28 februari 2005

Sinds wanneer vallen negationisme en staatsterreur onder het "culturele nieuws"?


De klacht die bij een Turkse rechtbank aanhangig zal worden gemaakt tegen de auteur Orhan Pamuk kreeg bij De Standaard vandaag een klein kolommetje op p.15, in het katern Cultuur&Media.
Pamuk had het aangedurfd om in een interview met een Zwitserse krant [*] te praten over de Turkse genocide op de Armeniërs, en over nog een paar andere massamoorden op staatsbevel, en op zulke praatjes staan er zware straffen in zijn land.
Mij lijkt zoiets politiek nieuws van de eerste orde, geen cultureel nieuws. Natuurlijk, onderscheid maken is soms moeilijk: wanneer is iets cultureel nieuws? Veronderstel dat de dichter Achterberg zijn hospita doodslaat, op welke pagina brengt De Standaard dat? en in welk katern?
De kwaliteitskrant geeft echter zelf een verklaring voor zijn keuze: de zaak komt ongelegen voor Turkije, immers een “Europees land” in wording.
Nu geloof ik niet dat Turkije verveeld zit met deze kwestie, maar juist volop zijn gang zal kunnen gaan tegen Pamuk: ze mogen er immers op rekenen dat Europese kranten alles zullen verdoezelen.[**]
Misschien lezen wij binnenkort in De Standaard een bericht over "...jaren gevangenisstraf, die bij Pamuk ongelegen kwamen"?
Neen, laten wij meteen de krantencommentaren lezen van een democratisch land ...dat toevallig niét betrokken is bij die hele Europese machinerie.


Armenië, 1915

[*] In de Tages-Anzeiger © Das Magazin, van 5 februari stond dat interview onder de titel „De meest gehate Turk“ (Der meistgehasste Türke). Het enige wat Pamuk zei over de volkenmoorden was dat de Turken niet willen dat er over gesproken wordt: „Er hebben gruweldaden plaatsgehad, maar niemand anders mag dat te weten komen.“ En u praat er toch over. Vraagt u niet beslist om moeilijkheden? „Ja, en iedereen zou dat moeten doen. Men heeft hier 30 000 Koerden omgebracht. En een miljoen Armeniërs. En zo goed als niemand waagt het om dat ter sprake te brengen. Ik doe dat dus wel. En daarvoor haten zij mij.“
[**] Der Spiegel had op 27 februari ook aandacht voor de genocidekwestie, en berichtte dat het Brandenburgse ministerie voor onderwijs, na diplomatieke druk vanuit Ankara, de volkerenmoord op de Armeniërs uit de geschiedenishandboeken had laten verwijderen! De Brandenburgse ministerpresident Matthias Platzeck (socialist) verklaarde nu dat de Turkse genocide bij latere drukken opnieuw zou worden vermeld ...maar geplaatst in een breder kader.

Hoe democratisch denkt Elio di Rupo?


Di Rupo wil geen referendum over de Europese “grondwet” want: “Als er een referendum komt, zal het debat over veel gaan, behalve over de grondwet zelf”. Laat dit waar zijn, en als democraat betwijfel ik dat, maar dan nog zou het voor di Rupo nooit een argument mogen zijn. Als je er niet van uitgaat dat de burger best in staat is om antwoord te geven op vragen, dan kun je je niet tegelijk laten voorstaan op de term "democraat" en gewone verkiezingen wel goedkeuren.

Misschien moest Elio di Rupo even te rade gaan bij een verstandig man: de Spaanse minister van Justitie, Juan Fernando López Aguilar, die geen bezwaren zag tegen een referendum …maar die vooraf aan zijn landgenoten wel verzekerde dat je die grondwet helemaal niet moest kennen om te weten dat het een goede zaak was.
Dát noem ik nog eens een consequente oproep tot blind geloof! Ook Stevaert zal Aguilars cynisme kunnen smaken, en gotweet zit er voor hem wel een volgend boek in? Ineens over mystiek dan.
Overigens was er in Spanje geen probleem: de "grondwet" is door een derde van het kiezerscorps ...goedgekeurd!
.

26 februari 2005

Altijd Walgelijker, daar gaan we voor!


Het titeltje hierboven is de enige commentaar die ik kan bedenken bij de reclamespot van Fortisbank, waarin een zwangere aanbeveelt om te storten op het spaarboekje van haar toekomstige kind. Haar eerste gedachten, begrijpelijk, gaan nu naar de bank ...en Fortis, niet vies, belooft dubbele intrest voor enkele maanden.
Fortis is niet christelijk, is niet humanistisch, wel walgelijk.
.
Maar toch, voor ik het vergeet:
gefeliciteerd hé Lippens!
.

Een Turkse auteur over "dwanghuwelijken": ...de leergierige Patrick Dewael kan nu ook om raad vragen bij buurman Otto Schily.

Die Welt, 26 februari 2005

Jullie tolerantie brengt ons in gevaar
Dwanghuwelijken als voorbeeld:
Waarom roodgroene „Islambegrijpers“ de situatie van moslimvrouwen enkel slechter maken
Essay van Necla Kelek


Hatin (Hatun) Sürücü werd 23 jaar geleden geboren als kind van een Turkse familie in Berlijn. De avond van 7 februari 2005 werd ze in Berlijn doodgeschoten. Ze was alleenstaande moeder van een jongen en bijna afgestudeerd als elektro-installateur. Het was een zelfbewuste, geëmancipeerde en geïntegreerde jonge vrouw. Moest Hatin Sürücü om die reden sterven?
Op haar vijftiende werd ze door haar ouders uitgehuwelijkt aan een neef in Istanbul. Bij Hatin ging het er wellicht net aan toe als in de gevallen die ik onderzocht heb: tijdens het schoolreces wordt het meisje met vakantie gestuurd naar verwanten in Turkije. De families hebben al een overeenkomst. In de islam is het huwelijk geen sacrament, maar een contract tussen twee families. Vaak wordt dit contract helemaal niet voor een ambtenaar van de burgerlijke stand afgesloten, maar enkel voor getuigen van de families. Dat is het zogenaamde imam-huwelijk dat vaak later pas, als de partners meerderjarig zijn, voor de staat gewettigd wordt. Elke zomer verdwijnen er honderden jonge Turkse meisjes uit Duitsland op die manier naar Turkije, tot nooit-meer-weerziens. Geen leraar, niemand van jeugdzaken, geen politieman die naar hen zoekt, niemand weet waar ze blijven.
Op haar zestiende had Hatin een zoon van haar neef in Turkije, maar ze verliet toch haar man en ging terug naar Berlijn. Ze legde haar hoofddoek af. Voortaan leefde ze alleen, met de steun van Jeugdzaken eerst in een home, dan in een eigen huis, maakte school af en ging een vakopleiding volgen.
Zulke vrouw is volgens de hadith, dat zijn de woorden en daden toegeschreven aan de profeet, verleidelijk en des duivels. Haar louter bestaan is een bedreiging, een bekoring voor de mannen. De man is volgens deze leer een driftmatig wezen dat voor de vrouw moet worden afgeschermd – het best door de vrouw in een huis of onder een hoofddoek te verbergen. “Vriendschap tussen een man en een vrouw is in de islam verboden”, staat er in een richtlijn voor moslims in Duitsland. De echt is derhalve de enig passende levenswijze voor een aan god welgevallig bestaan. En elke vrouw moet rein blijven, gevrijwaard van mannelijke blikken, in het bijzonder die der ongelovigen. Contact met de onreine – want onbesneden, want varkensvlees etende, alcohol drinkende en ongelovige – Duitsers zou haar onrein maken en de eer van de familie bezoedelen. Waar de islamitisch-turks-koerdische cultuur overheerst, daar behoort een mens niet aan zichzelf toe. Islam betekent letterlijk vertaald “overgave” of ook “onderwerping”.
Ik wil me afzetten tegen de in deze context vaak gebruikte term “eremoord”. Hij suggereert dat die daad een culturele achtergrond heeft. Daardoor komt het ook dat menige Duitse rechter zelfs een strafvermindering inwilligt bij “cultuurgebonden feiten”, zoals onlangs nog in Bremen, toen de Koerdische beulen van een jong paartje enkel werden bestraft voor doodslag.
Door hun geschiedenis bepaald, hebben de Duitsers een panische angst om voor racisten of voor vijanden van immigranten door te gaan. Ze zouden alles doen om migranten en hun cultuur “te begrijpen”. Daar is niets mis mee, maar het is niet bij begrip gebleven: dat begrip is veeleer tot een groot onbegrip geworden. Dat misverstand heeft er toe geleid dat men het islamisme is gaan accepteren, dat men tegenover vrouwendiscriminatie tolerant ging staan. En tot dit misverstand behoort ook het multiculturalisme zoals het door fracties van de roodgroene coalitie wordt voorgestaan en bedreven.
Elk jaar komen er ongeveer 20 000 Turkse migranten naar Duitsland. De meesten als gevolg van familiehereniging. De vrouwen die voor een huwelijk naar Duitsland komen, noemt men in het Turks “importgelin”, importbruiden. Ik heb met meer dan 50 van deze vrouwen gesproken. Geen van hen had haar man zelf gekozen, en evenmin hadden zij de keuze om helemaal niet te trouwen. De typische importbruid is net 18, ze komt uit een dorp, en heeft in vier of zes jaar gebrekkig leren lezen en schrijven. Ze wordt door haar ouders uitgehuwelijkt aan een haar onbekende Turkse man, mogelijk een neef. In enkele gevallen heeft de familie van de bruidegom een bruidschat betaald, bij anderen volstaat uitzicht op emigratie naar Duitsland als betaling. De vrouw komt na het huwelijk in Turkije in een Duitse stad, in een Turkse familie. Ze leeft uitsluitend binnen deze familie en heeft geen contact met mensen buiten de Turkse gemeenschap. Ze kent noch de stad, noch het land waar ze leeft. “Ik ben niet naar Duitsland gekomen”, zei me een bruid, “maar naar een familie”.
De “gelin”, de bruid, spreekt geen Duits, kent haar rechten niet en weet ook niet tot wie zij zich in haar nood zou kunnen wenden. De eerste tijd is ze totaal afhankelijk van een familie die haar vreemd is, want ze heeft geen eigen verblijfsvergunning. Ze zal dus moeten doen wat haar man en haar schoonmoeder van haar verlangen – anders wordt ze teruggestuurd, wat de sociale of echte dood zou betekenen. Spoedig heeft ze een of twee kinderen. Zonder kinderen is ze niets waard en wordt verstoten. Met de kinderen zal ze Turks spreken en hen opvoeden zoals zijzelf is opgevoed, volgens de islamtraditie. Ze zal in Duitsland leven, zonder ooit echt in Duitsland te zijn gearriveerd.
Volgens onderzoek van het Bondsministerie voor het Gezin wordt minstens één op de twee Turkse vrouwen uitgehuwelijkt, zoals hier geschetst. Het betreft elk jaar dus vele duizenden gevallen. Het gaat hier om vaste onderdelen van een praktijk die in de traditionele Turks-islamitische maatschappij gebruikelijk is. De jongste importbruid is elf. Die zaak ging niet door omdat het paar zich bij de Burgerlijke Stand van Düsseldorf wilde aanmelden. De officier van Justitie gaat nu na of hun kinderhuwelijk ook bij ons geldig is, want het werd rechtsgeldig in Thrakië afgesloten, volgens islamitisch recht uit 1914 (zie ook Welt van 25 februari).
De praktijk om importbruiden naar Duitsland te halen is een van de wezenlijke oorzaken van het feit dat de integratie van de Turken in Duitsland faalt, en dat anderzijds de parallelle moslimgemeenschappen zo schitterend gedijen.
Ik juich het toe dat tegenwoordig de SPD en de Grüne de constituerende elementen van het “gedwongen huwelijk” in het Strafwetboek wensen op te nemen, als zijnde een zware en ongeoorloofde dwang. Ik juich het initiatief toe van de regering van Baden-Württemberg, om het gedwongen huwelijk als een afzonderlijk misdrijf in te voeren. Maar de zaken die ik daareven heb geschetst zullen maar ten dele onder deze wetten vallen. Het pad tussen het “dwanghuwelijk”, afgedwongen dus, en het gearrangeerde huwelijk is smal. Stemt een meisje in een huwelijk toe, als ze enkel zwijgt of weent bij een huwelijksvoorstel van haar ouders? Of moet ze bij niet-akkoord roepen en tieren vooraleer het als dwanghuwelijk kan gelden?[*] In geen van beide gevallen kan zijzelf haar partner, of haar levenswijze kiezen.
Bijgevolg lijken de wetswijzigingen, zoals ze nu in Duitsland zijn opgezet, iets weg te hebben van een alibi want je kunt je nauwelijks voorstellen dat een dochter die in gehoorzaamheid is opgevoed haar moeder of vader zou aangeven. Wij moeten het probleem grondiger te lijf gaan. Daartoe heb ik in mijn boek enkele aanbevelingen gedaan.
Ik sta gunstig tegenover de nieuwe wet op de inwijking, die elke immigrant verplicht om Duits te leren, en die hem de mogelijkheid biedt om kennis te nemen van zijn rechten in onze democratie. Een civiele maatschappij leeft niet van verbodsbepalingen, maar van normen en waarden waarrond de samenleving een consensus heeft bereikt. Het zijn ook niet in de eerste plaats verbodsbepalingen die de dwanghuwelijken en gearrangeerde huwelijken zullen verhinderen; het is eerder zo dat die pas dan niet meer zullen voorkomen, als het voor iedereen duidelijk is dat onze samenleving ze niet accepteert.
Deze politieke wil moet dan ook in duidelijke maatregelen tot uitdrukking komen. Wij moeten de zwaksten in deze maatschappij beschermen. Hier zijn dat de importbruiden en de vrouwen die zulke familiestructuren achter zich wensen te laten. Maar we moeten ook het debat over onze maatschappij aangaan. Ik zou de wens willen uitspreken dat wij Duitse, en van origine Turkse democraten in dit land, met meer zelfbewustzijn de verworvenheden van onze Republiek zouden verdedigen.
De moord op Hatin moet niet enkel tot een strenge vervolging der daders voeren, maar ook tot een debat. Discriminatie van vrouwen en geweld tegen hen – om welke culturele of religieuze reden ook – , miskenning van onze Grondwet en Wet, een verachtend discours over onze vrijheid vanwege de apostelen der orthodoxe islam-moraal, kunnen door onze democratische samenleving niet worden geduld, en behoren bijgevolg vogelvrij te worden verklaard. En wij – daarmee bedoel ik elkeen die zich voor deze democratie verantwoordelijk voelt – moeten jonge vrouwen als Hatin beschermen. Zij hebben recht op onze bescherming.

[*] Ik vermoed dat Etienne Vermeersch, conform zijn advies inzake gedwongen uitwijzing, het onrechtvaardig zou vinden als enkel de schreeuwers op onze solidariteit konden rekenen. [mv]



Necla Kelek schreef het boek: "Die fremde Braut. Ein Bericht aus dem Inneren des türkischen Lebens in Deutschland" (Kiepenheuer und Witsch), dat vrijdag in Berlijn is voorgesteld door Otto Schily, Bondsminister voor Binnenlandse Zaken.

"Le Monde" berichtte pas op 8 maart over deze moord, maar had een goed artikel: ik vermoed nu dat nog binnen de week ook de Belgische kranten lucht zullen krijgen van deze affaire?

[...] Le meurtre de Hatun Sürücü a aussi mis en lumière le "continent noir" que constituent les mariages forcés – "50% de tous les mariages dans la communauté turque", estime Necla Kelek, une universitaire, auteure d'un livre sur la question – et les "crimes d'honneur" qui en sont parfois la conséquence.

Alors qu'aucune statistique fiable ne permet de mesurer l'ampleur réelle du phénomène, une avocate d'origine turque, interrogée par le quotidien Berliner Zeitung, estime que le chiffre des crimes "augmente". Marius Fiedler, chef de la prison pour jeunes de Plötzensee, établissement qui recueille les adolescents impliqués dans de tels crimes, évalue leur nombre à cinq depuis octobre 2004 ; d'autres parlent de six, voire, comme la chaîne de télévision ARD dans une récente enquête, de dix depuis l'été 2004.

Selon les animateurs de Papatya, programme du gouvernement de Berlin qui vient en aide aux jeunes filles et aux femmes immigrées en difficulté avec leur famille, il y aurait eu en Allemagne, depuis 1996, 46 "crimes d'honneur".

22 februari 2005

De Standaard, Overstekend Wild, Hagenpreken met Steve; Reynebeau als "maître à penser", deel 2.

.
Bij het ontwikkelen van een gedachtegang zal een zorgvuldige denker vermijden om zijn argumentatie kracht bij te zetten door een beroep te doen op etymologische afleidingen. Dat is een goede stelregel. Al doen wij het allemaal wel eens, op etymologie steunen is meestal weinig zinvol. Iemand zei ooit dat etymologie als argument zelfs bijzonder verdacht is, en vooral in zwang bij mensen die graag alles tot een systeempje herleiden, van autoriteit houden, rotsvast geloven in de onveranderlijkheid der dingen, kortom blijk geven van een “closed mind”.

Reynebeau wil graag rotsvast geloven dat het woord “religie” afkomstig is van het Latijnse “religare”, samenbinden: het woord zegt het zelf, hoor je hem denken. Nu, zoals hijzelf dat graag uitdrukt: dit is wat kort door de bocht.

De etymologie van het woord religie is twijfelachtig. Cicero dacht dat het terugging op “relegere”, herlezen, opnieuw lezen, vandaar: riten in acht nemen. Latere, christelijke auteurs verkozen inderdaad “religare”, samenbinden …maar enigszins circulair wilden zij door deze veronderstelde etymologie juist hun visie kracht bijzetten, dat godsdiensten mensen en gemeenschappen samenhouden.

Robert Graves, de eigenzinnige vertaler van Apuleius, Lucanus en Suetonius, en auteur van de Claudius-boeken, had nog een andere uitleg: religie kwam van “rem legere”, de (juiste) zaak kiezen, de gepaste handeling stellen. Hij geeft een voorbeeld. Toen bij een aardbeving het Forum Romanum plots een diepe scheur vertoonde kon een heldhaftige Romeinse soldaat verhinderen dat de scheur verder liep, door bij wijze van offergave er resoluut zelf in te springen: een adequate reactie. Hetzelfde effect had die soldaat ook tegen een geringere prijs kunnen bereiken door een offerdier, bijvoorbeeld een kip erin te gooien. Twee bij uitstek religieuze daden: de juiste, irrationele, magische handeling wordt gesteld.

Geen van deze etymologieën heeft mijn voorkeur: ik weet er niet genoeg van. Marc Reynebeau kent geen twijfel.
Om op zijn column terug te komen, behalve de constatatie van zijn op niets gesteunde zekerheid, en zijn licht naïeve wijsneuzerigheid, zie ik niet in wat voor informatie er te halen valt uit volgende zin:
"Daarin zijn zingevingsystemen, godsdienstige en andere, niet langer elkaars concurrenten, maar partners in een dialoog die, naar de etymologische betekenis van het woord religie, de maatschappij samenbindt en tot een gemeenschap maakt."


Voor zijn geestloze geroddel
Krijgt hij menigmaal een klap,
Voor zijn wekelijks gebroddel
Zelfs een dagelijkse hap.


(vrij naar Poesjkin, en zijn vertaler Boland)
.

20 februari 2005

Het is weer Ashura op TV !

.
Op deze tiende dag van de heilige maand Muharram kunnen wij TV-kijkers ons hartje nog eens ophalen bij de beelden van dit belangrijke sjiïtische feest – ja, belangrijk feest herhalen zowel de kranten als radio en TV telkens en opnieuw, want onbelangrijke feesten, zoals Sinterklaas, of Maria-ten-Hemel-Opneming, of recent Sint Valentijn lijken in de islam niet voor te komen.

Het is ook indrukwekkend! Stromen bloed zien we, en tenzij ik me vergis zien wij hier rein bloed, van een heel andere categorie dan dat menstruatiebloed waar zij het meestal over hebben [cf. 10 februari].  Nee, hier gaat het over mannen die zichzelf met kettingen geselen, ofwel slaan ze elkaar met zwaarden op de knikker, tot het bloed op hun mooie witte jurken gutst.
Het is voor Westerlingen vanzelfsprekend een verrijking om zulke dingen bijna live te kunnen meemaken. Immers, wat hadden wij hier tot voor kort? Hooguit een stierenloop in Pamplona waar soms iets te beleven viel, enig bloed vaak bij het Carnaval in Rio, en met Goede Vrijdag zagen we misschien een paar kruisigingen in Midden-Amerika, maar dan was het jaar alweer rond, want eerlijk, en al zien we ook die beelden soms: het moet toch van de middeleeuwen geleden zijn dat iemand nog slapeloos wakker bleef omdat de dag daarop in Brugge de Heilig Bloedprocessie uitging?
Een toekomstige buurman (na de toetreding van Turkije)

Irak 2005
Altijd een mooi tafereel: "Moeder en Kind"
.

19 februari 2005

Hoe staat het met de eremoord in Duitsland tegenwoordig?

.

.
18 februari

De moord op Theo van Gogh heeft, terecht, de Nederlandse samenleving zwaar geschokt. Een wereldbeschouwing in haar geheel stond op de tocht; het schandaal was meer bepaald een goedmenende veronachtzaming, die meebracht dat in haar zog hele stadsbuurten tot probleemzones werden. In geen tijd was er ook hier opwinding en de parallelle gemeenschappen kwamen in het vizier.

Merkwaardig nu is dat islamitisch geïnspireerde moorden, die zich gewoon tussen ons voltrekken, niet eens zoveel ophef maken. Op een trottoir in Tempelhof, Berlijn, gewoon op straat dus, werd een 23-jarige vrouw, Hatun Sürücü doodgeschoten, mogelijk door haar broers. Ze was op haar zestiende in Istanbul gedwongen uitgehuwelijkt aan een neef, en had zich daarna in Duitsland laten scheiden, had de hoofddoek afgelegd, had geleerd voor elektro-installateur en had haar vijfjarige zoon voorbeeldig opgevoed. Ze kende, zoals dat heet “vele mannen”, ging graag uit, lachte graag – en dat was een reusachtige provocatie voor haar verwanten, wier eer hier klaarblijkelijk zwaar onder leed.

Elk jaar hebben er zowat 5000 eremoorden plaats. In landen waar ze verboden zijn (zoals in Turkije), worden vaak verwante minderjarigen ertoe aangezet, want die kunnen met een milde strafmaat rekenen. Het aantal van deze moorden stijgt in Duitsland. [Uta Keseling bericht in Die Welt van 19 februari dat er, enkel in Berlijn de laatste vijf maanden, al zeven eremoorden hebben plaatsgehad, op vrouwen die zich "als Duitsen gedroegen", en de hoofddoek hadden afgelegd... dit ter intentie van Steve Stevaert die "dat stukje textiel" onbelangrijk vindt. mv]. Bij een rondvraag in de EU geven 39% van de ondervraagde Turkse vrouwen toe dat hun man goede redenen zou kunnen hebben om tegen hen geweld te gebruiken: geweigerd geslachtsverkeer, verwaarlozing van de kinderen, aangebrand eten, spilziek gedrag, antwoord geven in een gesprek.

Druk vanuit de EU heeft in Turkije een strafverzwaring meegebracht. Vrouwen zoals Sürücü hebben daaruit moed geschept. Theo van Gogh was een der onzen. Sürücü niet?

Mariam Lau

Hans Boland heeft net het derde deel van Poesjkins verzamelde werken klaar

.


Alexandr Sergeïevitsj Poesjkin
(Vasily Tropinin, 1827)
Moskou, Poesjkinmuseum

U
itgeverij De Papieren Tijger heeft weer een prachtdeeltje bezorgd, het derde in een reeks van negen: "Lyriek in Ballingschap".
Ik neem lukraak, het eerste wat ik lees, een klein gedichtje eruit, en Poesjkin/Boland bewijst al meteen dat het woord "lyriek" niemand aan het schrikken mag brengen.


Voor een schip
(Кораблю, 1824)

Dat averij worde vermeden
Smeek ik de hemel! Klief de zee,
Maar hoed het pand van mijn gebeden:
Mijn hoop en liefde neem jij mee.
Doorploeg de golven, ga gevleugeld;
Ik wens jou een behouden vaart,
Waarbij de wind zijn kracht beteugelt
En ongerief haar blijft bespaard.

Op het eerste gezicht een dramatisch scheepsgedicht in de romantische traditie ...maar het is een van de vele gedichten die Poesjkin schreef voor zijn geliefde van dat moment, Jelizaveta Vorontsova, de vrouw van de gouverneur van Odessa.
Poesjkin was door de tsaar naar Odessa verbannen omwille van geschriften. Niet direct wegens, maar toch in de nasleep van bijvoorbeeld een clandestien verspreid gedicht over de bevruchting van de Maagd Maria –het grappige Gabriëlslied– iets dat hem zijn kop had moeten kosten, maar hij wist op het nippertje nog te pleiten dat het gedicht van een andere dichter was, een klasgenoot van hem die op dat moment al veilig onder de zoden lag.
De tsaar, die goed besefte dat hij de grootste dichter van Rusland voor zich had, heeft die zaak toen nog uit de handen van zijn raadgevers kunnen nemen. Alles was door hemzelf nauwlettend onderzocht verklaarde hij, en naar bevrediging afgehandeld.
Dan te bedenken dat wij hier met een "cultuurminister" zitten die op de (licht beledigende) vraag wàt het bekendste boek van Gerard van het Reve is, antwoordde:. "De Nachten"! Vervolgens schermde diezelfde republikeinse nitwit zijn eigen tsaar af, en liet hij aan Reve zijn prijs uitreiken per post.

Nu was Poesjkins Jelizaveta niet zomaar een dametje, geen Damienne da me zegge, want om over de geletterde wereld verder te gaan: Jelizaveta's portretten liegen er niet om, ze was wonderbaarlijk mooi, en deze Jelizaveta maakte op het moment van dit gedicht ...een veilig boottochtje op de Zwarte Zee.
Meer zat er niet achter Poesjkins lyrische bede, en zijn grote bezorgdheid wat betreft de scheepvaart heeft hij verder zelden tot uitdrukking gebracht.

Boland is een schitterende vertaler!

Hans Boland
Alexandr Poesjkin
Lyriek in Ballingschap
(verzameld werk deel 3)
Breda, 2005, Uitgeverij Papieren Tijger, p.156

12 februari 2005

Het "geval Buttiglione" zoals Buttiglione dat ziet

.

Rocco Buttiglione, Italiaans minister voor Europese aangelegenheden, sprak deze redevoering uit op het VIde congres over Katholicisme en Openbaarheid, in Madrid, de 20ste november 2004.
.
[voor de Nederlandse tekst gebruikte ik een Engelse vertaling, maar corrigeerde deze op details en naar best vermogen, met de Spaanse tekst; hier en daar, bijvoorbeeld bij voor mij de kernzin van het betoog, heb ik cursief aangebracht;
vooraf nog: als goede atheïst kan ik vooral het eind van Buttiglione's betoog maar moeilijk volgen, maar dat neemt niet weg dat hij principieel gelijk heeft in zowat alles wat voorafgaat, en dat hij ook heel welbespraakt uitlegt om welke fundamentele redenen het Europees Parlement beschaamd zou moeten zijn, in plaats van te spreken (zoals o.m. een verhit VLD-europarlementslid op de dag van de stemming) over: "een overwinning voor het Parlement, een overwinning voor de Democratie!";
en nóg een vooraf: op deze site staan ook twee andere stukjes over het zeer belangrijke "geval Buttiglione", zie 27 en 30 oktober]


Zoals u weet was ik voor kort kandidaat-Europees Commissaris. Zoals u ook weet, werd ik voor dat ambt afgewezen omdat ik tijdens de hoorzitting mijn katholieke overtuigingen aangaande seksualiteit en huwelijk had uitgedrukt.
Sommigen hebben gezegd dat ik onvoorzichtig was. Natuurlijk zeggen zij, Buttiglione had het recht om uitdrukking te geven aan zijn katholieke principes, maar dit was het verkeerde moment en de verkeerde plaats.
Ik ben het daar niet mee eens. Ik geloof dat ik bij mijn presentatie een extreem Nicodemische houding heb aangenomen. U zal zich herinneren dat Nicodemus, een discipel van Jezus, een zeer vreesachtige man was. Moedig was hij niet, hij was bijzonder voorzichtig. Net als Nicodemus, was ook ik hoogst voorzichtig.
Je mag dan denken: als wij onze principes niet in de openbaarheid kunnen uitdrukken, dan lijkt het wel of we er beschaamd over zijn. Daar ga ik niet in mee. Ik was niet beschaamd, maar ik wilde niet uitdagend zijn. Ik was voorzichtig.
Zíj introduceerden de categorie van de zonde in het politiek discours, en ik zei “Nee, in de politiek mogen wij niet over zonde spreken. Wij horen te spreken over non-discriminatie, en ik ben grondig gekant tegen discriminatie van homoseksuelen, of wat voor discriminatie ook.” Ik zei niet dat homoseksualiteit zonde is, zoals vele kranten hebben gemeld. Ik zei: 'I may think', 'ik mag misschien denken'. Mogelijk denk ik dat, maar ik heb hen niet verteld of ik dat denk of niet. Wat ik daarover denk heeft niet de minste invloed op politieke zaken, want het politieke probleem is dat van de discriminatie, en achter dat principe schaar ik me.
Dat volstond niet. Zij wilden me doen zeggen dat ik geen bezwaar zie in homoseksualiteit. Dat kon ik niet doen want het is niet wat ik denk. In de Catechismus van de Katholieke Kerk staat niet geschreven dat de homoseksualiteit een zonde is, maar veeleer dat het vanuit moreel oogpunt een objectief gestoorde toestand is. Homoseksualiteit kan zonde worden, als men het subjectieve element eraan toevoegt, te weten volle kennis dat het om iets verkeerds gaat, en ook de wilsvrijheid om het verkeerde standpunt te kiezen. Ik kreeg niet de gelegenheid om dit te zeggen, en zo kwam het dat ik niet waardig werd geacht om Europees commissaris te worden.
Zo belangrijk is dat voor mij niet, want politieke gevechten komen voor in het leven. Je wint er en je verliest er, en dat is de gang van het leven.
Katholieken hebben het recht om in de Europese Unie functies te bekleden. Is het denkbaar dat katholieken uitgesloten worden van het openbaar ambt, omwille van hun katholicisme? Omdat ze op het standpunt van de Kerk staan? Sommigen zeggen dat de katholieke stellingname inzake seksualiteit aberrant is, en dat dit standpunt voldoende grond moet zijn voor discriminatie binnen de EU, of wat betreft het bekleden van publieke ambten. Dit wens ik niet tot een aanvaarde praktijk te zien uitgroeien. Zij hebben als regel gesteld dat tegen een katholiek, die zegt dat homoseksualiteit mogelijk een zonde zou kunnen zijn, gediscrimineerd mag worden. Ik kwam in een positie te staan waarin ik in dezen klaarblijkelijk de keuze moest maken: of ik bleef bij mijn standpunt, bij mijn geloof (en indien niet mijn geloof, dan tenminste bij de doctrine van mijn geloof), ofwel moest ik accepteren dat er tegen mij gediscrimineerd werd. Voor mijn geloof kon ik het opbrengen om een zetel in de EU op te offeren, want zo belangrijk is dat ding niet. En zo gebeurde het tenslotte.
Ik weet niet of God me de moed zou verlenen om mijn hoofd aan te bieden voor mijn geloof, zoals StThomas Morus. Ik hoop dat ik me nooit in de positie zal bevinden om daarachter te komen. Maar het aanbod van een zetel in de commissie – ja, dat aanbod kan ik doen.

Er blijft een probleem. Het is een probleem in verband met de aard van democratische instellingen, want achterliggend zitten wij met de vraag rond het liberalisme, en wat het inhoudt om liberaal/vrij te zijn, en wat het betekent om een liberale grondwet te hebben, of een liberale democratie in Europa vandaag.
We staan voor twee visies, een die ik als eigenlijk liberaal beschouw, en de andere die ik beschouw als een anti-liberale perversie van het liberalisme.
In de eerste visie heeft de Staat zelf niet een ingrijpende visie als zodanig; de Staat denkt er niet over om zelf de waarden te scheppen die voor het bestaan als burger noodzakelijk zijn. De Staat beseft dat anderen die waarden moeten voortbrengen: kerken en de cultuur. Waarden worden in de culturele sfeer voortgebracht; bijgevolg benadert de Staat de culturele sfeer met een positieve ingesteldheid. Hij erkent de rol van kerken in de samenleving, en accepteert de rol die zij spelen.
De tweede visie is eerder continentaal-Europees; het is de visie van Jean-Jacques Rousseau. Rousseau is van oordeel dat de Staat zijn eigen waarden moet voortbrengen, dat we een civiele religie nodig hebben, en dat de geopenbaarde religies – geopenbaard tussen aanhalingstekens – ondergeschikt moeten zijn aan deze Staatsreligie. Daar lag de oorsprong van het klassieke totalitarisme, want Marxisme, Fascisme en Nationaal-Socialisme waren de civiele religies van het Europa van gisteren.
En wat is er vandaag aan de hand? Er is aan de hand dat een deel van de linkerzijde in Europa de neiging vertoont om een nieuwe civiele religie te bevestigen. Deze nieuwe religie stelt dat het ontoelaatbaar is om sterke ethische overtuigingen te hebben, en dat de democratie haar grond moet vinden in relativisme.
Relativisme betekent dat er geen onderscheid is tussen goed en kwaad. Dat is verkeerd geloof ik. Ik denk dat onze democratie een andere grondslag nodig heeft, en die grondslag is de christelijke notie van vrijheid – christelijk en ook liberaal wat de vrijheid betreft. Dit betekent dat ik het recht heb om te vinden dat jij verkeerd bent, en tegelijk dat ik bereid ben om mijn leven te geven zodat jij het recht behoudt om verkeerd te zijn, immers, indien jij voor jezelf het goede zou hebben, niet door je eigen vrijheid maar door dwang van buitenaf, dan zou dat geen morele waarde bezitten. Het zou een morele onwaarde zijn.
Respect voor de menselijke persoon en zijn rechten is de basis van een authentieke democratie. Cultureel relativisme is geen adequate grondslag voor de democratie. Ik wil graag twee zeer belangrijke auteurs citeren die dit standpunt vertolken. De eerste is een grote expert van het totalitarisme, Benito Mussolini. Benito Mussolini schreef dat het fascisme de politieke uitdrukking is van de meest moderne stromingen in de hedendaagse filosofie, te weten van het relativisme. Want als er geen objectieve waarheid bestaat die wij moeten respecteren, dan zal elk individu het recht hebben om gebruik te maken van welke macht ook die hij bezit – fysieke kracht, intellectuele kracht, de macht om te manipuleren via media en communicatie – om aldus zijn visie op de wereld aan anderen op te dringen. Dat is niet helemaal wat wij onder democratie verstaan, dat is het begin van totalitarisme.
De andere auteur die ik wens te citeren is Plato. In De Republiek legt Plato ons uit dat democratieën sterven door de hand van het ethisch relativisme; hij gebruikt niet de term “ethisch relativisme” – hij leeft in de tijd van de Sofisten. Als er geen onderscheid is tussen goed en kwaad, dan kan een politicus om het even wat doen. Wat voor motivatie kan de politicus hebben om te weerstaan aan corruptie, het grote gevaar in onze democratieën? Wat voor motivatie heeft hij om de publieke opinie niet te manipuleren? Wat voor motivatie heeft de politicus om trouw te blijven? Zonder geweten is er geen politiek en wordt de loop van de democratie van binnen uitgehold.
Nu geloof ik dat er in de encycliek van paus Johannes Paulus II, Veritatis Splendor [glans der waarheid (mv)], iets dergelijks stond. Ook daar vinden we die idee terug: een adequate basis voor de democratie is niet het ethisch relativisme, maar veeleer de idee van de menselijke persoon, van het respect voor de menselijke persoon, van het recht van de menselijke persoon en van de juiste samenhang tussen waarheid en vrijheid.
Ik wil daaraan toevoegen dat er verder nog iets soortgelijks staat in Veritatis Splendor. De waarheid wil de vorm van het menselijk handelen zijn, en enkel door de menselijke vrijheid kan zij de vorm van het menselijk handelen zijn, want dat is de moeder van de democratie.

Europa staat voor de keuze tussen deze twee modellen van democratie, het ene of het andere, en ik geloof dat dit de inzet is in een democratische strijd, in een democratisch gevecht dat nog vele jaren zal duren.
Mijn zorg is het, en ook de hoop die ik koester, dat mijn speciale geval een gelegenheid kan zijn, een hulpmiddel, niet enkel voor christenen maar ook voor hen die geloven in de vrijheid om te mobiliseren en een discussie los te maken over de adequate fundering van de democratie.
Kwaad is nooit kwaad zonder meer; er zit altijd iets positiefs in het kwaad. Wat voor mij een kwaad was, heeft voor ons allemaal iets positiefs in zich geloof ik. Misschien zullen we voor het eerst over Europa spreken, niet om ons beklag te doen over bureaucratische problemen, maar eerder om ons af te vragen: wat is het geweten, wat zijn de waarden, wat is de identiteit van Europa?
En er zijn in Europa vanzelfsprekend groepen, niet al te groot, maar wel degelijk georganiseerd en gemobiliseerd, die een niet-christelijke grondslag zien voor Europa; en de christenen, ik weet niet of zij een meerderheid vormen of een minderheid, maar goed georganiseerd zijn zij niet. Ik ken de discussie: “Zijn de christenen een meerderheid of een minderheid in Europa? Is dit Europa christelijk of niet?” Het is geloof ik een valse vraagstelling. Europa is niet christelijk en onchristelijk is het al evenmin. Ik geloof niet dat er ooit een christelijk Europa heeft bestaan. Europa leeft geloof ik altijd al op de spanningslijn tussen geloof en ongeloof. Het leeft zo in onze tijd, net zoals het altijd heeft geleefd. En in die spanning tussen geloof en ongeloof moeten wij een positie innemen.
En we kunnen de overwinning halen als we in de eerste plaats zelf geloven, want niets heeft zoveel overtuigingskracht als een overtuiging. Christenen die niet het geloof bezitten, zijn niet in staat om anderen te overtuigen van de menselijke waarheid van hun zienswijze.
En in de tweede plaats, als wij de moed hebben om onszelf in beweging te zetten en actief te worden in het publieke leven, wat niet hetzelfde is als onze zienswijze aan anderen opdringen, het is juist de vrijheid van allen verdedigen, en vanuit onze visie op de mens deelnemen.
Soms zullen we in de meerderheid zijn, op andere momenten weer niet, en Europa zal zijn weg gaan, die een weg is van dialoog tussen geloof en ongeloof, en dat is precies wat het geweten van Europa uitmaakt, ons geweten.
Ik wil hier enkele zaken aan toevoegen betreffende het thema van deze conferentie. “Europa, wees uzelf”, hetgeen betekent (ik ben de gelukkige echtgenoot van een psychanaliste die altijd zegt dat er in een familie één persoon moet zijn die een serieuze job heeft, en dat ik mijzelf de luxe kan veroorloven om aan politiek te doen, want zij heeft een serieuze job; en zij heeft mij een beetje wegwijs gemaakt in de denkwereld van Sigmund Freud): Europa is als een menselijke persoon; elk van ons vormt zijn geweten in dialoog en relatie met zijn vader en moeder. Deze dialoog is moeilijk, er komen schokken voor, en handgemeen; wij kunnen met elkaar breken, en ons weer verzoenen. Zoon of dochter zijn is niet makkelijk, maar ouder zijn is moeilijker. Iemand die niet in deze dialoog leeft, veroordeelt zichzelf tot een oppervlakkig leven en hij heeft geen toegang tot de diepere lagen van zijn menselijk bestaan.
Wie zijn de vaders en moeders van Europa? Het zijn Socrates en Christus, geboren uit de ontmoeting tussen de judeo-christelijke religie en de Griekse en Latijnse denkwereld. Binnen deze dialoog zijn er vanzelfsprekend veel verschillende opvattingen: filosofen die zeggen dat Christus een filosoof is, niet de Zoon van God, maar de meester van de moraal (Hegel, in zijn jeugdschriften), of de christenen die zeggen dat Socrates eigenlijk een profeet van Christus is en dat hij de heidenen heeft voorbereid op hun ontmoeting met Christus (StAugustinus – we vierden zijn verjaardag nog net – in zijn Stad van God geeft ons de idee dat Socrates een soort Moses is).

Goed, Europeaan zijn betekent dus dat men aan deze dialoog deelneemt. Welke positie je in de dialoog kiest doet er niet toe, maar een persoon die onverschillig blijft voor deze dialoog – en hij kan best een geschikte persoon zijn – een Europeaan is hij niet.


Een Europa dat niet de moed bezit om zichzelf met deze wortels te verstaan – en het lijkt niet of er iets in de plaats wordt geboden – zo’n Europa lijkt sterk op een man die met zijn familie totaal heeft gebroken. Andere vaders en moeders kan hij zichzelf niet verschaffen, een ander mens worden lukt ook niet, het blijft erbij dat diezelfde man een oppervlakkig leven gaat leven, en er niet meer in slaagt de ware diepten van zijn identiteit te bereiken.
Net zo, een Europa waar het aan de moed ontbreekt om in deze dialoog te treden, om deze wortels onder ogenschouw te nemen, zal een Europa zijn dat aan de oppervlakte leeft. Wat wij echter nodig hebben is een Europa dat diepte heeft, en dat is de reden waarom ik het een kwalijke zaak vind dat er in de preambule van de grondwet geen melding wordt gemaakt van de christelijke wortels van Europa, maar ook geen melding van de judeo-christelijke en grieks-latijnse wortels. Nu, een preambule is enkel een preambule, en van groot belang is dat niet.
Ik wil hier enkele zaken aan toevoegen over de grondwet zoals wij die nu hebben: als ik in de gelegenheid was geweest om de grondwet te schrijven, dan had ik iets anders geschreven. Maar dit is nu de enige die we hebben, het enige dat ons allen samenbrengt. Wij hebben nood aan een grondwet. Heel goed is ze niet, maar heel slecht ook weer niet. Er ontbreekt een klare verwijzing naar de wortels, maar in het eerste artikel van de Verklaring van de Rechten van de Mens staat een duidelijke referentie naar de menselijke persoon, als centrum van de juridische en politieke orde.
Dat is fundamenteel, en tegelijk is het ook een fundamenteel christelijke idee. Dezelfde idee staat ook aan het begin van de encycliek Redemptor Hominis ["terugkoper", zoals iemand die een borgsom komt betalen d.i. verlosser van de mens (mv)] : God die zichzelf in waarheid aan de mens reveleert (omtrent God), en tegelijk de waarheid reveleert aan de mens, dat de mens zelf eveneens een persoon is.
En “een persoon” betekent dat hij vrij is; dat hij de plicht heeft, en het recht, om de waarheid te zoeken, en om daar in zijn vrijheid en door zijn vrijheid naar te zoeken. De waarheid, zoals mijn oude leersmeester Augusto del Noce placht te zeggen, is een zaak die niemand voor jou kan bedenken. Jij moet haar bedenken. Jijzelf zal haar moeten ontdekken. En als ze wordt opgelegd, dan is het geen waarheid, want je hebt het niet zelf bedacht; zoiets bezit geen waarheidswaarde.
Naast de vrijheid om naar de waarheid te zoeken, bezit een persoon ook de vrijheid om zichzelf in liefde te geven. Wij zijn vrij opdat we de mogelijkheid hebben om verliefd te worden, en al mag dat paradoxaal klinken: de verliefde mens, de gehuwde mens kent meer vrijheid dan de vrijgezel.
Om een gemeenschap aan te gaan met een vrouw, om jezelf aan haar te beloven, om kinderen te hebben, om kinderen op te voeden, is in de natuurlijke ordening de hoogste expressie van de menselijke vrijheid.
En hier stuiten we op een ander politiek probleem, het probleem van de familie. De familie is in het Europa van vandaag het meest gediscrimineerde subject. Om kinderen te hebben moet een van de twee in het koppel, meestal de vrouw, een belangrijk deel van haar carrière opofferen. Het betekent dat we een hoop geld aan de kinderen zullen besteden, dat we een groot deel van onze energie in de opvoeding van de kinderen zullen stoppen, en deze kant van de zaak is sociaal relevant, het is een sociaal contract, want zonder kinderen gaat Spanje dood, gaat Italië dood, gaat Europa dood, gaat de mensheid dood.
En als kinderen opgroeien, dan betalen zij belastingen en dragen ze bij aan de pensioenen van diegenen die geen kinderen hebben gewild, en die rijker werden, en meer geld hadden om te spenderen. Is zoiets rechtvaardig? Het is enkel rechtvaardig als er een politiek is die de familie gunstig gezind is, die de familie fiscaal recht laat geworden, en hulp geeft aan dat deel van het koppel, meestal de vrouw, die een gedeelte van haar beroepsloopbaan laat varen voor de sociale taken van het huishouden. Het is enkel rechtvaardig als er een familiale politiek is, en dat is niet een politiek van solidariteit met de families, maar een plicht van rechtvaardigheid tegenover de families. Want deze categorie is duidelijk de meest gediscrimineerde in Europa, en wij hebben een cultuur die dit niet wenst te erkennen, wij hebben een politiek systeem dat dit niet wenst te erkennen.
Men heeft mij ook al aangevallen als zijnde een chauvinist, en wat ik wens te zeggen is dat naar mijn overtuiging het probleem vandaag is dat een vrouw recht heeft op een beroepsloopbaan, maar ze heeft evenzeer het recht om moeder te zijn.
Vrouwen die er vrijelijk voor hebben gekozen om zich aan de opvoeding van hun kinderen te wijden en geen carrière te hebben, kunnen wij maar beter niet als tweedeklasmensen, als tweederangsburgers beschouwen. Zij mogen als groep niet worden gediscrimineerd. We moeten anderzijds vrouwen die een beroepsloopbaan wensen, én kinderen, niet met de vinger wijzen: wat we nodig hebben is een politiek die de vrouw toelaat om vrij te kiezen hoe ze haar taken wil opnemen, de ene zowel als de andere. Wat er moet komen zijn werkregelingen die compatibel zijn met familiale schikkingen, etc.
Doen we dat niet, dan is het uit met Europa. We hebben nu al weinig kinderen, binnen een paar jaar hebben we er nog nauwelijks.
En dan is er nog de idee van diegenen die de mogelijkheid van de mens om zich aan een ander te binden niet wénsen te zien, de mogelijkheid om een gemeenschap te vormen, vertrekkend van een familie. Zij die denken aan een Europa van geïsoleerde individuen die geen gemeenschap meer vormen, die geen huwelijk meer aangaan omdat ze bang zijn om verliefd te worden, en als ze toch verliefd worden dan hebben ze niet de moed om te geloven dat het misschien voor altijd is, moed die noodzakelijk is om een verbintenis aan te gaan. Het resultaat is een Europa waar kinderen niét geboren worden, en als ze geboren worden dan niet in de optimale voorwaarden om te worden opgevoed en als mens tot bloei en wasdom te komen.
Dit houdt veel in voor de toekomst, en dit wordt een fundamenteel thema in de Europese politiek de komende jaren. En het is niet enkel een Europees probleem; het is een probleem voor de natiestaat.
Er wordt druk uitgeoefend om het homoseksuele huwelijk te legaliseren. Daar zit het probleem niet. Het probleem is de afschaffing van het huwelijk. Het probleem zit in het ignoreren van het verschil tussen dit instituut, dat een sociale functie heeft, en andere samenlevingsvormen, die ik respecteer, maar die geen sociale functie hebben. Ik snap niet waarom de staat deze zou ondersteunen, of waarom hij daar een sociale relevantie aan zou toekennen. Aan koppels die geen familie vormen stelt normalerwijs het privaatrecht de nodige instrumenten ter beschikking om hun zaken te regelen. Ik heb er niets op tegen als de staat deze mensen helpt met zaken die hun het leven aangenamer maken, maar dat zijn geen families, een familie is iets anders. Alles een familie noemen, komt erop neer dat niets nog een familie is.
Nog een opmerking over dit Europa en de moderniteit: ik deel niet de visie die zegt dat de geschiedenis van Europa een proces is van secularisatie en ontkerstening, als in een Cartesiaans vlak waar religiositeit de ene as vormt en de tijd de andere, met als neerwaartse curve de secularisatie. Het christendom wordt alsmaar kleiner, tot het verdwijnt. Ik geloof niet dat het zo zit.
Katholieken dragen zelf ook een grote verantwoordelijkheid voor deze kijk op de geschiedenis, want hun visie idealiseert voortdurend het verleden, dat verondersteld wordt christelijker te zijn geweest dan het heden. Maar geloven wij nu écht dat de dertiger jaren, de jaren van communisme, fascisme, nationaal-socialisme, zoveel christelijker waren dan deze tijd? Ik geloof dat niet. Ik denk dat er altijd een strijd is geweest tussen het christendom en een aan aantal andere zaken, en die strijd zit in het hart van elk van ons.
Wij hebben de jaren gekend van de civiele religie van het nationalisme en het fascisme, en toen viel die uiteen. Dat uiteenvallen ging gepaard met een periode van herkerstening, de vijftiger en zestiger jaren. Vervolgens, de zeventiger jaren, begon er een nieuwe parabool van ontkerstening. Wie weet zitten we in een verandering, en treden we een fase van herkerstening binnen?
Weet u wat er in de Verenigde Staten gebeurde? ik werd ervan beschuldigd een theocon te zijn – ik zou niet weten wat dat betekent want in Amerika zijn er wel neocons, maar theocons bestaan niet. Nu geloof ik niet dat we Amerika moeten imiteren, maar het blijft interessant, en het stelt een probleem voor links dat Europa weliswaar stáát voor moderniteit, maar dat de V.S. op ons vooruit zijn – er is meer technische vooruitgang dan bij ons, economisch zijn ze efficiënter dan wij – en zij hebben meer religie. Dit beduidt dat er geen waarheid zit in de bewering dat het proces van modernisering noodzakelijk ook met ontkerstening samengaat. Men zegt dan dat het ruraal Amerika betreft, maar in Amerika zijn er geen 59 procent boeren: er zijn in de hele Verenigde Staten twee miljoen landarbeiders. De waarheid is anders, en wel dat de piek van de secularisatie in Amerika al achter de rug ligt, en dat ze een nieuwe periode zijn ingetreden. Zij werden er zich bijvoorbeeld van bewust dat je de familie kan bekritiseren, dat je de familie kan vernietigen, maar dat wij geen instituut klaar hebben dat de familie kan vervangen in haar fundamentele sociale rol. Dit proces maakte dat family values in het politieke leven van Amerika tot een fundamenteel element werden getransformeerd. Dat is niet enkel zo voor de republikeinen, want voor de Vrijhedencommissie van het Europees Parlement zou niet enkel Bush worden verworpen, maar Kerry evengoed, want ook hij had gezegd dat, bijvoorbeeld, abortus moreel slecht is, al vindt hij dat het geen voorwerp van juridische sancties mag zijn. Hij zei dat, en dat komt niet overeen met de nieuwe [autonomie?] die men wil opleggen, die men zich voorneemt op te leggen in Europa. Er heeft zich ginds een verandering voltrokken. Ik geloof dat die verandering ook in Europa mogelijk is. Er zijn interessante elementen.
In mijn vliegtuig op weg naar Madrid las ik Il Corriere della Sera en zij hadden een interessante enquête. Weet u dat een grote meerderheid van de Italiaanse jeugd tegen abortus gekant is? Had u dat voor mogelijk geacht? Het is zo. Ik moet daarbij vertellen dat een meerderheid van de Italiaanse jeugd, een kleine meerderheid maar een meerderheid, voor euthanasie is. Dit betekent dat zij hun weg aan het zoeken zijn en dat op die weg het christendom een interessante optie kan zijn, en dat zij geïnteresseerd zouden zijn als wij moed betoonden, wij moeten moed scheppen in de Kerk.
Ik weet niet of u graag statistieken leest, maar het is altijd zeer interessante lectuur, met een grote invloed. Weet u hoeveel Italianen zich praktiserend katholiek noemen? 57%. Weet u hoeveel er ’s zondags naar de mis gaan? De helft. Wat betekent dat? Het betekent dat veel meer mensen zouden praktiseren als de Kerk meer aantrekkingskracht had, meer bereidheid tot dialoog, meer bereidheid om tussen de mensen aanwezig te zijn.
Europa is niet christelijk, maar evenmin is het onchristelijk.
Europa zoekt, net als de Italiaanse jeugd, zijn weg. Om dat pad te ontdekken, om Christus te ontdekken als een adequaat antwoord op de verlangens van het menselijk hart, is het noodzakelijk dat er christenen zijn die getuigenis geven, die de moed hebben om te zijn wat ze zijn. Ik zou nog meer kunnen vertellen, maar de tijd is op. En ik beschouw het als een privilege om met u te hebben mogen spreken, en als een succes dat niemand, voor zover ik zie, in slaap is gevallen. Tot straks.



January 28, 2005

ROCCO BUTTIGLIONE has held professorships at the International Academy of Philosophy in Liechtenstein and Saint Pius V University in Rome and has been a member of the Pontifical Academy of Social Science. He has lectured internationally and is on the editorial boards of many Italian and foreign journals. In the early 1990s, Buttiglione helped to form an Italian political party, the Christian Democratic Union and since 1994 has served in the Chamber of Deputies in the Italian Parliament. From 1999 until 2004 he was a member of the European Parliament, and in 2001 he was appointed by Italy’s President Silvio Berlusconi to be Minister of European Affairs. He also serves on the Acton Institute's board of advisors.

Copyright ©2004,Rocco Buttiglione. All rights reserved.

10 februari 2005

Rein en onrein: het bloed of de vrouw?

 .
In De Standaard van 31 januari stond een kort, maar interessant lezersbriefje. Het zei:
“Het artikel ‘Verhoortactiek in Guantanamo: minirok, string en menstruatie’ (DS 28 januari) levert nog maar eens een bewijs van de oppervlakkige kennis van de islam in het Westen. Volgens het artikel worden menstruerende vrouwen in de islam gezien als onrein. Het is echter niet de menstruerende vrouw die onrein is, het is het menstruatiebloed zelf. Het leven van een menstruerende moslima gaat gewoon voort. En aanraken is zonder risico.”
Wat is hier interessant aan? Ten eerste leren wij Westerlingen “nog maar eens” dat wij stommelingen zijn. Wij zijn hardleers wat de finesses van dit geloof betreft.
Nu moeten Europeanen inderdaad in alle deemoed erkennen dat het onderwerp “menstruatie” in hun denkwereld maar een heel klein plekje in beslag neemt. Zij zien op het TV-scherm al eens een blauw maandverband, of een tampon die het beter doet dan die van een concurrerend merk, en dat is het ongeveer.
Wél heeft een ontwikkelde Westerling weet van culturen die ook vandaag nog de begrippen “rein” en “onrein” hanteren. Hij weet dat varkens, honden, en menstruerende of pas bevallen vrouwen, onrein zijn in sommige culturen. Binnen dergelijke denksystemen, vermoedt hij, is het misschien zinvol om een nuance aan te brengen zoals tussen de menstruerende vrouw zelf en het menstruatiebloed –wat de briefschrijfster of -schrijver zo graag wil– maar hemzelf zegt die nuancering niets. De Westerse mens heeft eigenlijk geen belangstelling voor de wetenschap of een bepaalde vrouw menstrueert of niet. Het is niet bepalend voor het statuut van die vrouw. Daardoor ook komen de “risico’s van een aanraking” stomweg niet bij hem op. Hij heeft andere zaken aan zijn hoofd.

Overigens is in dit lezersbriefje het onderscheid tussen de “vrouw” en het “bloed” leugenachtig: de toegang tot de moskee wordt ontzegd aan de hele vrouw, vanwege die bloeddruppels. En zulks is niet enkel het geval bij de sjiïten, het is ook zo bij de sunnieten: in hun “rechtsscholen” (scholen van de hanifieten, waaronder de meeste Turken, of van de malikieten, zoals de meeste Marokkanen, of van de sjafiieten of hanbalieten) hebben de geleerden al menig boompje opgezet over hun respectievelijke menstruerende vrouwen, en er zijn ...inderdaad nuanceverschillen. Eeuwenlang al zijn die mannen daarmee onledig, en zo te zien zullen ze deze mooie gewoonte niet direct laten varen.
Om samen te vatten, en zoals blijkt uit het bovenstaande briefje van een ongetwijfeld “gematigde islamiet”: het probleem van Europa is niét de extreme islam –dat is enkel het probleem van de media; die kunnen dan plaatjes schieten– neen, het probleem van Europa is de gematigde, bezadigde, geëvolueerde, beschaafde islam.
(werkje van Julie Gaw)
.

6 februari 2005

De Standaard van 1 februari: "Normen en Zwaarden": Reynebeau als "maître à penser"

.
Il dit n'importe quoi
Marc Reynebeau denkt dat niet alle gedragsregels die voor een samenleving van belang zijn, ook in haar wetteksten terug te vinden zijn. Er zijn altijd ongeschreven regels zegt hij. Dat is een juiste, zij het voor de hand liggende gedachte van hem.
Marc Reynebeau denkt tegelijk ook het omgekeerde, namelijk dat alle normen en waarden die in een samenleving van belang zijn wel degelijk in de wetten van die samenleving ingeschreven staan. Die gedachte is belachelijk.

Wellicht gaan er in zijn borst twee zielen schuil, want welk ander besluit kan hieruit volgen dan: il dit tout et le contraire de tout ? Over twee proposities zegt de logica: er kan niet tegelijk (p) én (niet-p). Als een bepaalde bewering voor waar wordt geacht, en in de loop van bijvoorbeeld een bewijsvoering blijkt dat ook de negatie daarvan waar moet zijn, dan kun je net zo goed gelijk wát beweren: n’importe quoi.

Nu mogen we niet uitsluiten dat Reynebeau zich in zijn stukje ongelukkig, of zelfs slecht heeft uitgedrukt, dat hij niet goed uit zijn woorden is gekomen. Zijn schrijfstijl wil wel eens onprecies en wankel zijn. Misschien is vlot en ironisch een vriendelijker omschrijving: als lezer vermoed je vaak dat er bij de columnist een intuïtieve gedachtegang aanwezig is, maar voor een precieze formulering moet je zélf instaan. Hopelijk gaat het om puur onvermogen aan Reynebeaus kant, en zit er geen kwaad achter zijn gebrekkige stijl, maar hoe dan ook zijn er perverse gevolgen: met zijn manier van formuleren kan hij achteraf nog alle kanten uit want zoals de ouden zeiden: ex falso omnia sequitur.
Van iemand die wat graag een slag om de arm houdt, zegt de Fransman: on ne peut plaire à tout le monde et son père. Nu is mijn onuitgesproken vermoeden dat Reynebeau zich graag in vaagheden hult omdat hij zo enkele achterpoortjes openhoudt, en later altijd kan zeggen dat het domme leesvee zijn scherpe gedachten, ofwel zijn suprême ironie niet heeft doorgehad. Hij loopt zó ver voor op de kudde!

Goed, maar wat schreef onze columnist nu, de eerste februari in de Standaard?
Eerst zijn bewering dat niét alles in de wet staat: “Voor zo'n afweging heeft niemand een wet nodig. Iedereen gaat ervan uit dat beleefdheidsregels – achteraan aansluiten in de rij, je plaats afstaan aan een oudje, de deur voor anderen openhouden – vanzelfsprekend worden opgevolgd.”

Nu de tweede bewering, dat alles wél in de wet staat, een bewering aan het adres van Marino Keulen. Die minister dacht dat er expliciete, geschreven eisen mochten worden gesteld aan nieuwkomers in ons land, dat je bijvoorbeeld taaleisen kon stellen. Er moest volgens de minister een commissie komen die dat allemaal op papier zou zetten.

Neen, zegt Reynebeau vijftien regels verder: “De commissie moet maar de grondwet en de rest van de wetgeverij overschrijven. Want daarin staat al alles wat de samenleving belangrijk vindt aan normen en waarden, wat we graag willen en wat we absoluut niet kunnen hebben.”
Laten wij het even niet hebben over het bedenkelijke, anti-democratische taalgebruik van de heer Reynebeau, over zijn ironische en spitse taalgebruik moet ik beter zeggen: woorden als “wetgeverij” bedoel ik... Maar zullen wij een man die in één dun, zij het langdradig kolommetje zichzelf meteen al tegenspreekt, verder nog ernstig nemen?

Ironie is een moeilijk genre, en het veronderstelt bij de auteur een beheersing van de eerste stijl, de enkelvoudige stijl van de mededeling. Een soort propædeuse tot de journalistiek en tot het denken in het algemeen is het enige wat ik Reynebeau kan aanbevelen: een degelijke cursus formele logica.
Is daar geld voor bij de Standaard?
o-o-o-o-o
...outre qu’il est absurde (ce qui ne ferait pas grand-chose),
il est très long et monotone (ce qui est insupportable).

Ferdinando Galiani, 1771.

3 februari 2005

Het winterkoninckxske is terug in het land !

Binnen de SP.a, en nog meer daarbuiten, spreekt iedereen schande van Flor "Stanley" Koninckx, omdat die man graag op TV komt en omdat hij daar grif een maand parlementair werk voor over had. Intussen is die maand ingekort tot amper veertien dagen, en ik zie het probleem niet: een partij die er voor kiest om TV-vedetten op haar lijst te zetten zou in dezen consequent mogen zijn, en als één man achter haar Stanley postvatten.

Erger vond ik het enkele jaren terug, toen kapitein Flor in zijn versgestreken rijkswachtuniform de verkeersveiligheid predikte op ons blanke scherm en tegelijkertijd ging deelnemen aan de moorddadige race van Parijs-Dakar. Dat kereltjes als een Koen Wauters zulke zaken doen is tot daar, maar een “expert” inzake verkeersveiligheid ?! Toen Flor nog deelnam vielen er net als nu geregeld doden in die race. Akkoord, niemand die zal struikelen over een dooie piloot, of eventueel een halfdooie – daar valt mee te leven. Die mensen zijn verzekerd en temeer daar het hier een soort van natuurlijke selectie betreft, komen er geen termen van Goed of Kwaad aan te pas.

Anders is het als de slachting niet netjes tot de deelnemers zelf beperkt blijft. En ja, in die dagen werd er door de sportieve chauffeurs wel eens een nieuwsgierig negertje van de pittoreske dorpswegeltjes weggemaaid. Tegenwoordig hoor je daar minder van, omdat de organisatoren hebben geleerd dat zulke klachten, en de negatieve beeldvorming die daarmee gepaard gaat, nog het best vermeden kunnen worden door onderweg enkele spiegeltjes of wat geld rond te strooien, zodat de plaatselijke bevolking de indruk krijgt dat ze wél vaart bij dat circus.

Maar wat die VT4-kwestie betreft: geen probleem hoor Florimond!


Normaal heb ik mijn agenda
goed onder controle!
.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html