Rationele filosofie en religie
Heinrich Heines geschiedenis van de religie en de filosofie in Duitsland, »Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland«, verscheen eerst in Frankrijk in de »Revue des deux mondes« in 1834, onder de titel »De l'Allemagne depuis Luther«.
De Duitse censuur had het jaar daarop moeite zelfs met een afgezwakte versie ervan. Metternich bemoeide zich ermee en maakte op 31 oktober 1835 de Pruisische minister Wittgenstein opmerkzaam op dit geschrift. Weliswaar vond hij het een ‘waar meesterstuk wat stijl en behandeling betreft’, en bevatte het ‘de kwintessens van de inzichten en verwachtingen die behoren tot het pakket van dingen die ook ons bezighouden’, maar gedrukt worden kon het niet, want er stonden ook zaken van politieke aard in.
Metternich liet Heines werken verbieden, ook toekomstige werken – een mooi trekje van hem, want hij was een groot bewonderaar van bijvoorbeeld Das Buch der Lieder, dat op het nachtkastje van keizerin Sissi lag, en ook op het zijne naar men zegt.
En Metternich liet ook spionnen op hem afsturen in Parijs, maar die waren soms niet snugger genoeg. Veel van hun rapporten geloofde hij niet want: »der pfiffige Heine«, die lepe Heine maakte hen blaasjes wijs.
Dat wist Heine natuurlijk allemaal, en hij stuurde eens een stukje naar de Augsburger Allgemeine Zeiting met in de marge de opmerking: »Sie drucken's ja doch nicht!«
Later raakte zijn essay wel gedrukt in een dik boek, samen met andere werken, »Der Salon«. Dikke boeken – van minstens zwanzig Bogen, 320 bladzijden dus – waren ongevaarlijk want de gewone man kon die toch niet betalen. Zo werkte het algoritme van die oude censoren.
Dit gezegd zijnde, wat vertelt Heine in dat essay? Wel, onder meer zaken die nuttig kunnen zijn voor jonge filosofen die menen dat religie steun kan vinden bij ‘rationele’ filosofie.Weliswaar valt niet te loochenen dat het religieuze absolutisme, evengoed als het politieke, voor zijn woord bijzonder indrukwekkende stemmen heeft gevonden. Maar laat ons daarom niet bang zijn. Leeft het woord, dan wordt het door dwergen gedragen; is het woord dood, dan kunnen nog geen reuzen het overeind houden.
Sinds de tijd nu dat de religie, zoals ik hierboven heb verteld, hulp zocht bij de filosofie, werden er door Duitse geleerden, behalve dat ze haar een nieuw jasje gaven, ook talloze experimenten met haar opgezet. Men wilde haar een nieuwe jeugd schenken, en ging daarbij tewerk, ongeveer zoals Medea bij de verjonging van koning Aeson.* Men begon met een aderlating, al het bijgelovige bloed werd haar langzaam afgetapt; om mij zonder beeldspraak uit te drukken: men probeerde alle historische inhoud uit het christendom weg te halen, en enkel nog het morele deel te bewaren. Hierdoor werd het christendom een zuiver deïsme. Christus was niet langer mederegeerder met God, men ontnam hem als het ware zijn soevereine rechten, en louter als privépersoon vond hij nog respectvolle verering. Zijn morele kwaliteiten werden buitenmatig geloofd. Men kon niet hoog genoeg opgeven van wat voor brave mens hij zou geweest zijn.
Wat betreft de wonderen die hij heeft verricht, die verklaarde men natuurkundig, of men probeerde er zo weinig mogelijk ophef rond te maken. Wonderen, verklaarden er enkelen, waren nodig in die tijd van bijgeloof, en een slimme man die de een of andere waarheid te verkondigen had, bediende zich daarvan als annonce als het ware. Deze theologen, die al het historische uit het christendom banden, heten rationalisten, en tegen hen keerde zich de woede van zowel de piëtisten als van de orthodoxen, die elkaar sindsdien minder heftig bestrijden en niet zelden een verbond sloten. Wat de liefde niet vermocht, dat vermocht de gedeelde haat, de haat tegen de rationalisten.
En dat deel (Buch II) van zijn essay eindigt met de woorden die later Nietzsche zullen inspireren: Hört ihr das Glöckchen klingeln? Kniet nieder – Man bringt die Sakramente einem sterbenden Gotte.
Horen jullie het klokje kleppen? Kniel neder – Men brengt een stervende God de sacramenten.
____________________
* Wie dat recept van Medea mocht intrigeren, vindt de uitleg in Ovidius' Metamorfosen, boek VII:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten