8 april 2009

Necla Kelek is nog eens een verfrissende auteur voor Dirk Verhofstadt, Hussein Obama en anderen

.

.
6 april 2009



Waar stuurt Turkije op aan?

Fel aan het twijfelen gebracht door de moderniseringen
worstelt het land met zijn positie
tussen het Westen en de Oriënt

Turkije maakt vandaag een diep verscheurde indruk. In elkaar overlopende identiteiten, die tegelijk echter ook tegenstrijdig zijn, drukken hun stempel op het land, dat tegelijk modern en archaïsch, seculier en mohammedaans, Europees en Anatolisch is. Het land bederft zijn toekomst, omdat het niet openlijk de problemen van het verleden, en niet werkelijk die van het heden aanpakt.
Necla Kelek

“Ik zie iets, dat jij niet ziet. En dat is Turkije.” .Westerse, in het bijzonder Europese waarnemers valt het duidelijk zwaar om goed zicht te krijgen op de toestand van dit land. Met enkel toekijken en rationeel beoordelen is het wezen van deze maatschappij maar moeilijk te doorgronden. Moeilijk, omdat Turkije –zoals de Oriënt in het algemeen– gekenmerkt wordt door een eigen culturele en politieke identiteit.
Trots, eer, schande, respect
zijn categorieën volgens welke men politiek bedrijft, en die hebben dezelfde functie als in Europa. Net zo zijn er slagwoorden zoals effectiviteit en duurzaamheid. Maar, ook zijn er irrationaliteit of “delikanli”. Naar betekenis vertaald: dol bloed, wat wil zeggen dat er een rol is weggelegd voor puberende jongelui. Echter, “delikanli” slaat niet enkel op jonge mannen die in hun ontwakende mannelijkheid gekke dingen doen. Het is tegelijk een verklaring en verontschuldiging die gebruikt wordt als mannen in toorn, of uit machtsvertoon hun vrouwen slaan of om zich heen schieten, of als er politiek wordt bedreven op basis van emotie.

Onverwerkte geschiedenis
Terwijl men laatst nog op het economisch wereldforum in Davos enigszins pijnlijk bedremmeld zweeg bij het op- en aftreden van minister-president Erdoğan, vierden bij zijn thuiskomst duizenden Turken in de straten als een held hun “sultan” Erdoğan, die aan de Israëli en de Europeanen even had laten zien wat delikanli betekent.
Turkije lijkt een twijfelende samenleving te zijn geworden, die zich misbegrepen voelt, en die snakt naar zulke tekenen. Volgens een recente BBC-enquête wantrouwen er intussen al meer dan vijftig procent van de Turken de EU, en meer dan zestig procent de VS. Zij houden het bij het spreekwoord “Behalve de Turken heeft een Turk geen vriend”.
In de jaren vijftig hebben Alexander en Margarete Mitscherlich een analyse gemaakt van de Duitsers, en zij spraken over “psychosociaal immobilisme”, terwijl de diepere oorzaken in de onverwerkte geschiedenis van het land lagen. Dat kon ook voor Turkije wel eens een rake diagnose zijn, want dat is een land dat nog altijd niet openlijk zijn verleden, noch zijn huidige problemen onder ogen neemt.
Turkije is een land dat bol staat van geschiedkundige restanten, onder meer antieke, Griekse of Romeinse sporen, maar het wil of kan die schitterende historische ressources niet als een kapitaal zien. Zelfs het complexe erfdeel van het Osmaanse Rijk wordt verheerlijkt, en in de geschiedenisboeken wordt het zo voorgesteld, als hadden er vóór de totstandkoming van de Turkse natie geen andere etnische groepen bestaan.
Die Turksheid is daarbij nog eens een definitie die afkomstig is van Duitse en Hongaarse etnologen aan het eind van de XIXde E., die met inzet van heel de oriëntaalse vertelkunst door de Jonge Turken als nationaal gedachtebouwsel werd geformuleerd. De Turkmeense stammen, die in het Osmaanse Rijk meer een dienende dan een heersende rol hadden, en nauwelijks de helft van de bevolking uitmaakten, werden gestileerd tot de oerstam van Anatolië, en hun geschiedenis als de vormende factor.

Volk zonder wortels
De rol van de andere volksgroepen werd uit de geschiedenis van Anatolië weggedrukt. De Armeniërs, Grieken werden uitgeroeid of verdreven; Koerden, Tsjerkessen overgeplaatst; de soennitische islam opgelegd aan alevieten en sjiieten; Arameeërs, christenen, alle minderheden gemarginaliseerd. Dat alles vanuit de idee een natie tot stand te brengen, en Anatolië als een eenheid in stand te houden. Wellicht zijn vandaag de Turken zo nationalistisch, omdat zij in hun binnenste beseffen dat hun voormalige veelvolkerenstaat, per slot enkel door de vlag nog bijeengehouden wordt.
Begin 20ste E. hadden de Jonge Turken binnen Turkije een politiek van volksverhuizingen gevoerd, met als doel te verhinderen dat er ergens nog meer dan tien procent etnische niet-Turken zouden wonen. Met de industrialisering begonnen er ook een aanhoudende plattelandsvlucht en migratie. Het resultaat was dat metterdaad de helft van de bevolking op een verschillende plek verbleef dan waar de generatie daarvoor geboren was. De Turken zijn in meerdere opzichten een volk zonder wortels. Voor een flat in een der metropolen, verlaten de boeren zonder weemoed hun land. De voornaamste migratiestromen gingen naar de grote concentratiepolen Istanboel, Ankara en Izmir, en bijna vijf miljoen Turken leven in het buitenland.
Ook de andere hervormingen van Atatürk waren waarlijk revolutionair, gaande van de taal, over het alfabet, tot de invoering van het Zwitsers Burgerlijk Wetboek in het Turks, en zij hebben de maatschappij op haar kop gezet. De islam werd onder staatscontrole gebracht, en in de plaats daarvan werd na de dood van Atatürk het Kemalisme staatsdoctrine.
Sedert 1950, de regeerperiode van de later terechtgestelde minister-president Menderes, is de islam weer in opmars, wordt de kemalistische politiek stukje bij beetje weer ingetrokken, en de eertijds gecontroleerde religie wordt opnieuw de Leitkultur van de Turken.
Eén ding echter werd ook door Atatürk niet van de Europeanen overgenomen – en wel de idee van het individu met eigen verantwoordelijkheid, van de burgerlijke samenleving. Wie de Turkse Grondwet leest, stelt vast dat hij alle grondrechten uit Westerse grondwetten daar terug kan vinden, maar dat zij aan een principiële beperking onderhevig zijn. De grondrechten altegader gelden wel – maar onder het feitelijke voorbehoud dat zij de familie, het land, de Turksheid geen schade berokkenen.
Patriarchale structuren, archaïsche zeden, de controle over het individu vanuit de groep, de familie, de clan, dat alles is ook niet na Atatürk nog ter discussie geweest. En zo bleef het “wij”, de pre-democratische structuur van de Osmaanse maatschappij, het grote samenlevingsverband –religieus geformuleerd de umma– als maatschappelijke identiteit zijn gelding behouden.

“Wij” tegen de vreemdelingen
Atatürk was het lichtend voorbeeld van het republikeinse kamp. En deze kemalistische umma wordt nu niet, zoals men in het Westen hoopt, afgelost door een burgerlijke beweging, maar door een andere oervader, het voorbeeld van de profeet Mohammed. De islamitische beweging komt van onderen op, en werkt met zekerheden die om geen motivering vragen, maar die ongevraagd gegeven zijn.
Dat deze beweging de democratische regels in aanmerking neemt, en vele zaken beter aanpakt dan de zelfvoldane Kemalisten, valt toe te juichen maar dat mag niet ons er toe verleiden om aan te nemen dat hier een stap in de richting van de vrijheid wordt gezet. En evenmin moeten we ons laten verleiden tot het klasseren van zaken zodra ze in wetteksten zijn gegoten.
De weeffout in de Turkse republiek was en is dat zij niet op burgers gesteund gaat, maar op de collectiviteit. Zoiets ontneemt vele mensen de kansen op zelfontplooiing en vrijheidsrechten. En ook moeten wij er aan herinneren dat vrijheden benut kunnen worden, om vrijheden af te schaffen.
Als Turken het over hun eigen land hebben, onder elkaar of met vreemden erbij, dan spreken zij over “wij”. Wij hebben met voetballen gewonnen, wij hebben dit jaar minder condooms gebruikt, wij zijn beledigd, enzovoort. Bekritiseer je concrete voorvallen, of stel je er vragen bij, dan geldt het principe dat een buitenstaander dit geen donder aangaat. Bij discussies die niet te vermijden zijn, wordt een blokkade opgeworpen en wordt geen standpunt ingenomen. Het duidelijkst is dat bij de kwestie van de genocide op de Armeniërs, maar ook bij kritiek op de regering wordt deze regel op de voet gevolgd, zoals de twist van Erdoğan met de mediagroep Doğan aantoont.
Een samenleving die het nodig vindt om zich met behulp van de staatsmacht af te schermen tegen het vrije woord, kan onmogelijk met zichzelf in het reine zijn. Onbekwaam tot bijleren, infantiel, blijft zij met haar bewustzijn in een soort kooi steken, lost zij de problemen niet op, maar regelt die met machtsmiddelen, en beticht critici zo nodig van verraad.

Een militaire democratie
Ik heb Turkse politici, en ook feministes meegemaakt die in Turkije onder zeer ongunstige omstandigheden hun werk doen, zich inzetten tegen het patriarchaat en tegen archaïsche gebruiken, maar die tegenover buitenlanders geen oren hebben naar al deze dingen. De Turkse schrijfster Ayfer Tunc sprak kort geleden, bij een debat in het Goethe-instituut in Istanboel, over de “twee gezichten” van de Turken en van Turkije.
Het ene gezicht is, dat naar buiten toe de eenheid verdedigd wordt tegen alles en iedereen, het andere laat voor het eigen volk geen maatschappelijke of sociale verantwoordelijkheid zien, maar beperkt zijn interesses tot de engere kring van verwanten en bekenden. Voor waarnemers is nog een andere moeilijkheid dat met vreemden, gelijk waar zij vandaan komen, niet vrijmoedig gesproken wordt, en dat zelfs een lid van de eigen gemeenschap bepaalde zaken niet in twijfel behoort te trekken, als die door ouderen zo werden beschikt, of nog als zij tot het gebied van het evident verbodene behoren.
De Turkse democratie is geen burgerdemocratie maar een militaire. Atatürk was soldaat, en dacht in militaire categorieën van vriend en vijand. Als hij over de industrie sprak, leek het wel of hij had het over de infanterie. Bijgevolg werd de staat georganiseerd zoals een leger, en werd er geregeerd met bevelen en tucht. De Republiek is een creatie van officieren die het uniform voor een kostuum hebben ingeruild, en die ook vandaag nog waken op hun Staat.
Het Turkse leger is als van ouds de meest invloedrijke kracht in de maatschappij, een staat in de staat, en in elk geval is het leger de grootste ondernemer van het land en legt het beslag op bijna veertig procent van de staatsbegroting.
De regering van Erdoğan heeft deze structuren overgenomen. Zij poogt enerzijds met de militairen overeen te komen, anderzijds hun macht te beperken. De gerechtelijke onderzoeken tegen de krachten van de Turquie profonde –de uit politie- en legerkringen stammende nationalistische groep “Ergenekon”– zijn een hefboom om de nationalisten met hun eigen wapens te verslaan. Omdat op het niveau van de partijen het leger over geen grote politieke invloed meer beschikt –de “eigen” partij, de CHP, heeft zichzelf immers gemarginaliseerd­– is het aangewezen op schikkingen met de machtsbewuste AKP, en zoekt het naar punten van overeenkomst.
In Turkije hadden laatst gemeenteraadsverkiezingen plaats, en daalde er over de steden en gemeenten een ware regen van sociale weldaden neer. De regeringspartij liet meel en wasmachines uitdelen, er werden waterputten gestoken, straten aangelegd, moskeeën gebouwd, beloftes gedaan. Correspondenten zien in het betoog en in de initiatieven van de AKP generlei onredelijke religieuze motieven, en ook geen verdoken “islamistische agenda”.
Maar zoals zo vaak in Turkije, zijn woorden en daden twee paar schoenen. Inderdaad luistert de AKP naar het volk, in tegenstelling tot de republikeinse CHP, en bekommert zij zich om woningbouw, om de gezondheidszorg, watervoorziening. De resultaten zijn zichtbaar, en succes bij de verkiezingen volgt. Ook al omdat de AKP consequent het nepotisme beoefent.
Niet dat dit laatste een uitvinding van Erdoğan zou zijn – in de oriëntaalse politiek was de eigen clientèle bedienen altijd al het systeem. Tegenwoordig zijn de begunstigden de geloofsbroeders en -zusters. Bij indienstnemingen en benoemingen, van kleuteronderwijzeressen tot aan de universiteitsprofessor, van de kioskhuurder tot de piloot, bij openbare aanbestedingen en privatisering van staatsinstellingen: er wordt consequent over gewaakt dat de prebenden in de juiste, lees religieuze handen terechtkomen.
Stilaan is er in elk wegrestaurant een gebedsruimte. Fabrieken die geïnteresseerd zijn in overheidsopdrachten, worden onomwonden aangespoord tot stortingen aan de AKP, om gebedsruimtes in te richten enz. Op dit terrein heeft er sinds de ambtsaanvaarding van Erdoğan een groot programma van herverdeling plaats. Op termijn zal dit religieuze nepotisme het land sterker veranderen dan de wetsaanpassingen aan de EU-normen ooit zouden vermogen.
Want het zal gaan zoals het altijd gaat. De wet legt de huwbare leeftijd op achttien jaar, maar in het land is er niemand die zich daar zorgen over maakt. Bij een enquête in een stad in centraal-Anatolië stelt men dan lapidair vast dat tachtig procent van de meisjes en vrouwen op hun achttiende al gehuwd wáren, de jongsten op hun twaalfde, zonder dat zich een of andere instantie daarom bekommert. Zij worden per imamhuwelijk getrouwd, en desnoods wordt de verbintenis later gelegaliseerd.

Op naar Europa?
Vanuit eigen economische middelen valt de aalmoezenpolitiek van de AKP niet te financieren, en als de weldaden niet, zoals in het jaar 2000, in een financiële ineenstorting mogen eindigen, dan heeft Turkije nood aan vrijgevige partners.
De mogelijke EU-steun en economische betrekkingen met Europa zouden Turkije economisch wellicht kunnen redden. En al wijst het kiespubliek van de AKP de VS en Europa af, toch zal de AKP er alles aan doen om met Europa tot zaken te komen.
Sinds de Cuba-crisis van 1961 zetten de VS in op Turkije. Ze haalden Turkije in de NAVO binnen, en laten niet na om de Europeanen Turkije als partner
aan te bevelen.
Voor de regering Obama lijkt, net als voor de Bushregering, de
gematigde islam van de AKP overeen te stemmen met hun berekeningen. Amerikaanse media, zoals de Turkse journaliste Ece Temelkuran constateerde, spreken niet langer over Turkije als “de enige seculiere en democratische staat in het Nabije Oosten”, maar over de enige democratische staat met een islamitische regering”.
Voor de AKP zijn dat zaken die hen goed uitkomen. De Verenigde Staten,
geopolitiek gezien, hebben Turkije nodig als sterke en stabiele militaire macht in het Nabije Oosten. Turkije van zijn kant heeft, om economische en financiële redenen, Europa dringend nodig.
De VS zullen Turkije ondersteunen bij het proces van zijn toetreding tot de EU, en zij gaan er van uit dat Europa voor de kosten zal instaan.
Abdullah Gül heeft voor maart zijn bezoek aan Brussel aangekondigd. Wij snappen wel waar hij zich vrolijk over zal maken.


De Duits-Turkse publiciste Necla Kelek onderzoekt in het bijzonder parallelle gemeenschappen, islam, integratie en Turkije. Opzienbarend waren haar boeken: Die fremde Braut, ein Bericht aus dem Inneren des türkischen Lebens in Deutschland (2005), Die verlorenen Söhne (2006) en Bittersüsse Heimat (2008).
De tekst hierboven is een referaat dat zij hield voor het NZZ-Podium «Türkei».

.

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html