die een borgsom komt betalen d.i. verlosser van de mens (mv)] : God die zichzelf in waarheid aan de mens reveleert (omtrent God), en tegelijk de waarheid reveleert aan de mens, dat de mens zelf eveneens een persoon is.
En “een persoon” betekent dat hij vrij is; dat hij de plicht heeft, en het recht, om de waarheid te zoeken, en om daar in zijn vrijheid en door zijn vrijheid naar te zoeken. De waarheid, zoals mijn oude leersmeester Augusto del Noce placht te zeggen, is een zaak die niemand voor jou kan bedenken. Jij moet haar bedenken. Jijzelf zal haar moeten ontdekken. En als ze wordt opgelegd, dan is het geen waarheid, want je hebt het niet zelf bedacht; zoiets bezit geen waarheidswaarde.
Naast de vrijheid om naar de waarheid te zoeken, bezit een persoon ook de vrijheid om zichzelf in liefde te geven. Wij zijn vrij opdat we de mogelijkheid hebben om verliefd te worden, en al mag dat paradoxaal klinken: de verliefde mens, de gehuwde mens kent meer vrijheid dan de vrijgezel.
Om een gemeenschap aan te gaan met een vrouw, om jezelf aan haar te beloven, om kinderen te hebben, om kinderen op te voeden, is in de natuurlijke ordening de hoogste expressie van de menselijke vrijheid.
En hier stuiten we op een ander politiek probleem, het probleem van de familie. De familie is in het Europa van vandaag het meest gediscrimineerde subject. Om kinderen te hebben moet een van de twee in het koppel, meestal de vrouw, een belangrijk deel van haar carrière opofferen. Het betekent dat we een hoop geld aan de kinderen zullen besteden, dat we een groot deel van onze energie in de opvoeding van de kinderen zullen stoppen, en deze kant van de zaak is sociaal relevant, het is een sociaal contract, want zonder kinderen gaat Spanje dood, gaat Italië dood, gaat Europa dood, gaat de mensheid dood.
En als kinderen opgroeien, dan betalen zij belastingen en dragen ze bij aan de pensioenen van diegenen die geen kinderen hebben gewild, en die rijker werden, en meer geld hadden om te spenderen. Is zoiets rechtvaardig? Het is enkel rechtvaardig als er een politiek is die de familie gunstig gezind is, die de familie fiscaal recht laat geworden, en hulp geeft aan dat deel van het koppel, meestal de vrouw, die een gedeelte van haar beroepsloopbaan laat varen voor de sociale taken van het huishouden. Het is enkel rechtvaardig als er een familiale politiek is, en dat is niet een politiek van solidariteit met de families, maar een plicht van rechtvaardigheid tegenover de families. Want deze categorie is duidelijk de meest gediscrimineerde in Europa, en wij hebben een cultuur die dit niet wenst te erkennen, wij hebben een politiek systeem dat dit niet wenst te erkennen.
Men heeft mij ook al aangevallen als zijnde een chauvinist, en wat ik wens te zeggen is dat naar mijn overtuiging het probleem vandaag is dat een vrouw recht heeft op een beroepsloopbaan, maar ze heeft evenzeer het recht om moeder te zijn.
Vrouwen die er vrijelijk voor hebben gekozen om zich aan de opvoeding van hun kinderen te wijden en geen carrière te hebben, kunnen wij maar beter niet als tweedeklasmensen, als tweederangsburgers beschouwen. Zij mogen als groep niet worden gediscrimineerd. We moeten anderzijds vrouwen die een beroepsloopbaan wensen, én kinderen, niet met de vinger wijzen: wat we nodig hebben is een politiek die de vrouw toelaat om vrij te kiezen hoe ze haar taken wil opnemen, de ene zowel als de andere. Wat er moet komen zijn werkregelingen die compatibel zijn met familiale schikkingen, etc.
Doen we dat niet, dan is het uit met Europa. We hebben nu al weinig kinderen, binnen een paar jaar hebben we er nog nauwelijks.
En dan is er nog de idee van diegenen die de mogelijkheid van de mens om zich aan een ander te binden niet wénsen te zien, de mogelijkheid om een gemeenschap te vormen, vertrekkend van een familie. Zij die denken aan een Europa van geïsoleerde individuen die geen gemeenschap meer vormen, die geen huwelijk meer aangaan omdat ze bang zijn om verliefd te worden, en als ze toch verliefd worden dan hebben ze niet de moed om te geloven dat het misschien voor altijd is, moed die noodzakelijk is om een verbintenis aan te gaan. Het resultaat is een Europa waar kinderen niét geboren worden, en als ze geboren worden dan niet in de optimale voorwaarden om te worden opgevoed en als mens tot bloei en wasdom te komen.
Dit houdt veel in voor de toekomst, en dit wordt een fundamenteel thema in de Europese politiek de komende jaren. En het is niet enkel een Europees probleem; het is een probleem voor de natiestaat.
Er wordt druk uitgeoefend om het homoseksuele huwelijk te legaliseren. Daar zit het probleem niet. Het probleem is de afschaffing van het huwelijk. Het probleem zit in het ignoreren van het verschil tussen dit instituut, dat een sociale functie heeft, en andere samenlevingsvormen, die ik respecteer, maar die geen sociale functie hebben. Ik snap niet waarom de staat deze zou ondersteunen, of waarom hij daar een sociale relevantie aan zou toekennen. Aan koppels die geen familie vormen stelt normalerwijs het privaatrecht de nodige instrumenten ter beschikking om hun zaken te regelen. Ik heb er niets op tegen als de staat deze mensen helpt met zaken die hun het leven aangenamer maken, maar dat zijn geen families, een familie is iets anders. Alles een familie noemen, komt erop neer dat niets nog een familie is.
Nog een opmerking over dit Europa en de moderniteit: ik deel niet de visie die zegt dat de geschiedenis van Europa een proces is van secularisatie en ontkerstening, als in een Cartesiaans vlak waar religiositeit de ene as vormt en de tijd de andere, met als neerwaartse curve de secularisatie. Het christendom wordt alsmaar kleiner, tot het verdwijnt. Ik geloof niet dat het zo zit.
Katholieken dragen zelf ook een grote verantwoordelijkheid voor deze kijk op de geschiedenis, want hun visie idealiseert voortdurend het verleden, dat verondersteld wordt christelijker te zijn geweest dan het heden. Maar geloven wij nu écht dat de dertiger jaren, de jaren van communisme, fascisme, nationaal-socialisme, zoveel christelijker waren dan deze tijd? Ik geloof dat niet. Ik denk dat er altijd een strijd is geweest tussen het christendom en een aan aantal andere zaken, en die strijd zit in het hart van elk van ons.
Wij hebben de jaren gekend van de civiele religie van het nationalisme en het fascisme, en toen viel die uiteen. Dat uiteenvallen ging gepaard met een periode van herkerstening, de vijftiger en zestiger jaren. Vervolgens, de zeventiger jaren, begon er een nieuwe parabool van ontkerstening. Wie weet zitten we in een verandering, en treden we een fase van herkerstening binnen?
Weet u wat er in de Verenigde Staten gebeurde? ik werd ervan beschuldigd een theocon te zijn – ik zou niet weten wat dat betekent want in Amerika zijn er wel neocons, maar theocons bestaan niet. Nu geloof ik niet dat we Amerika moeten imiteren, maar het blijft interessant, en het stelt een probleem voor links dat Europa weliswaar stáát voor moderniteit, maar dat de V.S. op ons vooruit zijn – er is meer technische vooruitgang dan bij ons, economisch zijn ze efficiënter dan wij – en zij hebben meer religie. Dit beduidt dat er geen waarheid zit in de bewering dat het proces van modernisering noodzakelijk ook met ontkerstening samengaat. Men zegt dan dat het ruraal Amerika betreft, maar in Amerika zijn er geen 59 procent boeren: er zijn in de hele Verenigde Staten twee miljoen landarbeiders. De waarheid is anders, en wel dat de piek van de secularisatie in Amerika al achter de rug ligt, en dat ze een nieuwe periode zijn ingetreden. Zij werden er zich bijvoorbeeld van bewust dat je de familie kan bekritiseren, dat je de familie kan vernietigen, maar dat wij geen instituut klaar hebben dat de familie kan vervangen in haar fundamentele sociale rol. Dit proces maakte dat family values in het politieke leven van Amerika tot een fundamenteel element werden getransformeerd. Dat is niet enkel zo voor de republikeinen, want voor de Vrijhedencommissie van het Europees Parlement zou niet enkel Bush worden verworpen, maar Kerry evengoed, want ook hij had gezegd dat, bijvoorbeeld, abortus moreel slecht is, al vindt hij dat het geen voorwerp van juridische sancties mag zijn. Hij zei dat, en dat komt niet overeen met de nieuwe [autonomie?] die men wil opleggen, die men zich voorneemt op te leggen in Europa. Er heeft zich ginds een verandering voltrokken. Ik geloof dat die verandering ook in Europa mogelijk is. Er zijn interessante elementen.
In mijn vliegtuig op weg naar Madrid las ik Il Corriere della Sera en zij hadden een interessante enquête. Weet u dat een grote meerderheid van de Italiaanse jeugd tegen abortus gekant is? Had u dat voor mogelijk geacht? Het is zo. Ik moet daarbij vertellen dat een meerderheid van de Italiaanse jeugd, een kleine meerderheid maar een meerderheid, voor euthanasie is. Dit betekent dat zij hun weg aan het zoeken zijn en dat op die weg het christendom een interessante optie kan zijn, en dat zij geïnteresseerd zouden zijn als wij moed betoonden, wij moeten moed scheppen in de Kerk.
Ik weet niet of u graag statistieken leest, maar het is altijd zeer interessante lectuur, met een grote invloed. Weet u hoeveel Italianen zich praktiserend katholiek noemen? 57%. Weet u hoeveel er ’s zondags naar de mis gaan? De helft. Wat betekent dat? Het betekent dat veel meer mensen zouden praktiseren als de Kerk meer aantrekkingskracht had, meer bereidheid tot dialoog, meer bereidheid om tussen de mensen aanwezig te zijn.
Europa is niet christelijk, maar evenmin is het onchristelijk.
Europa zoekt, net als de Italiaanse jeugd, zijn weg. Om dat pad te ontdekken, om Christus te ontdekken als een adequaat antwoord op de verlangens van het menselijk hart, is het noodzakelijk dat er christenen zijn die getuigenis geven, die de moed hebben om te zijn wat ze zijn. Ik zou nog meer kunnen vertellen, maar de tijd is op. En ik beschouw het als een privilege om met u te hebben mogen spreken, en als een succes dat niemand, voor zover ik zie, in slaap is gevallen. Tot straks.
January 28, 2005
ROCCO BUTTIGLIONE has held professorships at the International Academy of Philosophy in Liechtenstein and Saint Pius V University in Rome and has been a member of the Pontifical Academy of Social Science. He has lectured internationally and is on the editorial boards of many Italian and foreign journals. In the early 1990s, Buttiglione helped to form an Italian political party, the Christian Democratic Union and since 1994 has served in the Chamber of Deputies in the Italian Parliament. From 1999 until 2004 he was a member of the European Parliament, and in 2001 he was appointed by Italy’s President Silvio Berlusconi to be Minister of European Affairs. He also serves on the Acton Institute's board of advisors.
Copyright ©2004,Rocco Buttiglione. All rights reserved.