Nu plots zijn ze 'Charlie'!
Wat is het jaar toch slecht begonnen voor onze
journalisten, ik denk dan onder meer aan Charlie Camps, Charlie Desmet en
Charlotte Imbo, met hun hypocriete U-bocht die ze zó weer zullen vergeten.
Zij zullen wel met weemoed terugdenken aan de voorbije
rustige tijden die ze met zoveel verve wisten te beschrijven, te analyseren en
te duiden, en waar er algemeen gesproken niet veel aan de hand was. Natuurlijk,
er was Rushdie geweest, Van Gogh, de cartoons, al eens een brandbom bij een onbekend
Parijs weekblad enzovoort, maar dat waren geïsoleerde gevallen. Van Gregorius
Nekschot, die het zwijgen werd opgelegd (de tekenaar op de site "De
Gezonde Roker", van wijlen Theo Van Gogh) hadden ze vanzelfsprekend nooit
gehoord, want deftige journalisten lazen dergelijke sites niet, ook niet als
iemand hen op het bestaan ervan wees.
Van de dode Van Gogh zeiden ze zelfs dat hij grof was,
hij had het toch een beetje aan zichzelf te danken. Toen daarna de moordenaar
in de rechtbank verklaarde dat hij volgens de islamleer had gehandeld, namen ze
dat niet ernstig. Dat kon immers niet waar zijn.
Op de Franse televisie hoorde ik gisteren een oordeel
over de "geïsoleerde gevallen". De specialisten in de uitzending
vonden integendeel dat er altijd sprake was van moslimnetwerken, overtuigde
mohammedanen. "Les loups solitaires, ce sont des poésies de
journalistes". Prachtig Frans zinnetje, dat onze journalisten bij wijze
van oefening misschien eens van buiten mogen leren. Het komt hen zeker nog van
pas.
Wat was het vroeger toch mooier! Toen Oriana Fallaci
stierf – en zij had een boek geschreven, niet over "geïsoleerde
gevallen" maar over de islam zelf – toen schreef Patrick Stouthuysen (De
Standaard, 27 dec. 2006, p.24) nog dit paragraafje:
"Jammer genoeg zal Fallaci wellicht vooral herinnerd
worden om haar laatste boeken, waarin ze ten strijde trekt tegen wat ze de
dreigende islamisering van Europa noemt. Fallaci was duidelijk de pedalen
kwijt."
Inderdaad maakte Fallaci niet het onnozele journalistieke
onderscheid tussen "islamistisch" en "islamitisch", en dat
was een doodzonde. Misschien had zij de woorden van die Algerijnse generaal ten
tijde van de GIA ernstig genomen: "Cet islam modéré, je ne sais pas de
quoi ils parlent". Met zijn "ils" bedoelde de man onze Europese
verlichte geesten.
Goed, "de pedalen kwijt" was weliswaar
belachelijk maar toch nog enigszins beschaafd uitgedrukt.
Voor een echte beestachtigheid, een walgelijke
brutaliteit, konden we vanzelfsprekend terecht bij Charlie Camps.
Die cursiefjes-schrijver, die in de waan verkeert dat
zijn artikeltjes in hoofdletters worden afgedrukt, en die heel fier is over het
pseudohollandse taaltje dat hij zichzelf heeft aangeleerd, en die een soort van
namaak-janmulderachtige droefgeestigheid ten toon spreidt die in zijn geest
waarschijnlijk voor sérieux doorgaat, die man mocht toen op de eerste pagina
van De Morgen (16 september 2006) het In Memoriam voor Oriana Fallaci
schrijven.
Charlie geeft eerst een literaire appreciatie van
Fallaci. Zij schreef: "als de eerste de beste Ayaan Hirsi Ali".
Een kleine zandgrondworm mocht het zich toen permitteren
om iemand te noemen die wereldwijd wordt geacht om haar fysieke moed, en waar
geen tweede exemplaar van bestaat. Hij, die zich enkel in anakoloeten weet uit
te drukken, en van wie geweten is dat alle gedachten die zijn geest simultaan
kan bevatten makkelijk op een bierviltje gaan.
Maar dat was nog maar een begin. Wie de islam
bekritiseerde werd in die mooie tijden, nog als volgt aangepakt in de zalmkrant,
via een zatte vlegel: "Oriana Fallaci was doorgeschoten in haat, zelfhaat
wellicht. Ik, haar aanbidder, had alleen nog medelijden. Een mildere vorm van
verachting. Was het de kanker die haar lichaam doorkliefde?"
Deze krant is nu
"Charlie"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten