Een stukje van Laurens de Keyzer, als eerbetoon aan een groot schrijver
In de auto
De kleren van De Keyzer
zaterdag 4 december 2010
We zaten naast mekaar in de auto, vader en zoon. We zwegen. Op de achtergrond speelde de radio, maar omdat ik geconcentreerd de besneeuwde weg in het oog hield, hoorde ik de muziek niet. En toch hoorde ik ze plots, meer dan twintig jaar geleden. Want ineens hoorde ik mijn zoontje van zeven achter in de auto vragen: 'Papa, van wie is die muziek?'
Ik vermoed dat het dragen van de gordel achterin toen nog niet verplicht was. De kleine had in elk geval de gewoonte om daar altijd te blijven staan, de armen steunend op de voorste fauteuils, zodat hij tegelijk de weg, het stuur en de pedalen in het oog kon houden, om met trots vast te stellen dat zijn vader de beste bestuurder van de wereld was. Om hem plezier te doen, haalde ik af en toe rare toeren uit. Traag rijden zonder handen, bijvoorbeeld, of op een lege weg grappig gaan slingeren, min of meer op de maat van de muziek - want op de achtergrond speelde BRT3, en een luchtige portie Mozart of Rossini kon me soms danig tot kluchtig autorijden verleiden. Maar of ik nu gek deed of normaal, één zaak stond vast: dat hij ineens vragen zou: 'Papa, van wie is die muziek?'
Behalve rond 6 december heb ik nooit kunnen liegen tegen mijn kinderen. Als ik dus de presentator de muziek had horen aankondigen, dan zei ik dat gewoon, of ik de betrokken muziek nu kende of niet. Twijfelde ik, bijvoorbeeld tussen een late Mozart en een vroege Beethoven, dan zei ik dat gewoon. Nooit maakte ik er me van af door te doen alsof ik wist wat ik eigenlijk niet wist. En wist ik het niet, dan deed ik een poging om de muziek min of meer te situeren, bijvoorbeeld: 'Ik weet het niet, jongen. Maar 't is zeker muziek uit de tweede helft van de negentiende eeuw.'
Dat was riskant, want ik wist dat vervolgens onherroepelijk de vraag kwam: 'Waaraan kun je dat horen, papa?' Dan reageerde ik soms zoals nogal wat ouders op vragen over seks plegen te antwoorden: 'Dat zal ik je later eens uitleggen, jongen, als je wat ouder bent.' Ook als ik de muziek kende, of in mij onbekende muziek toch duidelijk de handtekening van de componist herkende, stond me een kort kruisverhoor te wachten. Zei ik bijvoorbeeld: 'Ik weet niet precies welk stuk het is, maar het is zeker muziek van Brahms', dan zei hij: 'Waaraan kun je dat horen, papa?' Of nog: 'Waarom heeft die Brahms dat zo geschreven?' Of: 'Is Brahms moeilijk om te spelen?' 'Ja, jongen.' 'Waarom?' Enzovoort.
Op een dag beging ik een tragische vergissing. Op de autoradio speelde een ouverture van Rossini, een kerel die zelfs een muziekleek met een beetje training meestal makkelijk kan thuisbrengen. Ik reed op dat moment gruwelijk geënerveerd door het drukke verkeer. Maar daar was hij: 'Van wie is die muziek, papa?' En ik: 'Dat zou je nu zo stilaan wel mogen weten, nee? Ik ben dat quizprogramma trouwens beu. Vraag het aan mama!' En zijn mama, voorzichtig: 'Ik denk dat het Rossini is, vriend.' En tegen mij: 'Ja, toch?' Ik knikte. Hiermee leek de kwestie van de baan.
Helaas hadden mijn opgewonden woorden kennelijk een diepe kras nagelaten in de ziel van de jongen, want hoeveel muziek we later nog in de auto hoorden, zo goed als nooit vroeg hij nog naar de naam van de componist of om een woordje uitleg. Dat deed vader pijn. In zoverre zelfs dat ik af en toe ongevraagd het antwoord gaf op de vraag die niet meer gesteld werd.
Ruim twintig jaar later zat ik dat, in de auto naast mijn zoon, zwijgzaam en niet zonder weemoed te overdenken. Plots vroeg hij: 'Van wie zou die muziek kunnen zijn?' Op slag vergat ik het gladde wegdek. Ik zette het volume hoger en luisterde ingespannen. In mijn geest stond hij daar weer, achterin, zijn handjes op de voorste fauteuils: 'Papa, van wie is die muziek?' Dit keer mocht ik hem niet in de steek laten. Bruckner, dacht ik, maar ik herkende het stuk niet. Ik zei: 'In elk geval van iemand die heel veel naar Bruckner geluisterd heeft en schaamteloos zijn handtekening gebruikt.' Het was Bruckner zelf, zei even later de presentator. Mijn zoon glimlachte. Ik ook.
Thuis vertelde ik het voorval aan mijn vrouw. 'Heb je het hem gezegd?' vroeg ze. 'Nee', zei ik, 'ik ga er een stukje over schrijven.' En als hij ooit een kind krijgt, zal het vragen, bladerend in mijn papieren nalatenschap: 'Papa, van wie is dat stukje?' En hij: 'Van opa, jongen. Als je nog beter kunt lezen, zul je zijn handtekening herkennen. Dat zal ik je later eens uitleggen, als je wat ouder bent.'
Foto: Michiel Hendryckx
Geen opmerkingen:
Een reactie posten