Une maîtresse à penser
M.M., minnares van Giacomo Casanova, was voor hem ook een maîtresse à penser. In zijn Histoire de ma Vie geeft hij alleen de initialen en noemt nergens haar naam. Zij was kloosterzuster en hij wilde haar nare gevolgen besparen. De hedendaagse casanovisten zijn het intussen eens geworden over die naam: Marina Maria Morosini (1731– c.1802). Als achtjarig meisje was M.M. door haar rijke familie in het klooster Santa Maria dei Angeli van Murano geplaatst.
De kloosterregel
moet onvoldoende indruk op haar hebben gemaakt, want ze regelde vaak
afspraakjes met Giacomo in haar casino, haar buitenhuisje.
Theologisch gesproken neigde M.M. naar een soort deïsme
of agnosticisme, en ze zei aan Giacomo:
– Ik vind dat je toch moet komen [naar haar casino], ook tijdens de vasten, wanneer God wil dat we onze zinnen verstillen. Het is toch lachwekkend dat God zou bedenken dat er voor ons een tijd is om te genieten, en een andere tijd waarin we hem alleen kunnen behagen door verstervingen! Wat kan een verjaardag** met goddelijkheid te maken hebben? Ik zou niet weten hoe de daden van een schepsel de Schepper zouden kunnen beroeren. Mijn verstand kan hem alleen als onafhankelijk begrijpen. Mij lijkt het, dat als God een mens had geschapen die in staat was om hem te beledigen, die mens met reden alles zou moeten doen wat hij verbood, al was het maar om hem te leren scheppen. Kunnen we ons voorstellen dat God gekweld wordt tijdens de vastentijd?
Casanova was erg verbaasd: “Mijn goddelijke vriendin, je
redenering klopt, maar mag ik weten waar je hebt léren redeneren, en hoe je erin
bent geslaagd om de sprong over die greppel te maken?”
De non prees vervolgens de kracht en het effect van de natuurlijke rede:
– Mijn vriend [Bernis] gaf me een paar goede boeken, en het licht van de waarheid verdreef snel de wolken van bijgeloof die mijn rede fnuikten. Ik verzeker je dat als ik over mezelf nadenk, ik gelukkiger ben iemand te hebben gevonden die mijn geest heeft verlicht, dan ongelukkig dat die sluier is weggenomen, want het grootste van alle geluk is in vrede te leven en sterven, wat men niet kan hopen door geloof te hechten aan wat priesters ons vertellen.
En zij gaf Casanova nog een waardevolle les: denken is tegendenken.
"Dat is heel juist; sta me toe dat ik je bewonder, want
de taak om een heel sterk geïndoctrineerde geest als de jouwe te verlichten, kan niet
het werk van een paar maanden zijn geweest."
– Ik zou het licht veel minder snel hebben gezien, als ik
minder doordrenkt was geweest van dwalingen. Wat in mijn geest het valse van
het ware scheidde, was maar een gordijn: alleen de rede kon het ophalen, maar
mij was geleerd haar te verachten. Zodra mij werd aangetoond dat ik er de hoogste
waarde aan moest hechten, zette ik haar aan het werk en haalde zij het gordijn op.
Glanzend verscheen de onmiskenbare waarheid, en de onzin verzwond. En ik
heb geen reden om te denken dat hij weer opduikt, want ik word met de dag
sterker. Ik mag zeggen dat ik van God pas ben beginnen houden, nadat ik me ontdaan had van de ideeën die de religie mij van Hem had gegeven.
"Ik feliciteer je. Je hebt meer geluk gehad dan ik. Je hebt tienmaal meer reizen gemaakt dan ik."
_____________
* Wat de kardinaal niet belette om in zijn Memoires te schrijven: «J’ai toujours eu en horreur le libertinage.» Losbandigheid is mij altijd een gruwel geweest.** De vastentijden eindigen bij verjaardagen: Kerstmis, de geboorte, en Pasen, de verrijzenis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten