Geert van Istendael is een verduldig man
.
Na lectuur van de vele, en ik vind mooie boeken die van Istendael al geschreven heeft, is “verduldig” misschien niet het eerste adjectief dat bij zijn lezer zal opkomen om de auteur te karakteriseren, maar dat oordeel kunnen wij nu bijstellen.
Morgenjournalist Jeroen De Preter had zaterdag een interview met van Istendael, naar aanleiding van diens boek over Duitsland. Ik weet niets af van die wellicht nog jonge reporter, maar Jeroen stelde zijn vragen nogal raar, en ik meen dat van Istendael enkele keren op zijn tanden heeft moeten bijten. Hij deed dat met voorbeeldige gelijkmoedigheid. Gelassenheit had ik bijna geschreven, maar ik wil geen Heideggerianen in het harnas jagen.
Wat vroeg in zijn onschuld die jongeman De Preter zo aan van Istendael? en waarop gaf deze laatste antwoord, met een waar fiat voluntas tua? Twee voorbeelden:
Tot mijn grote verbazing las ik in uw boek dat de fractuur, het typisch Duitse of gotische schrift, hoegenaamd niets te maken heeft met de nazi’s.
en iets verder: Kunt u verklaren waarom zoveel grote componisten – Schubert, Bach, Beethoven, Wagner – uit Duitsland komen?
Tot grote opluchting van zijn uitgever Atlas, zo vermoed ik, sprong Geert van Istendael hier niet uit zijn vel, nee, hij antwoordde gewoon. Hij liet met kalmte na om onze Jeroen er op te wijzen dat de Fraktur al in de vijftiende eeuw voorkwam, en dat Schubert een Oostenrijker is – tot voor de Anschluss nog geen deel van Duitsland.
Misschien heeft van Istendael iets van mededogen, of van een pedagogische eros gevoeld in het bijzijn van zoveel jeugdige argeloosheid?
Lovenswaardig is zijn houding in beide gevallen.
Dertig jaar geleden gaf Karel van het Reve, die schitterende man, al blijk van eenzelfde gelatenheid als die welke ons van Istendael liet zien. In zijn radiopraatjes voor de Nederlandse Wereldomroep (gebundeld in Luisteraars! en uitgegeven bij van Oorschot in 1995) vertelt hij aan de landgenoten in de Overzeese Gebiedsdelen hoe het gesteld is met de feitenkennis van de jeugd in het thuisland:
Als een universitaire docent vroeger op college zei: Byron of Goethe of Marx, dan trok iedereen een gezicht van: ja natuurlijk, hoe was het ook weer, Byron hè? George Gordon lord Byron, Engelse dichter 1788-1824, auteur van Don Juan, Childe Harold, manke poot had hij, groot vrouwenjager, tijdje in Venetië gewoond, erg rijk, hield van zwemmen, paardrijden, gestorven in Griekenland, had de Grieken geholpen in de oorlog tegen de Turken. Dat wísten de studenten van twintig jaar geleden natuurlijk niet allemaal, maar ze wisten wel, dat ze het behoorden te weten, dat ze geacht werden dat te weten. En als ze het niet wisten dan zochten ze het thuis stiekem op of ze vroegen het aan hun moeder, want ook in het gezelschap van hun medestudenten was het een beetje beschamend om openlijk te moeten bekennen dat je nooit van Byron had gehoord.
27 december 1979