8 februari 2019

Onjournalistiek gedrag bij veel journalisten


Mathias Döpfner (1963) is de grote baas van het Springerconcern, uitgever van onder meer Bild, de grootste krant van Duitsland, en Die Welt. De man is musicoloog en germanist van opleiding, en begon zijn journalistieke carrière destijds als muziekrecensent. De Neue Zürcher Zeitung interviewde hem, en hun eerste vraag ging over het pijnlijke geval Relotius, nu ex-journalist van Der Spiegel. Die zaak heeft in Vlaanderen weinig weerklank gevonden, maar in de Duitstalige wereld des te meer. Ik vertaal enkele fragmenten uit het gesprek, maar kan iedereen de lectuur van de NZZ zelf aanbevelen: het interview is daar een stúk langer.

Mijnheer Döpfner, een gevierde journalist van Der Spiegel heeft jarenlang reportages verzonnen en werd daarvoor met loftuitingen en onderscheidingen overladen in Duitsland [en daarbuiten, nvdv]. Is het geval Relotius de historie van een handige oplichter, of staat het voor de dwalingen van heel dit magazine, of zelfs van een branche?
Zeker is het geen alleenstaand geval dat men geïsoleerd mag zien onder het motto: dat is gewoon een enkeling die zijn verstand verloren heeft en bedrog pleegde. Dat zou de zaak minimaliseren. De zaak heeft iets van een systeemfout, die met Der Spiegel te maken heeft, maar daarenboven geeft ze ook een indicatie van wat er in de branche scheefloopt.
Relotius leverde producten af waar vraag naar was, en ongetwijfeld niet enkel bij Der Spiegel. Dat product stond in een bepaalde tonaliteit waar jury’s van journalistenprijzen om vroegen. Maar ook de ideologie van een intellectueel milieu speelt mee. Bij Relotius zie ik een rode draad: zijn teksten zijn vaak kritisch voor Amerika, zij het niet anti-Amerikaans. En ze gaan principieel uit van de welkomstcultuur. In een tekst van Relotius dromen vluchtelingenkinderen van Angela Merkel – zulke zaken worden niet per toeval bedacht, ze spelen in op ideologische verwachtingen. Relotius sloeg een toon aan, en gaf blijk van een ingesteldheid waar zijn chefs om vroegen en waar jury’s van journalistenprijzen dol op zijn. Op den duur vond hij het eenvoudiger om zulke verhalen te verzinnen, dan telkens weer omslachtig opzoekingswerk te doen. De wereld ziet er immers niet altijd uit zoals men die zich wenst.

NZZ: Brengt deze zaak de hele mediabranche schade toe?
Dat valt nog niet te beoordelen. Daarom is het zo belangrijk dat men deze zaak heel grondig en zelfkritisch uitklaart. Dat is niet enkel voor Der Spiegel een opdracht, maar voor alle mediahuizen. In geen geval mag de indruk ontstaan dat er sprake is van een soort corporatieve solidariteit.

NZZ: Der Spiegel heeft zich tot zelfonderzoek verbonden – en brengt dat ook met enige zelfgenoegzaamheid te berde.
Men moet die heroïsche opheldering van Der Spiegel een beetje relativeren: als Der Spiegel er niet zelf mee naar buiten was gekomen, dan had een ander het enkele dagen later gedaan. Dat zou een stuk onaangenamer zijn geweest. We moeten ons nu allemaal afvragen hoe we opnieuw meer authenticiteit en geloofwaardigheid kunnen opbouwen. Ook de jury’s van journalistenprijzen moeten aan zelfonderzoek doen. Als dat niet gebeurt, dan zal het geval Relotius voor de branche in haar geheel als een enorm verlies van geloofwaardigheid de recente mediageschiedenis ingaan. Wie ‘Leugenpers’ schreeuwt, krijgt hier koren op de molen. Journalisten moeten voeling houden met de werkelijkheid. Maar zelfs als journalist heb je soms de indruk dat veel collega’s in een luchtbel leven en met hun artikelen aan het publiek voorbij schrijven.

NZZ: Hoe komt dat?
Journalisten vormen, samen met uitvoerend kunstenaars – in film, opera en theater – waarschijnlijk de meest ijdele beroepsgroep die er bestaat. Veel journalisten zijn gedreven om bij de collega’s een goede beurt te maken. Daarmee gedragen ze zich uiterst onjournalistiek. Zij willen het juste milieu van hun eigen branche bedienen, in plaats van non-conformistisch de andere kant van de medaille te belichten. Men wil in de smaak vallen bij de incrowd, en dat leidt tot kuddegedrag, mainstream-denken, conformisme bij de journalistieke berichtgeving, en steeds meer ook tot intolerantie voor vrijdenkers.

NZZ: Men zou kunnen zeggen: wie vandaag de taal en het beeld beheerst, beheerst de werkelijkheid. Dat is voor journalisten een sterke bekoring. Verwarren veel collega’s journalistiek met activisme?
Wanneer journalisten en activisten niet meer te onderscheiden vallen, kunnen we inpakken. Hier moet een scherpe grens getrokken worden. Ik ga zelfs zover te zeggen dat om het even welk activisme een journalist moet tegenstaan. Er is de mooie uitspraak van Hanns Joachim Friedrichs volgens welke je een goede journalist daaraan herkent, dat hij zich met geen enkele zaak afgeeft, ook niet met een goede. Intentionele journalistiek, die de wereld naar eigen smaak wil verbeteren, heeft geen recht van bestaan. Wie op pad gaat om de AfD te dwarsbomen, zit al op de verkeerde weg. Hij zal daarmee in de eerste plaats één ding bereiken: de AfD versterken.

NZZ: Helemaal ten gronde nu: wat is de rol van de journalist?
Journalisten zijn waarheidszoekers. Ze zijn op zoek naar de waarheid, maar kennen die niet. Precies daarom is concurrentie in de journalistiek zo belangrijk.

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html