De jacht op lijsters
Mensen die een goed boek gelezen hebben (of hérlezen, iedereen herleest tegenwoordig), die mensen vervelen anderen graag met hun enthousiasme. Dat is zo, en daar is weinig aan te doen.
Bij de boeken die ik vorig jaar gelezen heb, was er één dat ik eerder al gelezen had, toen zonder het goed te snappen. Pas de tweede keer was de goede keer. Vie de Henry Brulard van Stendhal (Grenoble 1783–Parijs 1842) namelijk, een autobiografie die hij schreef toen hij vijftig was, die eindigt als hij nog maar vooraan in de twintig is, en die pas in 1890 verschijnt, als hij al vijftig jaar dood is.
Lang voor hij Stendhal zou worden, had Henri Beyle Laurence Sterne gelezen: The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman. Dit boek had een geweldige indruk op hem gemaakt, door de stijl en door de absurde zijsprongen en associaties die het verhaal overwoekeren en verwarren. Wat een verschil met de auteurs die toen geprezen werden en die monolithische personages opvoerden, echte karakters.
Stendhal vond zulke auteurs ongeloofwaardig en leugenachtig. “Faire du roman” was iets afschuwelijks, en het enige dat hij wil doen is veridiek verslag uitbrengen van wat hij zich werkelijk van zijn jeugd nog herinnert.
Hij begon aan zijn autobiografie in 1832 in Rome, en hield het project in 1836 voor bekeken. Hij richtte zich niet tot zijn tijdgenoten, maar tot de lezer van 1885. Tegen die tijd zouden er misschien geen lezers meer zijn, dacht hij, of ze zouden niet meer begrijpen waarover hij het had, maar anderzijds zou ook de bloemrijke en door hem verafschuwde Chateaubriand dan al vergeten zijn.
Bijzonder is dat Stendhal zijn autobiografie verlucht met schetsen en plattegronden, uit het hoofd getekend, zoals ook de tekst helemaal uit zijn blote hoofd komt, zonder dat er bronnen geraadpleegd worden, wat hij in Rome overigens niet had gekund.
Hij vult niets in, en als hij bijvoorbeeld met het bezettingsleger van Napoleon over de Sint-Bernardpas trekt, op weg naar Milaan, dan beschrijft hij het landschap niet of nauwelijks, want hij heeft tussen zijn twintigste en vijftigste veel prenten en litho’s van die tocht gezien, en kan dus niet meer weten of het om eigen herinneringen gaat.
Onderstaande passage gaat wel over een precieze herinnering uit zijn jeugd in Grenoble, en hij doet ook eventjes zijn best om te schrijven in de fraaie stijl van zijn literaire vijanden, met veel treffende adjectieven.
Als iemand wil weten hoe je een lijster afschiet, of hoe je een tekst moet schrijven, dan is Stendhal een goede leermeester. En altijd mag iemand vooraf nog Tristram Shandy lezen, dat kan helemaal geen kwaad.
Vie de Henry Brulard
Chapitre 33
Je fais de grandes découvertes sur mon compte en écrivant ces Mémoires. La difficulté n'est plus de trouver et de dire la vérité, mais de trouver qui la lise. Peut-être le plaisir des découvertes et des jugements ou appréciations qui les suivent me déterminera-t-il à continuer, l'idée d'être lu s'évanouit de plus en plus. Me voici à la page 501 et je ne suis pas encore sorti de Grenoble!
Ce tableau des révolutions d'un cœur ferait un gros volume in-8° avant d'arriver à Milan. Qui lirait de telles fadaises ? Quel talent de peintre ne faudrait-il pas pour les bien peindre, et j'abhorre presque également la description de Walter Scott et l'emphase de Rousseau. Il me faudrait pour lecteur une Mme Roland, et encore peut-être le manque de description des charmants ombrages de notre vallée de l'Isère lui ferait jeter le livre. Que de choses à dire pour qui aurait la patience de décrire juste! Quels beaux groupes d'arbres, quelle végétation vigoureuse et luxuriante dans la plaine, quels jolis bois de châtaigniers sur les coteaux et, au-dessus, quel grand caractère impriment à tout cela les neiges éternelles de Taillefer! Quelle basse sublime à cette belle mélodie!
Ce fut, je crois, cet automne-là que j'eus le délicieux plaisir de tuer un tourdre, dans le sentier de la vigne au-dessus de la grand'pièce, précisément en face du sommet arrondi et blanc de la montagne de Taillefer. Ce fut un des plus vifs bonheurs de ma vie. Je venais de courir les vignes de Doyatières, j'entrais dans le sentier étroit, entre deux haies fort hautes et touffues, qui descend à la Grande pièce de H en P, quand tout à coup un gros tourdre s'élança avec un petit cri de la vigne en T' tout au haut de l'arbre T, un cerisier, je crois, fort élancé et peu chargé de feuillage.
Je le vis, je tirai dans une position à peu près horizontale car je n'étais pas encore descendu. Le tourdre tomba en donnant à la terre un coup que j'entends encore. Je descendis le sentier, ivre de joie.
Enkele dagen later schiet hij met evenveel precisie nog een tweede lijster:
Je tuai bientôt mon second tourdre (turdus grive), mais plus petit que le premier, à la nuit tombée, le distinguant à peine, sur un noyer dans le champ de M. de La Peyrouse, je crois, au-dessus de notre Pelissone (id est: de notre vigne Pelissone).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten