Dit kun je een volzin noemen
Après avoir fini mes études, avoir quitté à Rome l’état d’ecclésiastique, avoir embrassé celui de militaire, l’avoir quitté à Corfou, entrepris le métier d’avocat, l’avoir quitté par aversion, et après avoir vu toute mon Italie, les deux Grêces, l’Asie mineure, Constantinople, et les plus belles villes de France, et d’Allemagne, je suis retourné à ma patrie l’année 1753 assez instruit, plein de moi-même, étourdi, aimant le plaisir, ennemi de prévoir, parlant de tout à tort, et à travers, gai, hardi, vigoureux, et me moquant au milieu d’une bande d’amis de ma clique, dont j’étais le gonfalonier de tout ce qui me paraissait sottise soit sacrée, soit profane, appelant préjugé tout ce qui n’était pas connu aux sauvages, jouant gros jeu, trouvant égal le temps de la nuit à celui du jour, et ne respectant que l’honneur, dont j’avais toujours le nom sur les lèvres plus par hauteur que par soumission, prêt pour garantir le mien de toute tache à violer toutes les lois qui auraient pu m’empêcher une satisfaction, un dédommagement, une vengeance de tout ce qui avait l’apparence d’injure, ou de violence.
Na mijn studies beëindigd te hebben, in Rome de geestelijke staat verlaten te hebben, de militaire staat te hebben omarmd, die in Korfoe verlaten te hebben, het beroep van advocaat aangenomen te hebben, dat uit afkeer te hebben verlaten, en na heel mijn Italië gezien te hebben, de twee Griekenlanden, Klein-Azië, Constantinopel, en de mooiste steden van Frankrijk en Duitsland te hebben gezien, keerde ik in 1753 terug naar mijn vaderland, tamelijk goed opgeleid, vol van mezelf, onbezonnen, dol op plezier, met grote tegenzin vooruitkijkend, te pas en te onpas mijn zeg doend over alles, vrolijk, brutaal, energiek, en te midden van een groep vrienden van mijn kliek, waarvan ik de vaandeldrager was, spottend met alles wat me dwaasheid leek, heilig of profaan, noemde ik alles wat de wilden niet kenden vooroordelen, speelde voor grof geld, vond de tijd van de nacht gelijk aan de tijd van de dag, en respecteerde alleen de eer, welke naam ik altijd op mijn lippen had, meer uit hoogmoed dan uit onderdanigheid, klaar om de mijne te vrijwaren van elke smet door alle wetten te overtreden die genoegdoening, schadeloosstelling of wraakneming in de weg hadden kunnen staan voor alles wat maar de schijn had van belediging of geweld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten