23 maart 2008

Listomanie

.
Ontkennen, negeren helpt niet meer: mijn Kwaliteitskrant lijdt al geruime tijd aan de ziekte der listomanie.
Bij listomanie, zoals bekend, begint de patiënt op oncontroleerbare manier lijstjes op te stellen en af te drukken. De volksmond heeft het vaak over lijstergriep. Deze ziekte – een niet-euthanaseerbare vorm van dementie – trof vroeger enkel Vrouwenbladen, en leek daar volkomen benigne. In haar oorspronklijke biotoop vertoonde de listomanie zelfs bepaald charmante trekjes.
Maar na verloop van tijd bleek ook het adolescentenblad Humo getroffen. En daar was het ziekteverloop spectaculair. In geen tijd evolueerde Humo tot een blad voor jong-bejaarden.
Verontrustender: de ziekte der listomanie leek hierna niet goed tot stilstand te brengen. Zij greep integendeel almaar wilder om zich heen, en op dit moment kunnen wij rustig spreken van een pandemie.
Er gaat geen dag meer voorbij, of in de kwaliteitskranten verschijnen er lijstjes met plus/minus, met voor/tegen, op/onder, winnaars/verliezers, stijgers/dalers.

En beperkte de ziekte zich nog tot deze simpele dichotomieën! Helaas blijkt de pathologie een stuk complexer, en een remedie niet voor morgen.
Achteraf is het makkelijk praten, maar historisch gesproken had de bekende onnozele vragenlijst van Marcel Proust ons al een voorteken moeten zijn. Met die lijst zelf was niet zoveel aan de hand, ze was niet pathologisch, eerder onnozel zoals gezegd, maar dat gedurig afdrukken ervan had ons redenen moeten geven om scherper toe te kijken.

Want het resultaat zien we nu: kranten die vier bladzijden vullen met het stellen van deze tien vragen aan massa's ministers en staatssecretarissen, en het allerenigste dat wij uit die vier bladzijden kunnen leren is dat Emma Bovary, de roturière heldin van Gustave Flaubert, in de adelstand is opgenomen. Zij mag voortaan Madame de Bovary zeggen. Tenminste, dat laat op p. 20 de Standaard Weekend verklaren door Laurette Onkelinx.
En natuurlijk heeft ons Laurette dat niet zo gezegd, of het zou mij toch verwonderen, maar wie de redacteur mag zijn die dat wél meende te hebben verstaan, dat kunnen arme Standaardlezers niet achterhalen.
.

18 maart 2008

Balk en splinter

.
Wie over een gemene inborst beschikt, en daardoor van tijd tot tijd de aandrang voelt om iemand de grond in te boren, zo iemand heeft gewoonlijk weinig moeite om een geschikt doelwit te vinden. Zeker als de man ook Vlaamse kwaliteitskranten leest, kan een blinde greep al volstaan, want de ergernis ligt voor het rapen.
Echter, onmiddellijk stelt zich voor hem dan het probleem der middelen. Dient de man te kiezen voor gelijke wapens, de botte bijl dus, of houdt hij het bij zijn trouwe floret?

Ik dacht vanmorgen op de trein zowel aan bijl als aan floret, maar kwam in de loop van de dag tot de conclusie dat een propje staalwol al wapen genoeg was.
Het artikel van Reynebeau Marc, getiteld “Let op uw woorden” vertoonde tenslotte enkel wat vlekken. Voorts bedacht ik, gemeen, dat schaafwonden meer branden dan steekwonden.
Onze man schreef het volgende:

“Een gestudeerde N-VA'er vroeg zich af of het wel in het belang van een randgemeente is om bij een grootstad te worden gevoegd. Dat is een ernstige en relevante vraag. Maar zie hoe hij die vraag formuleerde: wat er te denken viel over een operatie waarbij 'een aantal landelijke gemeenten in een grootstedelijk wespennest worden meegesleurd' (DS 12 maart).
Het gaat me er nu even niet om dat deze Vlaamsnationalist, die ook nog eens taalkundige en docent is, hier een loeier van een taalfout maakt (het moet 'wordt' zijn in plaats van 'worden')...”


De columnist is zelf ook een gestudeerd man neem ik aan, anders word je geen columnist, en word je niet gevraagd voor grappige shows op de televisie. Nochtans gebruikt hij hier en verderop grootstad, een term die enigszins criticabel is, al wil ik daar niet zwaar aan tillen – het is een goed Belgisch woordje – en schrijft hij ook Vlaamsnationalist zonder streepje. Daar til ik evenmin aan.

Dat hij “worden” vervangen wil zien door “wordt” is erger.
Ik ga er voor het gemak nu van uit dat Marc in zijn studiën Latijn heeft gehad, misschien nog Grieks ook – denken wij aan het onderzoek in de krant van gisteren – al zou hij in dat geval wellicht de constructio ad sensum onthouden hebben uit zijn Spraakkunst. Of de constructie kata sunesin, κατα σύνεσιν om het wat deftiger te houden.
In elk geval, ook zonder Latijn of Grieks weet een gestudeerde Nederlandstalige dat “worden” hier volkomen correct is. Een ongestudeerde weet dat vanzelfsprekend. De VRT-taaldatabank geeft als een voorbeeld: Er zullen een aantal boeken verkocht worden voor het goede doel.

Goed, het kan altijd dat iemand een regel vergeet, en iedereen maakt fouten, zeker als het over grammatica gaat. Vocabularium blijft altijd het allerbelangrijkste in de Taalbeheersing.
Spijtig dan als wij Reynebeau een helemaal onbestaand woordje zien schrijven:
...dat de Vlaamse Wooncode mogelijks discriminerend is.

Mogelijk en zelfs mogelijkerwijs kende ik al, maar mogelijks ?
Ja, dat kende ik ook al, want Reynebeau gebruikte het eerder, en ik reikte hem toen nog kaars en bril aan.
Deze keer moet ik onze recidivist echter ferm ontraden om andere mensen zo terloops, zo offhand op taalfouten te wijzen. .Zinnetjes als: "Het gaat me er nu even niet om dat..." of. "Meneer Doomst, waarom denkt ook u niet eerst even na voor u wat zegt?" ...dát spel is hem te hoog gegrepen, zoals trouwens Mattheüs 7 5 onze columnist al een waarschuwing had moeten wezen:
Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen.

Nu kom ik er niet meer toe om over de inhoud van zijn columnpje te spreken, maar dat kwam samengevat hier op neer: Leterme moet eens leren dat hij zijn woord moet breken, anders raken we nooit aan een mooie Belgische regering; die man moet aan de N-VA dringend uitleggen, en vervolgens aan zijn eigen kiezers uitleggen, dat al zijn woorden, tot eergisteren, geveinsd waren, en dat het plan altijd al was om gewoon voort te boeren.
.

15 maart 2008

Op tijd van kleren veranderen

.
‘s Zaterdagsmiddags is mijn krantenvrouw altijd zo vriendelijk om meteen de helft van de papierbundel die ik kom kopen achter haar toog te deponeren, boven op de hoop die meer ochtendlijke klanten al gemaakt hebben.
Zo komt het dat ik weinig weet over paradijselijke eilanden, over pittoreske stadjes waar oude gewoontes heersen, over restaurants in verre en nabije oorden, over de Zes van Antwerpen, en over Vlaamse interieurs die met smaak zijn ingericht.
Standaard Weekend neem ik altijd wél mee, plus de Kwaliteitskrant zelf natuurlijk, en de afdeling Economie&Financiën, omdat daar soms ook iets interessants in kan staan.

Over de gazet zelf wil ik vandaag niks zeggen, maar helaas viel mij het Weekendkatern nu ook wat tegen. De columns waren goed genoeg, daar niet van – en ik bedoel niet die van Jo Van Damme of van Filip Huysegems, en ook niet de infantiele rubriek met Winnaars & Verliezers: .zulke dingen lees ik sowieso niet – maar het katern bestond voor bijna de helft, veertien bladzijden, uit een panegyrie voor Guy Verhofstadt.
Hoe goed die man wel wijn kan kiezen, olijven eten, fietsen, speechen, manifesten schrijven, stenen verleggen, enthousiasmeren, emotie tonen, beloftes doen, zichzelf heruitvinden, het hield niet op.
Zelfs de jonge Tom Naegels werd gesommeerd om zijn duit in het journalistieke zakje te doen. Hij gehoorzaamde, misschien op voorwaarde dat hij een beetje mocht tegenpruttelen. In ieder geval, de licht dissonante stem in dit engelenkoor mocht hij inderdaad zijn, en hij richtte zijn “frisse blik op de Burgermanifesten”.
Tom zegt in zijn stuk natuurlijk niet dat de Burgermanifesten van onze bevlogen Guy thuishoren op de hoop die mijn krantenvrouw elke week aanlegt, of in de vuilnisbak van de geschiedenis – tenslotte nichts anders als die alte Garderobe des menschlichen Geistes, zoals Heine ons al vertelde.
Te beleefd is Tom ook, om Guy misschien gewoonweg een beginselloze opportunist te noemen, die als het hem uitkomt nog niet de scheiding der Machten erkent, zoals toen met die aangekondigde aanhouding van Dyab Abu Jahjah. Ook laat Naegels na om te vertellen dat Verhofstadt zozeer aan zijn postje verhangen was, dat hij er nog niet over dácht om ministers eruit te gooien, ook niet als die zich deontologisch schandelijk misdroegen.
Ik onderschat het geheugen van mijn lezers niet, en zal dus niet Guy zijn halve regering opnoemen, maar van een journalist had ik verondersteld dat hij zulke en andere dingen nog zou weten, en ze zelfs te berde brengen in een geschiedkundig overzicht.
.

12 maart 2008

Adjectieven en diminutieven

.
U hebt wellicht ook dat persbericht van de CVP .gezien, lezer, en anders morgen in de kwaliteitskranten. Het gaat onder een feestelijke titel:

Europees Parlement viert vijftigste verjaardag:
van overlegorgaan tot volwaardige medewetgever

Ondertekend door Ivo Belet, Jean-Luc Dehaene, Marianne Thyssen, en ook door Frieda Brepoels die geloof ik in een soort kartel met hen nog zit.
Onze vier europarlementsleden voelen zich in een uitgelaten stemming, en zouden niets liever willen dan dat alle Europese burgers – misschien verenigd in een soort Mystiek Lichaam – een glas champagne, c.q. thee zouden heffen.
Begrijpelijk, want na de referenda in Frankrijk en Nederland was er bij de EU-machthebbers een jarenlange vastenstemming (een soort ramadan) ingetreden, en zoals wij weten: de CVP snakt naar Pasen. De parlementsleden hebben nu van hun initiatiefrecht gebruik gemaakt om een feestje te organiseren. Het wordt een redelijk groot feest zelfs, is mijn indruk, want het gaat gepaard met de plaatsing van Friese ruiters rond Berlaymont en ook gaat het metrostation Schuman voor twee dagen dicht.
Ik wil de pret niet bederven, maar dan hadden ze voor hun persbericht over de cinquantenaire van hun parlement, en de gestage opgang daarvan, toch een betere titel mogen bedenken.
Akkoord, overlegorgaan was een belabberde startpositie, zeker als wij in aanmerking nemen dat de benaming nog geflatteerd is voor wat het clubje voorstelde, en From a Jack to a King, zoals het liedje vijftig jaar geleden zei ...zover zijn we nog niet, al zijn ze ondertussen blijkbaar opgeklommen tot medewetgever.

Maar, wat-is-mij-dat-weer voor een neologisme?
In de geschiedenis lees je kortweg over Wetgevers, Wetgevende Vergaderingen, Constituanten. Die konden het vanzelfsprekend stellen zonder adjectieven als volwaardig.

Meer dan een deficitair personeelsfeestje zit er voor ons viertal nog niet in.
.

7 maart 2008

Pauli en de canon


ZaK zijn tekening was weer goed in De Morgen vandaag. We zijn het al lang gewend zo, maar het is dan altijd dubbel treurig als vlak daarnaast –ter illustratie van de tekening wellicht– een artikel staat van Walter Pauli.

Die Pauli moet in zijn humaniora nog het prachtige verhaal van Saïdjah en Adinda als verplichte lectuur gehad hebben denk ik. In de Havelaar komt dat verhaal voor zoals wij weten, en daar werden één na één een aantal buffels in beslag genomen die aan de vader van Saïdjah toebehoorden. Saïdjah en Adinda zijn daardoor nooit getrouwd geraakt, want op de duur kon er geen rijst meer worden verbouwd, en een bruidschat was onbereikbaar voor de arme Saïdjah.
Multatuli legt er sterk de nadruk op dat de onrechtvaardigheid van dat in beslag nemen van buffels zich steeds maar herhaalde, dat er geen eind aan kwam, en de auteur zelf herhaalt zich ook gedurig, en verwittigt zijn lezer met: “Ik heb u gezegd, lezer, dat mijn verhaal eentonig is”. Hij herhaalt ook deze verwittiging enkele malen.
De kortzichtige Nederlandse koloniale overheid ontwrichtte hier schaamteloos een traditionele, statische, islamitische maatschappij, zo vertelt Multatuli ons.

De hele Havelaar, waarin nog vele thema’s aan bod komen, was wellicht te dik voor klassikale behandeling, en zo komt het misschien dat de jonge Pauli enkel onthouden heeft dat de stijlfiguur der herhaling een sterke werking kan hebben, en dat er buffels aan te pas komen.

In ieder geval, zijn refreintje “Alleman gelijk voor de wet. Ook de moslims” herhaalt Pauli driftig, ook al ontbreken bij hem de strofen waarin aangetoond wordt waarin de perfiditeit van de Westerlingen vandaag wel mag bestaan, als zij op hun eigen grondgebied eisen dat de mohammedanen zich naar zekere normen gedragen, en wel naar Westerse normen.

Soms zit Pauli vol goede bedoelingen, dat wil ik niet betwisten, en hij begrijpt ook halverwege waar het schoentje wringt. Zo wijst hij de moslims erop dat ze niet gewelddadig mogen worden, maar in zijn ijver verwart hij ongelukkigerwijs de termen christelijk en katholiek. "Dus niet zoals een aantal katholieken deden bij het verschijnen van The Last Temptation of Christ, en her en der een cinemazaaltje in brand vloog." Dat thema moet hij nog verder uitdiepen vrees ik. Waar was dat alweer met die cinema's? Toch niet in Europa hoop ik? Misschien eens een boek lezen over de Reformatie en wat daarbij te pas kwam?

Die buffels nu. Het menselijk geheugen schematiseert. Dat is niet meer dan normaal en zelfs gezond, maar zo zijn in Pauli’s geheugen die buffels bizons geworden. Geen probleem, want juist deze omstandigheid gaf hem een goede grap in, en hij bedacht voor Geert Wilders de spotnaam “polderbizon”.

Goed gevonden Walter, al weet ik niet of er in het Limburgse Venlo veel polders zijn. ...maar laat nu net die benaming, ik aarzel om het je te vertellen, door ’t Pallieterke zijn bedacht, een halve eeuw geleden, en nog wel voor een collega-journalist van je, wijlen Jos Van Eynde, hoofdredacteur van wijlen de Volksgazet.

Ken uw klassieken!

.

6 maart 2008

Nu een kwiet, vroeger een kwezel

.
Het kan geen kwaad, lezer, nu we onze laatste koning aan het verslijten zijn, om nog eens terug te denken aan de hark die we daarvoor hadden.
Ik moest namelijk onweerstaanbaar aan Baudouin Premier denken bij wat Casanova in zijn tijd te vertellen had over Philippe V Bourbon, koning van Spanje. Die Philippe moet een bijzonder devote jongen zijn geweest, want hij ging nog liever dood dan dat hij de allerkleinste doodzonde had begaan: 

...fidèle à l'excès à la religion, et très déterminé à mourir cent fois plutôt que de souiller son âme avec le plus petit de tous les péchés mortels.

[…] pour le malheur du pauvre genre humain il est décidé qu’un roi dévot ne fera jamais que ce que son confesseur lui laissera faire, et il est évident que son plus grand intérêt ne peut jamais être le bien de l’État, puisque la religion, telle qu’elle est, s’y oppose directement. Si on me dira qu’il se peut qu’un roi sage ne fasse entrer pour rien les affaires d’État dans sa confession, j’en conviendrai; mais je ne parle pas d’un roi sage, car s’il l’est, étant chrétien, il ne doit aller à confesse qu’une fois par an, et n’entendre la voix de son confesseur que dans les paroles qu’il prononce pour l’absoudre; si ce roi a besoin de lui parler pour qu’il lui résoude des doutes, il est sot; doutes et scrupules sont la même chose; celui qui va à la confesse doit savoir sa religion avant d’y aller. Point de doutes, point de colloques avec le confesseur. Louis XIV aurait été le plus grand roi de la Terre, plus grand que Frédéric II, roi de Prusse, comme la France l’est de la Prusse, s’il n’eût pas eu la faiblesse de bavarder avec ses confesseurs.

Jacques Casanova de Seingalt
Histoire de ma vie
suivie de textes inédits
Volume 11 – Chapitre II
Édition présentée et établie par Francis Lacassin
Éditions Robert Laffont, 1993, 2002, pp. 619-20


[…] een devote koning, zo wil het ongeluk van het arme mensdom, zal nooit iets ondernemen zonder de toestemming van zijn biechtvader, en het mag duidelijk zijn dat diens grootste belangen nooit met goed Staatsbestuur zullen samenvallen, want de religie, zoals die ineenzit, staat daar haaks op. Als iemand mij nu zegt dat een wijze koning in zijn biecht met geen woord zal reppen over staatszaken, dan geef ik hem gelijk; maar ik heb het niet over een wijze koning, want als hij dit is, dan hoeft hij, christenmens zijnde, maar één keer per jaar te biecht te gaan, en de stem van zijn biechtvader uitsluitend te horen als die de woorden uitspreekt om hem de absolutie te geven; heeft deze koning behoefte aan een gesprek, om zijn twijfels te laten wegnemen door die man, dan is hij een dwaas; twijfels of gewetensbezwaren, dat is één en hetzelfde; wie gaat biechten dient zijn godsdienst te kennen voor hij ter biecht gaat. Geen kwestie van twijfels, noch van discussies met de biechtvader.
Lodewijk XIV zou de grootste koning op aarde zijn geweest – groter dan Frederik II, koning van Pruisen, zoals Frankrijk ook groter is dan Pruisen – als hij niet die zwakte had gehad met zijn biechtvaders te willen kletsen.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html