Nu een kwiet, vroeger een kwezel
.
Het kan geen kwaad, lezer, nu we onze laatste koning aan het verslijten zijn, om nog eens terug te denken aan de hark die we daarvoor hadden.Ik moest namelijk onweerstaanbaar aan Baudouin Premier denken bij wat Casanova in zijn tijd te vertellen had over Philippe V Bourbon, koning van Spanje. Die Philippe moet een bijzonder devote jongen zijn geweest, want hij ging nog liever dood dan dat hij de allerkleinste doodzonde had begaan:
[…] pour le malheur du pauvre genre humain il est décidé qu’un roi dévot ne fera jamais que ce que son confesseur lui laissera faire, et il est évident que son plus grand intérêt ne peut jamais être le bien de l’État, puisque la religion, telle qu’elle est, s’y oppose directement. Si on me dira qu’il se peut qu’un roi sage ne fasse entrer pour rien les affaires d’État dans sa confession, j’en conviendrai; mais je ne parle pas d’un roi sage, car s’il l’est, étant chrétien, il ne doit aller à confesse qu’une fois par an, et n’entendre la voix de son confesseur que dans les paroles qu’il prononce pour l’absoudre; si ce roi a besoin de lui parler pour qu’il lui résoude des doutes, il est sot; doutes et scrupules sont la même chose; celui qui va à la confesse doit savoir sa religion avant d’y aller. Point de doutes, point de colloques avec le confesseur. Louis XIV aurait été le plus grand roi de la Terre, plus grand que Frédéric II, roi de Prusse, comme la France l’est de la Prusse, s’il n’eût pas eu la faiblesse de bavarder avec ses confesseurs.
[…] een devote koning, zo wil het ongeluk van het arme mensdom, zal nooit iets ondernemen zonder de toestemming van zijn biechtvader, en het mag duidelijk zijn dat diens grootste belangen nooit met goed Staatsbestuur zullen samenvallen, want de religie, zoals die ineenzit, staat daar haaks op. Als iemand mij nu zegt dat een wijze koning in zijn biecht met geen woord zal reppen over staatszaken, dan geef ik hem gelijk; maar ik heb het niet over een wijze koning, want als hij dit is, dan hoeft hij, christenmens zijnde, maar één keer per jaar te biecht te gaan, en de stem van zijn biechtvader uitsluitend te horen als die de woorden uitspreekt om hem de absolutie te geven; heeft deze koning behoefte aan een gesprek, om zijn twijfels te laten wegnemen door die man, dan is hij een dwaas; twijfels of gewetensbezwaren, dat is één en hetzelfde; wie gaat biechten dient zijn godsdienst te kennen voor hij ter biecht gaat. Geen kwestie van twijfels, noch van discussies met de biechtvader.
Lodewijk XIV zou de grootste koning op aarde zijn geweest – groter dan Frederik II, koning van Pruisen, zoals Frankrijk ook groter is dan Pruisen – als hij niet die zwakte had gehad met zijn biechtvaders te willen kletsen.
...fidèle à l'excès à la religion, et très déterminé à mourir cent fois plutôt que de souiller son âme avec le plus petit de tous les péchés mortels.
[…] pour le malheur du pauvre genre humain il est décidé qu’un roi dévot ne fera jamais que ce que son confesseur lui laissera faire, et il est évident que son plus grand intérêt ne peut jamais être le bien de l’État, puisque la religion, telle qu’elle est, s’y oppose directement. Si on me dira qu’il se peut qu’un roi sage ne fasse entrer pour rien les affaires d’État dans sa confession, j’en conviendrai; mais je ne parle pas d’un roi sage, car s’il l’est, étant chrétien, il ne doit aller à confesse qu’une fois par an, et n’entendre la voix de son confesseur que dans les paroles qu’il prononce pour l’absoudre; si ce roi a besoin de lui parler pour qu’il lui résoude des doutes, il est sot; doutes et scrupules sont la même chose; celui qui va à la confesse doit savoir sa religion avant d’y aller. Point de doutes, point de colloques avec le confesseur. Louis XIV aurait été le plus grand roi de la Terre, plus grand que Frédéric II, roi de Prusse, comme la France l’est de la Prusse, s’il n’eût pas eu la faiblesse de bavarder avec ses confesseurs.
Jacques Casanova de Seingalt
Histoire de ma vie
suivie de textes inédits
Volume 11 – Chapitre II
Édition présentée et établie par Francis Lacassin
Éditions Robert Laffont, 1993, 2002, pp. 619-20
Histoire de ma vie
suivie de textes inédits
Volume 11 – Chapitre II
Édition présentée et établie par Francis Lacassin
Éditions Robert Laffont, 1993, 2002, pp. 619-20
Lodewijk XIV zou de grootste koning op aarde zijn geweest – groter dan Frederik II, koning van Pruisen, zoals Frankrijk ook groter is dan Pruisen – als hij niet die zwakte had gehad met zijn biechtvaders te willen kletsen.
6 opmerkingen:
Op het einde van zijn leven , klaagde Louis XIV , volgens de mémoires van Saint Simon , dat hij onvoldoende naar zijn biechtvaders geluisterd had , en teveel oorlogen had gevoerd die de mensen alleen ongelukkig maakten .
Tja, Casanova is wel een bijzonder eenzijdige bron.
Maar die Mémoires van Saint Simon (door Heine zeer bewonderd zoals u weet) zijn nog een stúk langer dan die van Casanova, beste anonieme, en u zult toegeven: ook een stuk minder grappig.
Bedankt alleszins voor de reactie!
...en nog een bedenking: op zijn sterfbed kan een mens veel zeggen, toch als hij de tijd daartoe heeft, want hij staat natuurlijk enigszins onder druk vermoed ik.
De betekenis van "kwiet" is me niet bekend. Daarom raadpleegde ik even mijn Prismaatje alsook mijn driedelige van Dale maar beide werken hadden hierover niets te vertellen war ik als een kleine opluchting ondervond. Immers, indien de dames en heren professoren in taalkunde niets weten te vertellen over kwieten, dan kan geen mens het de onwetendheid van bovengetekende kwalijk nemen.
Niettemin was de kwiet mij niet helemaal onbekend maar dan in de samenstelling "bietekwiet", zijnde een prutser, iemand waar niet echt kan op gerekend worden. (Het Vlaams Woordenboek). Nu gaat die definitie niet helemaal op voor de huidige koning der Belgen, de opvolger van de kwezel : gedeeltelijk wel voor zijn Vlaamse onderdanen maar dan alleen indien men in de definitie "niet echt" vervangt door "echt niet" . Voor zijn Franstalige landgenoten echter, is ze (de definitie) totaal ontoereikend - wat zeg ik, volledig verkeerd. Zij kunnen op hem rekenen want hun en zijn horizon lopen niet alleen parallel, zij convergeren ergens zoals Messias Verhofstadt dergelijke convergenties nu als dé oplossing voor... ja voor wat eigenlijk ? Het in stand houden van de miserie ?
Maar nog even over Philippe V Bourbon. Dat Casanova nogal laatdunkend over hem schreef i.v.m Philippe's uitlatingen omtrent de "allerkleinste doodzonde", wijst toch een beetje in de richting van Casanova's heidense levensbeschouwingen. Hij had misschien de klok horen luiden maar die klepel...
Moest ik Casanova nog van antwoord kunnen dienen dan zou ik hem zeggen : een doodzonde is een doodzonde. Weliswaar kan men gradaties aanvaarden zoals het niet derven van vlees op bepaalde dagen (een kleine doodzonde) of het niet derven ervan op Goede Vrijdag (een verdomd grote). Maar beste vriend, weet dat je zowel voor een grote als voor een kleine DOODzonde, onverbiddellijk naar de hel gaat. Tenzij je natuurlijk nog je misdaad kon biechten vóór je het hoekje omging.
Vandaar dat ik de houding van Philippe V Bourbon niet zo gek vind. De kwezel zou me zeker geen ongelijk hebben gegeven.
Verhofstadt daarentegen, die gaat zeker naar de hel. Hij zondigt al jáááren tegen de Heilige Geest en daar is geen vergiffenis voor voorzien.
Algemeen Nederlands is kwiet inderdaad niet, Figaretto, maar de alliteratie heeft haar rechten, en als Gentse schooljongens vroeger over iemand zegden “dad ès ne kwiet”, dan duidden zij daarmee een figuur aan die niet voor vol werd aangezien.
Of het woord nog gangbaar is weet ik niet, maar ik vermoed dat de klank alleen al de betekenis en kleuring duidelijk maakt (zoals iedereen Dehaene onmiddellijk verstond met zijn “kwiet N-VA?”). Ferdinand de Saussure zal mij hier tegenspreken, besef ik. Misschien is het woord in het Gents binnengedrongen door het Franse “un quidam” dat ook een pejoratieve bijklank heeft vaak.
Wat Casanova betreft: die wist wel degelijk de theologische klepel hangen. Niet enkel was hij abbé, en doctor in beide Rechten, hij schreef ook vaak over religieus-filosofische onderwerpen. En hij was maçon inderdaad, maar dat was, noch is, een synoniem van heiden. Het verschil tussen de zonden was hem uitstekend bekend. Maar de Venetiaan Casanova is vooral een geniale auteur, die de ironie onnavolgbaar hanteert, bovendien in het schitterendst denkbare Frans, zei Stendhal.
“Le Saint-Simon des gens qui ne roulent pas en carosse", zei nog iemand.
Casanova begint overigens de duizenden pagina’s van zijn levensverhaal met volgende prachtige geloofsbelijdenis: Je commence par déclarer à mon lecteur que dans tout ce que j'ai fait de bon ou de mauvais dans toute ma vie, je suis sûr d'avoir mérité ou démérité, et que par conséquent je dois me croire libre. La doctrine des stoïciens, et de toute autre secte sur la force du Destin est une chimère de l’imagination qui tient à l’athéisme. Je suis non seulement monothéiste, mais chrétien fortifié par la philosophie, qui n’a jamais rien gâté.
Je crois à l’existence d’un Dieu immatériel créateur, et maître de toutes les formes; et ce qui me prouve que je n’en ai jamais douté, c’est que j’ai toujours compté sur sa providence, recourant à lui par le moyen de la prière dans toutes mes détresses; et me trouvant toujours exaucé. […]
(zoals iedereen Dehaene verstond met zijn “kwiet N-VA?”).
Inderdaad, op die wijze had ik "kwieten" nog niet geïnterpreteerd. Precies om die reden(en) is het interessant om uw blog te lezen. (Ook om andere redenen natuurlijk)
Een reactie posten