Het Albertkanaal Vrij !
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, Jean-François Leclercq,
had donderdag op de plechtige openingszitting van het Hof een wijze zin voor
ons klaar: ‘Maanden samenleven op een fregat kan tot spanningen leiden, net
zoals het leven op vaste grond trouwens.’
Die spanningen, lazen we in een voetnoot, hadden aan boord van het fregat “Louise-Marie” en ook op de mijnenjager “Astra” tot openbare zedenschennis geleid. Het ging weliswaar om geïsoleerde feiten van een aantal jaren terug, maar naar het woord van Gerard van het Reve waren ze “niet onopgemerkt gebleven”, wellicht vanuit de commandotoren.
Ook over het Schip van
Staat* gaf de procureur iets mee “aan diegenen die de ontmanteling van de
Belgische Staat voorstaan”.
Wat de man vreesde was dat na een staats-hervorming de scheepvaart op het Albertkanaal zou worden lamgelegd.
Wat de man vreesde was dat na een staats-hervorming de scheepvaart op het Albertkanaal zou worden lamgelegd.
Vermoedelijk had de procureur goed onthouden hoe in de RTBf-documentaire
Bye Bye Belgium de tram naar Tervuren
al werd geblokkeerd aan de grens van Brussel.
En een blokkade is een oorlogsdaad die de stad Luik niet
over haar kant kon laten gaan, waarschuwde zeer terecht Leclercq: “De zucht
naar zee van een ingesloten Staat of van een Staat met een uiterst enge toegang
tot de zee mag niet worden onderschat.”
Hij geeft een Zuid-Amerikaans voorbeeld, maar hij had net zo
goed Fjodor Michailovitsch Dostojefski kunnen citeren. In diens redevoering “Vroeg
of laat moet Constantinopel ons toch toevallen”, gepubliceerd in maart 1877, waarschuwde hij
al: “Ja, Byzantium moet van ons zijn, en niet enkel als beroemde haven, als ‘Poort’
als ‘Middelpunt der aarde’; niet enkel om de sinds lang erkende noodzaak voor
zo’n reus als Rusland, om eindelijk uit zijn besloten kamer te treden, waar hij
tot tegen het plafond is gegroeid, en de wijde wereld in te stappen, en de
vrije lucht van zee en oceaan te kunnen ademen.”
Dichter bij huis is er natuurlijk de blokkade van de
Schelde, die Willem van Oranje had ingesteld en die met korte onderbrekingen
tot 1839 duurde, wat inderdaad soms tot vijandelijkheden heeft geleid.
Zo gaf onder het Oostenrijks bewind Jozef II het bevel aan
twee van zijn schepen om de Schelde helemaal af te varen tot aan zee. Maar toen
het eerste schip, de Louis, ter hoogte van Saaftinge kwam, sommeerden de
Hollanders de kapitein om de steven te wenden. Deze gaf niet thuis, en daarop
volgde één kanonschot. De kogel kwam ongelukkig terecht en doorboorde de grote
soepketel in de kombuis. Begrijpelijkerwijs raakte de bemanning nu totaal gedemoraliseerd,
en de Louis voer weer naar Antwerpen terug.
Het duurde nog tot 1863 voor de Schelde helemaal vrij was, want
de Hollanders hadden een tolgeld ingesteld dat in dat jaar afgekocht werd voor 36.278.566
frank.
Nu pas kon Frans Willems zingen (niet Jan-Frans Willems: die
was in 1846 al gestorven):
SCALDIS
[…]
Doch nu, nu is mijn boei geslaakt;
Zeilt aan, bevrachte schepen!
Mijn breede stroom is vrij gemaakt;
'k Mag weer uw schatten sleepen,
'k Word weder jong, schoon zat van dagen.
Snelt aan! 'k zal u ter haven dragen!
.
.
________________________
* Horatius, 14e ode
uit het eerste boek. O schip, zullen nieuwe golven u de zee weer
indrijven? &c. O navis,
referent in mare te novi fluctus?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten