27 maart 2017

Twee Franse schoolfrikken


Hoe pak je een geselecteerd, volgzaam en nogal dommig studiopubliek in (en de kijkers thuis natuurlijk), als je zelf een neerbuigende halve intellectueel bent en je de studiogast graag wil vernederen? Daar gaven Yann Moix en Christophe Ono-dit-Biot een schitterend voorbeeld van in de uitzending van Laurent Ruquier die Florian Philippot had uitgenodigd, de ondervoorzitter van het Front National.

Moix, het vaste panellid, vroeg hem bijvoorbeeld: Qui a succédé à Robespierre, monsieur Philippot? Wie heeft Robespierre opgevolgd? Een vraag die je kunt, of toch kon stellen aan een humanioraleerling maar die hier misplaatst was.
Moix werd als kind mishandeld – hij laat zich daar graag op voorstaan – en we mogen hem dus veel vergeven, maar beschaafd klonk zijn vraag niet. Philippot had gezegd dat hij een boek aan het lezen was over Pompeius, en dus over het eerste Romeinse triumviraat en wat daarop volgde. Dat ontgoochelde Moix misschien wat, en vandaar die onbeschoftheid want hij wilde graag aantonen dat Philippot misschien wel over Pompeius las, maar de Franse geschiedenis niet kent, terwijl het Front National zich daar vaak op beroept. Yann Moix was even belachelijk geweest als hij geroepen had: Zeg Philippot, wat is de vierkantswortel van zeven? …na dat eerst thuis te hebben nagekeken.
En dan kwam de romancier Christophe Ono-dit-Biot aan zet, die aanvoerde dat hij de Franse nationaliteit niet nodig had, en dat zijn eigen cultuur zoveel breder was dan dat afgebakende landje. Augustinus was een Algerijn, Apuleius ook, en Loukianos was een Turk vernamen we. Over Sinterklaas sprak hij niet, nochtans ook een Turk volgens zijn anachronistisch geschiedenisbeeld. Philippot wees hem erop dat hij blijkbaar een imperiaal ideaal koesterde, want naties bestonden toen nog niet.

Waar het deze twee populistische clowns om te doen was, mag duidelijk zijn: vergelijkingen maken die een suf publiek niet kan plaatsen, suggereren dat politieke tegenstanders geen cultuur bezitten, en vooral: doen alsof het bij de immigratiekwestie om andere dingen gaat dan de islam – het woord dat onder geen beding mag vallen  al hebben mohammedanen vanzelfsprekend geen idee wie hun mediterrane landgenoten Augustinus, Apuleius en Loukianos wel mogen geweest zijn. Dat hoort hen trouwens niet te interesseren want die landgenoten leefden in de jahiliyya, de tijd van de onwetendheid, vóór de profeet.
Enfin, u leest en luistert zelf maar, en oordeelt dan of u deze twee belachelijke figuren intellectuelen wil noemen.

Laurent Ruquier (France 2) : Yann Moix et Vanessa à nouveau, Yann?
Yann Moix : Bonsoir monsieur Philippot.
Florian Philippot : Bonsoir.
Moix : Au parlement européen le FN est allié à plusieurs partis hein, pour faire un groupe, notamment à un parti flamand qui s’appelle le Vlaams Belang…
Philippot : Oui.
Moix : …que vous connaissez. Or le Vlaams Belang a écrit «Rats français, roulez vos matelas, rats français cassez-vous». Je savais, on m’avait dit que le FN avait évolué, mis je ne savais pas que le FN était capable de s’allier à des partis racistes antifrançais.

Laurent Ruquier: Yann Moix en Vanessa zijn er weer, Yann?
Yann Moix: Goede avond mijnheer Philippot
Florian Philippot: Goede avond.
Moix: In het Europees parlement zit het Front National in een alliantie met meerdere partijen, nietwaar, om een groep te vormen, en meer bepaald met een Vlaamse partij die Vlaams Belang heet…
Philippot : Ja.
Moix: …en die u kent. Maar nu heeft het Vlaams Belang geschreven: “Franse ratten, rol uw matten, Franse ratten, trap het af.” [Moix vertaalt met “matrassen”, weet hij veel. Ook weet hij in zijn eenvoud niet dat het liedje uit de Napoleontische tijd stamt...] Ik wist – men had mij dat verteld – dat het FN geëvolueerd was maar wat ik niet wist, is dat het FN het bestaat om zich met racistische anti-Franse partijen te alliëren.
o-o-o-o-o
Christophe Ono-dit-Biot : Quand vous parlez de nation, de nation, de nation, de nation, des patriotes, et en fait, si on n’est pas chez vous on n’est pas patriote. Le monde, le monde grec, antique, romain, Sint Augustin…
Florian Philippot : Oui,
Christophe Ono-dit-Biot : … il était en Algérie. Apulée aussi, grand auteur, Lucien : c’est la Méditerranée…
Philippot : Moi je ne demande pas…
Ono-dit-Biot : …c’est que notre histoire elle vient aussi de Syrie, elle vient aussi de l’Algérie. Ce monde-là – vous allez vous replonger peut-être dans Pompée juste après – ce monde-là était beaucoup plus large.

Ono-dit-Biot : Als u spreekt over de natie, de natie, de natie, de natie, over patriotten, en tenslotte is iemand die niet bij jullie hoort geen patriot. De wereld, de antieke Griekse wereld, de Romeinse, Sint Augustinus…
Philippot : Ja.
Ono-dit-Biot : …die leefde in Algerije. Apuleius ook, grote auteur, Lukianos: dat is de Mediterrane wereld.
Philippot : Ik vraag toch niet…
Ono-dit-Biot : … onze geschiedenis komt ook van Syrië, zij komt ook van Algerije. Die wereld – en u zult zich hierna misschien opnieuw onderdompelen in Pompeius – die wereld was veel weidser.

Ik heb de fragmentjes in één audiobestand ondergebracht,
en ter afscheiding het kenwijsje van het programma tussengevoegd:



__________
* Lucianus of Loukianos van Samosata (Λουκιανὸς Σαμοσατεoς), de satiricus, werd geboren rond het jaar 125 en stierf na 180, wellicht in Athene. Hij schreef in het Grieks. Samosata behoorde tot het Romeinse Rijk, en ligt in het huidige Turkije. Het werd door de moslims veroverd rond 1149.
** Lucius Apuleius Madaurensis (c.124-c.170) was een tijdgenoot, een Berber die in het Latijn schreef. Madauros, M'Daourouch ligt in het huidige Algerije. Van zijn hand is de enige Latijnse roman, ‘Metamorfosen’, die wij in zijn geheel bezitten. Sint Augustinus verwees ernaar als de “Asinus aureus”, de Gouden Ezel. Het boek is onafgebroken vertaald, en is ook nu nog verkrijgbaar bij Athenaeum, bezorgd door prof. Vincent Hunink. Zelf las ik destijds de vertaling van Robert Graves, heel grappig, maar ik weet niet of ze de goedkeuring wegdraagt van classici.

Moix: ou l'X surnuméraire du narcissisme sans emploi.
(Pierre-Emmanuel Prouvost d'Agostino)

25 maart 2017

Met grapjassen is het uitkijken


De Engelsen hebben een woord “wit”, met als adjectief “witty”, dat je op vele manieren kunt vertalen: scherpzinnig, spits, geestig, snedig, vernuftig, geinig, lollig, olijk, guitig, komiek, schalks enzovoort. Dat kan allemaal, de context bepaalt wat goed is en er zijn wel meer mogelijkheden dan deze elf.
Voor de Engelsen zelf is het begrip evenmin eenduidig, want in een voetnoot die Boswell geeft* las ik een omschrijving van vijfhonderd zeventig woorden. Hij citeert de wiskundige en predikant Dr. Isaac Barrow (1613-1680), die zijn sermoenen had laten drukken. Dat ging toen zo, en zulke verzamelingen waren vaak stilistische hoogstandjes en een belangrijk deel van de Engelse literatuur. De titel van zijn veertiende sermoen in band één was: ‘Against foolish Talking and Jesting’.**
Sommigen vonden ook in Boswells tijd al dat die omschrijving van “wit” nogal lang was uitgevallen, maar Boswell oordeelt anders: “Ik zie niet in hoe dit ingekort zou kunnen worden zonder verlies van een of ander belangrijk onderscheid. Aangezien dit sermoen niet algemeen bekend is, zal ik het hier als voetnoot invoegen, omdat het sommigen misschien kan aanzetten om er nog andere te lezen, waarbij zij waarlijk gesticht zouden worden, al zochten ze misschien enkel een verzetje.”

En nu moet ik me bij de lezer verontschuldigen, want deze heerlijke voetnoot vertalen gaat mijn krachten en werklust te boven. Maar de lezer zal beloond worden, en nooit nog vragen hebben bij de precieze betekenis van het woord "wit":

But first (says the learned preacher) it may be demanded, what the thing we speak of is? Or what this facetiousness (or wit as he calls it before) doth import? To which questions I might reply, as Democritus did to him that asked the definition of a man, 'Tis that which we all see and know. Any one better apprehends what it is by acquaintance, than I can inform him by description. It is, indeed, a thing so versatile and multiform, appearing in so many shapes, so many postures, so many garbs, so variously apprehended by several eyes and judgements, that it seemeth no less hard to settle a clear and certain notion thereof, than to make a portrait of Proteus, or to define the figure of the fleeting air.
Sometimes it lieth in pat allusion to a known story, or in seasonable application of a trivial saying, or in forging an apposite tale; sometimes it playeth in words and phrases, taking advantage from the ambiguity of their sense, or the affinity of their sound: sometimes it is wrapped in a dress of humorous expression: sometimes it lurketh under an odd similitude: sometimes it is lodged in a sly question, in a smart answer, in a quirkish reason, in a shrewd intimation, in cunningly diverting or cleverly retorting an objection: sometimes it is couched in a bold scheme of speech, in a tart irony, in a lusty hyperbole, in a startling metaphor, in a plausible reconciling of contradictions, or in acute nonsense: sometimes a scenical representation of persons or things, a counterfeit speech, a mimical look or gesture, passeth for it: sometimes an affected simplicity, sometimes a presumptuous bluntness giveth it being: sometimes it riseth only from a lucky hitting upon what is strange: sometimes from a crafty wresting obvious matter to the purpose. Often it consisteth in one knows not what, and springeth up one can hardly tell how. Its ways are unaccountable, and inexplicable; being answerable to the numberless rovings of fancy, and windings of language.
It is, in short, a manner of speaking out of the simple and plain way, (such as reason teacheth and proveth things by,) which by a pretty surprising uncouthness in conceit or expression, doth affect and amuse the fancy, stirring in it some wonder, and breeding some delight thereto. It raiseth admiration, as signifying a nimble sagacity of apprehension, a special felicity of invention, a vivacity of spirit, and reach of wit more than vulgar; it seeming to argue a rare quickness of parts, that one can fetch in remote conceits applicable; a notable skill, that he can dextrously accommodate them to the purpose before him; together with a lively briskness of humour, not apt to damp those sportful flashes of imagination. (Whence in Aristotle such persons are termed ἑπίδέξιοι, dextrous men, and εὔστροφοι, men of facile or versatile manners, who can easily turn themselves to all things, or turn all things to themselves.) It also procureth delight, by gratifying curiosity with its rareness, as semblance of difficulty: (as monsters, not for their beauty, but their rarity; as juggling tricks, not for their use, but their abstruseness, are beheld with pleasure:) by diverting the mind from its road of serious thoughts; by instilling gaiety and airiness of spirit; by provoking to such dispositions of spirit in way of emulation or complaisance; and by seasoning matters, otherwise distasteful or insipid, with an unusual and thence grateful tang.
__________
* The Life of Dr. Johnson; A.D. 1759
J.M. Dent & Sons Ltd.– Everyman’s Library n°2, deel II, pp. 388-9.
** Niet enkel in Engeland werd er gewaarschuwd voor grapjassen. Blaise Pascal zei: «Diseurs de bons mots, mauvais caractères», wat spreekwoordelijk is geworden.

23 maart 2017

Fatma Taspinar vertaalt


Our working assumption is that the attacker was inspired by islamist ideology, zei premier May, maar als Fatma Taspinar (vrt-journaliste, die normaal verondersteld wordt enige notie van het Engels te bezitten) dan zegt dat hij "op zijn minst geïnspireerd werd door extremistische gedachten", dan kan ik niet anders dan besluiten dat de redactie voor alternative translation kiest. Maar hoe dom kun je zijn om dan dat Engels nog te laten horen... of gaan ze ervan uit dat de meesten van hun luisteraars toch geen fluit van die taal verstaan?

21 maart 2017

Slechte karakters lezen zulke dingen graag


Je mag schelden en razen, ik zal het geduldig lijden, zei Heine in zijn Buch der Lieder tot een geliefde, maar als je mijn verzen niet looft, laat ik me van je scheiden.

Und wenn du schiltst und wenn du tobst,
Ich werd es geduldig leiden;
Doch wenn du meine Verse nicht lobst,
Laß ich mich von dir scheiden.

Zijn werken zijn de trots en het tere punt van elke schrijver of dichter, en dat is van alle tijden. Met de beroemde romancier Samuel Richardson (1689-1761), uitvinder van de brievenroman, was het niet anders lezen we in de Johnsonbiografie van Boswell. Bekendst van Richardson zijn Pamela: Or, Virtue Rewarded, en Clarissa: Or the History of a Young Lady. Beide romans heb ik geprobeerd te lezen, ooit, maar het is me niet tot het einde gelukt –het zijn ook heel dikke boeken– en ik heb ze dan maar aan een geliefde geschonken. Maar laat dat geen kritiek zijn: in Jevgeni Onegin noemt Alexandr Poesjkin Richardson zeker een keer of vijf –zijn heldin Tatjana is wég van de liefdeshistories van Pamela en Clarissa– en Heine zegt: “Richardson gibt uns die Anatomie der Empfindungen”, hij ontleedt de gevoelens. Geen kwaad dus over die romans.

Maar ijdel was Richardson zeker, zo lezen we bij Boswell. En slechte karakters zagen hem graag op zijn bek gaan:

Veel te vertellen had Richardson nooit, behalve dan over zijn eigen werken, zei Sir Joshua Reynolds, maar om het daarover te hebben stond hij altijd klaar, en hij was pas tevreden als ze te berde werden gebracht. Johnson nu, had Mr. Langton overtuigd hem uit te nodigen en maakte zich sterk dat hij hem aan de praat zou krijgen. Hij gebruikte de dubbelzinnige uitdrukking: “Sir, ik ben in staat hem op te wekken.” Maar dat lukte hem niet, want tijdens het gesprek zei Richardson niet veel meer dan dat er in de kamer een Duitse vertaling lag van zijn Clarissa.”
Hier geeft Boswell een mooie voetnoot:
Een literair geïnteresseerde dame heeft me bedacht met een karakteristieke anekdote over Richardson. Op een dag in zijn landhuis in Northend, waar aan het diner een groot gezelschap samenzat, maakte een jongeman die net uit Parijs was teruggekeerd, en Mr. Richardson graag een pleziertje wilde doen, gewag van een bijzonder flatterend feit – dat hij zijn Clarissa had zien liggen op de tafel van ’s konings broer.
Richardson nu had gemerkt dat de genodigden voor een deel onder elkaar aan het babbelen waren, en deed eerst alsof hij het niet gehoord had. Maar even later, toen er een algemene stilte viel en hij dacht dat die vleiende opmerking ten volle gehoord zou worden, richtte hij zich tot de jongeman: ‘Ik meende, Sir, dat u iets aan het zeggen was over ---’ en hij pauzeerde in opgewonden verwachting.
De gentleman was door deze buitensporige ijdelheid geïrriteerd, besloot er niet op in te gaan, en antwoordde met een subtiel plagerig airtje: ‘Een niemendalletje, Sir, het herhalen niet waard.’ Richardson was zichtbaar gekrenkt en zei de rest van de dag geen tien woorden meer. Dr. Johnson was daar ook en leek hier zeer van te genieten.

15 maart 2017

Wetenschap als dienstmaagd van de ideologie


4 maart 2017

Linguïste Elisabeth Wehling [1] onderzoekt hoe politici de kiezers met terminologie manipuleren. Ze zegt hoe rechts-populistische taal werkt – en hoe wij daarmee omgaan. Res Strehle [2] belde met haar.

Res Strehle: Hallo, ik bel u als vertegenwoordiger van de fake-news-afdeling.
Elisabeth Wehling: Zeg dat toch niet!

Strehle: Waarom niet?
Wehling: Als u zich op dat debat nog maar inlaat hebt u al verloren. Voor het rechts-populistische kamp is het een succes als de media het begrip fake news voortdurend herhalen en ingaan op de vraag hoe geloofwaardig en betrouwbaar zij wel zijn. Daarmee hebt u de inhoudelijke aanval van de tegenpartij tot de uwe gemaakt en propageert u dit denkraam [3]  zelf. Hetzelfde geldt overigens voor het debat over de leugenpers [Lügenpresse] in de Duitstalige wereld.

Strehle: Een denkraam staat voor alles wat onderhuids meespeelt als wij een begrip gebruiken?
Wehling: Zo kan men dat inderdaad zeggen. Telkens als u een woord gebruikt of hoort, wordt in uw hoofd een zogenaamd denkraam actief. Dat is het raam dat structuur verleent aan uw ervaring en kennis van de wereld. Als u bijvoorbeeld “muis” hoort, dan activeert uw brein het beeld van een snelle beweging, vaak ook de tegenstelling kat-en-muis, vaagweg ook een grootte en de visuele herinnering van hoe een muis eruitziet. Anders valt een woord niet te begrijpen. Interessant daarbij is, dat als u aansluitend een object wil rangschikken in een orde van vlugheid, u het als snel inschat – want muizen bewegen zich snel. Dat is dan het aandeel van het weten in het geactiveerde denkraam. Zelfs woorden waarvan u denkt dat ze volkomen objectief zijn, brengen een waaier van associaties mee.

Strehle: Wie een fobie heeft voor muizen, zal al gruwen als hij het woord nog maar hoort?
Wehling: Precies. Ook emoties kunt u makkelijk door taal activeren. Bij rechts-populisten horen we vaak over onreinheid, ziekten, parasieten – op zulke begrippen reageren de hersenen onmiddellijk met angst en weerstand. Veel mensen gaan dan automatisch naar rechts, de weg naar conservatieve, autoritaire wereldbeelden.[4]

Strehle: Het rechts-populisme trekt niet enkel de onafhankelijkheid van de media in twijfel, maar ook die van de rechtbanken. Eenzelfde soort framing?
Wehling: De aanval op de rechtbanken is iets anders, maar het effect is hetzelfde. Als Donald Trump over “zogenaamde rechters” spreekt, dan gillen de gevestigde en de sociale media meteen: Hoe durft hij! Dan wordt dat thema breed uitgemeten en bediscussieerd. Op die manier pas prent men in de koppen van het onbesliste midden de idee dat er zoiets als “zogenaamde rechters” bestaat. In die valkuil trapt tegenwoordig een groot deel van de openbare mening, inclusief de democraten.

Strehle: Wat gedaan om aan deze muizenval te ontsnappen?
Wehling: Men moet een eigen denkraam oprichten – tegen de «Lügenpresse» iets als: laten we de waarheid behoeden![5] Met de ontkenning van een denkraam daarentegen, valt niets te winnen, wel integendeel: je bevestigt het.  De media zelf delen in de schuld als wij vandaag een zo hevig debat over ze voeren.

Strehle: In ons spraakgebruik zitten maar twee procent rationele feiten en inzichten, schrijft u. Achtennegentig procent zijn gevoelens, vooroordelen, mythen, geruchten, opwellingen die onbewust meespelen. Hoe heeft men dat kunnen meten?
Wehling: Dat is op dit moment de schatting, berustend op meta-analyses van de psychologische en neurocognitieve gedragsstudie.

Strehle: Klinkt geheimzinnig. Kan het wat concreter?
Wehling: Als wij bijvoorbeeld zeggen dat iemand verbitterd is, of zoet van aard, dan gebruiken wij metaforisch de smaakzin om over de vriendelijkheid van een medemens na te denken en te spreken. Nu kan men bij hersenonderzoek aantonen dat zulke begrippen de desbetreffende schakelkringen in het smaakcentrum activeren, diegene dus die voor de echte smaakgewaarwording instaan.[6]

Strehle: Het komt erop neer dat het nooit enkel om de zaak zelf gaat?
Wehling: Het gaat nooit enkel over feiten. In een debat over milieuvervuiling, werkloosheid of immigratie kunnen wij geen enkel feit verstaan, ook niet een verondersteld objectief feit, zonder dat ons brein een beroep doet op een denkraam. Dat maakt framing zo ongelooflijk belangrijk in politieke debatten. De vraag welk denkkader geactiveerd wordt, zal de beoordeling van begrippen en uitspraken bepalen.

Strehle: Laten we een actueel voorbeeld nemen: immigratie.
Wehling: Dit debat gaat nauwelijks over het aantal immigranten, meestal wordt over de feitelijke toestand gestreden met ideologisch gevormde begrippen. Men gebruikt dan beelden als vluchtelingenstromen, migratiegolven, die automatisch afweer en indamming activeren – er is nauwelijks iemand die het over bescherming of kansen heeft. We hebben hier te maken met een absoluut gebrek aan democratische verscheidenheid.[7] Hetzelfde geldt voor het debat over belastingen en het denkraam belastingdruk.

Strehle: Zwitserland voert het migratiedebat met het begrip “massa-immigratie”, dat uit een burgerinitiatief komt. Is door deze framing de gezindheid dan op voorhand bepaald?
Wehling: Minstens wordt ze sterk beïnvloed door het denkraam. Een massa is niet iets individueels, zij is iets groots, zonder gezicht en gevaarlijk – emotioneel zitten we dan weer bij de watermassa’s en de overstromingen. Dat condenseert dan tot een waargenomen bedreiging. De ideologie daarachter is dat de nationale middelen niet gedeeld mogen worden met mensen die bescherming en uitwegen zoeken. Op zich kun je iets dergelijks aan niets of niemand verwijten, over ideologie valt niet te discussiëren,[8] en wat dat betreft formuleren een aantal mensen zeer duidelijk wat zij denken. Maar wie het belangrijker vindt om mensen beschutting te geven tegen gevaren, empathie voor hun situatie te betonen, ze te integreren – die moet een krachtige eigen beeldspraak scheppen. Anders voeren we geen transparant debat.

Strehle: Angela Merkel probeerde dat met haar «Wir schaffen das!» – politiek bekwam dit haar slecht.
Wehling: De formulering van Angela Merkel was nogal ongelukkig gekozen. Weliswaar had zij een beslissing genomen die op bescherming, solidariteit en empathie berustte, maar zij heeft deze politieke boodschap niet goed in woorden vertaald: iets klaarspelen betekent niet dat je dat ook wil, en evenmin dat je je identificeert met een politiek besluit. Wat je hiermee niet doet, is de waarden van de empathie hooghouden en zeggen: voor ons als mensen is dat moreel belangrijk. Dat was correct geweest, om de speciale uitdaging [9] van het moment aan te gaan.

Strehle: De boodschap over empathie heeft het moeilijker dan een haatboodschap. Als gevolg van de globalisering en de digitale revolutie zien velen in Europa en de VS zichzelf als verliezers. Is als gevolg daarvan het ressentiment hier populairder dan de goede wil?
Wehling: De haatboodschap wordt in sterke mate door ideologie aangedreven. In de VS heeft zowat een klein derde een streng wereldbeeld: autoritaire waarden in de kamp tussen goed en kwaad, sociale voorzorg enkel voor de eigen groep, discipline bijbrengen door beloning en bestraffing, natuurlijke selectie door de marktwerking. Met het gepaste stel waarden en emoties wist de verkiezingsstrategie van Trump dit derde op te halen.

Strehle: Gebruikte hij daarbij inzichten uit het hersenonderzoek?
Wehling: Uit hersenonderzoek weten wij, als tendens, dat mensen minder empathie opbrengen voor wie van henzelf verschillen, bijvoorbeeld een ander huidskleur hebben. Dat kwam Trump van pas. En het ging om de onbesliste kiezers in het midden, vijfentwintig procent ongeveer, die ideologisch flexibel zijn. Zij worden door de framing van beide kanten aangesproken – Trump heeft door zijn taalgebruik zijn punt van strenge, autoritaire waarden duidelijker gebracht dan Clinton haar zorgzame, progressieve boodschap. Daardoor vonden vele twijfelaars bij haar geen aanknopingspunt.[10]

Strehle: Als men zo bewust en empathisch voor een bepaald taalgebruik kiest, dan wordt men verdacht van politieke correctheid, en de afwijzing daarvan lijkt een oorzaak van Trumps overwinning te zijn geweest. Zijn kiezers hielden hem ten goede dat hij zei wat anderen enkel dachten.
Wehling: Ja, maar een strenge autoritaire kijk op de wereld onder woorden brengen is niet per se wenselijk. De taal van Trump berust hierop dat men mensen op grond van hun kenmerken indeelt en afwijst, omdat men ervan uitgaat dat sommige mensen beter zijn dan anderen. Dat heet sociale dominantie, behoort tot de gestrenge ideologie, en zij kan evengoed op vrouwen slaan als op mindervaliden, homoseksuelen, Mexicanen of armen. Op het spelletje dat het propageren van deze kijk op de wereld inhoudt ‘want zo denkt toch iedereen’, mag men niet ingaan.[11]

Strehle: Wat beveelt u dan aan, om bewust met taal om te gaan?
Wehling: Zeggen wat men denkt.[12] Tegenover Trumps framing van strijd en uitsluiting een empathisch denkraam plaatsen ­– dan ben je een zorgzame, progressieve mens.[13]
____________


[1] Duitse (Hamburgse) onderzoekster; doceert neuro-linguïstiek en -cognitie aan de UCLA (Berkeley).
[2] De Zwitser Andreas «Res» Strehle is journalist en auteur; voormalig chefredacteur van de Tages-Anzeiger.
[3] Grote schrijvers verrijken hun taal met nuttige nieuwe woorden. In dit geval Marten Toonder (1912-2005), maar het Nederlands (en het Duits) hebben nu eenmaal het Engelse framing en frame overgenomen.
[4] Hier lijken we het strenge pad van de wetenschap te verlaten.
[5] Lijkt me niet zo’n geweldige suggestie.
[6] Het is niet verboden om hier je meta-schouders op te halen, of je meta-wenkbrauwen te fronsen.
[7] Het zal in Duitsland dan anders zijn geweest, maar hier hoorde je aanvankelijk alleen over hoogopgeleiden, en over kindjes. Goed, dat was naderhand niet vol te houden, maar in dezen kan niemand onze journalisten kwade wil of nalatigheid toedichten.
[8] Iets als smaken en kleuren dus. Wehling moet een paar Duitse auteurs gemist hebben.
[9] “Uitdaging” is natuurlijk ook een frame-woordje, afkomstig uit het managerstaaltje.
[10] Kijk, dat is nu eens wetenschap zie! Achteraf gezien toch, want vóór de uitslag bekend was meende Wehling nog dat de zorgzame Hillary Clinton het zou halen. Maar misschien zijn die cijfers over één derde en 25% wetenschappelijk niet helemaal juist, dat kan ook.
[11] Niet ingaan op dingen lijkt wel tot de strenge neuro-linguïstisch-cognitieve wetenschap te behoren.
[12] Sterke suggestie deze keer.
[13] Zoals Hillary dus... Ingrid Riocreux zei op FaceBook: «Elle dit la même chose que moi, mais en blonde.» Ze zegt hetzelfde als ik, als blondje dan ...ik vermoed daar enige spot achter, of liever: in mijn hersenen werd dat centrum geactiveerd.


14 maart 2017

Populisme houdt vast aan ankerpunten waar de elites verachting voor hebben


journalist: Vianney Passot
gepubliceerd op 3 maart

Na de Brexit en de verkiezing van Donald Trump, met binnen enkele dagen verkiezingen in Nederland, en met de Franse presidentsverkiezing binnen een paar maanden, maakt Chantal Delsol voor FigaroVox een stand van zaken op wat betreft de positie van de “populistische” partijen in Frankrijk en de wereld.

FigaroVox: In januari 2015 publiceerde u het boek «Populisme: les demeurés de l'histoire» [Populisme: de achterlijken van de geschiedenis] en daarin legt u uit dat in de westerse democratieën populistische stromingen beschimpt worden. Dat was nog voor de Brexit en voor de verkiezing van Donald Trump. Hebben de populisten nu revanche genomen op de geschiedenis?
Chantal Delsol: “Revanche”, dat weet ik zo niet, maar in elk geval gaat het om stromingen die constant beschimpt en door het slijk gehaald worden, en erin slagen om verkiezingen te winnen zonder enige steun van de gevestigde instellingen. Men mag niet vergeten dat Trump zowat alle media tegen zich had, en in heel Europa was dat min of meer hetzelfde bij de Brexit. De commentatoren denken onvoldoende na over het volgende bijzonder merkwaardige fenomeen: in een democratie wordt een hele stroming, die sterk genoeg staat om overwinningen te behalen achteloos weggezet als een gevaar, of in het beste geval als een soort kwalijke grap. Het statuut van deze stromingen doet zeer vreemd aan: aan de ene kant heeft men geen argumenten om ze wettelijk te verbieden (democratieën kunnen met recht en reden antidemocratische bewegingen verbieden, nazi’s of communisten bijvoorbeeld) maar tegelijk beschimpt men hen met zo'n geweld dat zij geen recht krijgen op het statuut van democratische partner: diegene met wie men in debat treedt. Het democratische debat mikt enkel op hun uitsluiting, soms op een volslagen hysterische manier. Waarom precies zegt men niet, men volstaat ermee hen over één kam te scheren met “de somberste bladzijden uit onze geschiedenis”! Ik ben ervan overtuigd dat er onuitgesproken drijfveren zitten achter dit beschamende verstoppertjesspel. In hoofdzaak het feit dat deze stromingen gehecht blijven aan ankerpunten (vaderland, familie) waar de universalistische en kosmopolitische elites die het in het Westen voor het zeggen hebben, verachting voor hebben.

FigaroVox: De term “populisme” komt in elk geval meer en meer voor in de pers. Is die term nog altijd even negatief, of wordt hij langzamerhand banaal?
Chantal Delsol: Zolang niemand zich de term populist toe-eigent en hem voor zijn rekening neemt, zolang niemand zegt “ik ben een populist”, zolang zal de term een belediging blijven. Enkel diegenen die hem gebruiken om te schimpen, nemen hem in de mond. Mogelijk zal de term de komende jaren anders gebruikt worden, want de betekenis van woorden evolueert. Maar voor het moment roept hij het beeld op van een vergiftige relatie met het volk, waarvan men de gemoedsopwellingen en slechte neigingen benut – en nu het niet langer naar links neigt, heeft het volk alleen nog gemoedsopwellingen en slechte neigingen. Met dit doel heeft men zelfs een complete en tamelijk schandelijke grammatica bedacht, zoals «la post-vérité». [post-truth, de waarheid voorbij]

FigaroVox: In Frankrijk zien we dat in de aanloop naar de presidentsverkiezingen het Front National zeer hoog staat in de peilingen, en François Fillon lijkt een kandidaat van het volk te willen worden, tegen de elites. Hij komt nochtans uit een partij die het systeem nooit heeft aangevochten. Kan het hem dan toch lukken om de aanhangers van het “populisme” te verleiden, of gaat zoiets noodzakelijk gepaard met de verwerping van de gevestigde instellingen?
Chantal Delsol: Wat men populisme noemt laat zich niet als een verwerping van de instellingen definiëren, maar als een verwerping van de instellingen in de mate dat deze al te zeer (denkt men) en in elk opzicht het universalisme en het mondialisme bevorderen.
[een aantal details over Fillon hier, doen er niet langer toe aangezien de man geen kans meer maakt]
Politiek is geen moraal, ook al moet zij er rekening mee houden, zoals elke menselijke activiteit. Als Fillon dus een beroep doet op het “volk”, zoals laatst op Trocadéro, dan is dat omdat hij weet dat de argumenten van zijn aanhangers maar heel weinig weerklank vinden in de media, behalve als het is om erop te schelden (het volstaat om even te kijken naar de hysterische media die we de laatste maand hebben meegemaakt). Men zou haast denken dat die aanhangers niet bestaan, want er wordt niet over gerept! Je moet ze al fysiek samenbrengen om hun bestaan aan te tonen.

FigaroVox: In uw boek onderstreept u heel vaak dat aan diegenen die men als populisten bestempelt, “de elites niet met argumenten antwoorden, maar met minachting.” Zullen de gebruikers ervan hun procedé moeten herbekijken, nu de zogenaamde “populisten” aan de macht komen, zoals in de Verenigde Staten, of er niet ver meer vandaan staan, zoals in Frankrijk Marine Le Pen nooit hoger stond in de peilingen?
Chantal Delsol: We kunnen vaststellen dat wat Marine Le Pen betreft, het procedé dat enkel op minachting berust al is herzien en bijgesteld. In de huidige campagne wordt zij geïnviteerd door journalisten die hebben aanvaard om met argumenten te debatteren – het volstaat om uitzendingen van tien jaar geleden te bekijken om de vooruitgang te zien. Het is een teken van wat men gewend is hun dediabolisering te noemen.
Maar het dient gezegd dat het onbehouwen karakter van de leiders van deze strekkingen ook een grote rol heeft gespeeld in de ontvangst die men hen heeft bereid. Heeft iemand de indruk dat er met Trump echt te debatteren valt? Het lijkt toch alsof die man zelf puur op slogans en beledigingen drijft, wat misschien een verklaring kan zijn voor de behandeling die journalisten hem reserveren – maar die twee dingen houden elkaar in stand. De leiders van de zogeheten populistische partijen zijn nu eens weinig opgevoed (Trump), of anders weer blijven steken in een antieke brutaliteit (Jean-Marie Le Pen) die in deze tijd van democratische zachtmoedigheid inacceptabel geworden is. Men moet ook erkennen dat deze zo verachte gedachtestromingen geen intellectuele elite hebben, en dat is onvermijdelijk zo want alles wat zij aanraken valt ten prooi aan ostracisme – een academicus die met Marine Le Pen zou meegaan, verliest meteen zijn statuut, zijn vakgroep, zijn uitgevers, en bijgevolg zou hij niet langer nog academicus zijn.

FigaroVox: U zegt dat de haat tegen populisme en het misprijzen voor de lagere klassen nauw verbonden zijn. Waarom?
Chantal Delsol: Er heeft zich de laatste dertig jaar een belangrijke transformatie voorgedaan. Tot aan de val van de Berlijnse muur, was wat men “het volk” noemt, te weten de categorie van de bescheiden inkomens, grotendeels links, want het werd nog altijd, zij het alsmaar minder aangetrokken door de hoop die uitging van communisme en socialisme. Rond de eeuwwisseling hebben de zaken langzamerhand een andere wending genomen. Ontgoocheld door de val van het communisme en de mislukkingen van links aan de macht, is dat bescheiden Frankrijk beetje bij beetje gaan overhellen naar rechts, in het bijzonder naar extreemrechts. Grote verwondering moet dat niet baren want tenslotte, hoe bescheidener mensen zijn, des te meer houden zij vast aan hun wortels – dat is trouwens altijd een der paradoxen van het socialisme geweest, die ambitie om bevolkingsklassen die dit grondig verwerpen het universalisme te laten omarmen. Vandaag hebben wij bijvoorbeeld dat Frankrijk “van de periferie” zoals men zegt, dat leeft in kleine leeggelopen stadjes, en dat ziet dat zijn elite zich enkel nog interesseert voor wat er in Brussel of Berlijn omgaat, en dat daardoor begrijpelijkerwijze naar rechts en uiterst rechts overstapt om zijn verankering te verdedigen. Wat daarop volgt hebben we al gezien ten tijde van Lenin. Deze steunde op het volk dat hij zich als universalistisch gezind voorstelde, en de wereldrevolutie genegen. Toen hij merkte dat de arbeiders voor alles hun syndicale belangen verdedigden, heeft hij ze aan zijn dictatuur onderworpen. In onze dagen hebben de elites het volk begrepen en bemind zolang dit het universele socialisme omarmde, maar zodra het zijn grondgebied en zijn plaatselijke gemeenschappen begon te verdedigen zijn ze het beginnen te beschimpen (onze hedendaagse vorm van ostracisme).
Kijk eens aan hoezeer de Europese elites de volkeren minachten. Zodra een kiesuitslag hen niet bevalt, wijzen ze deze af en revoceren hem met allerlei slinkse en beschamende middelen. Ik vind het ijzingwekkend te zien hoe de verdediging van de Europese instellingen tot een klassenstrijd is verworden.

FigaroVox: Als François Fillon bij de tweede ronde zou ontbreken, wat zou ons dat dan leren over de Franse samenleving? Wordt die dan opgedeeld onder de voorwaarden van het Front National, tussen onverzoenlijke “populisten” en “mondialisten”?
Chantal Delsol: Dat zou inderdaad inhouden dat er geen redelijke manier meer bestaat om aan de verzuchting naar ankerpunten gehoor te geven. En al even belangrijk, om de structuurhervormingen door te voeren waaraan we uiterst dringend nood hebben (in dit verband wil ik eraan herinneren dat de aanhangers van Fillon in de eerste plaats diegenen zijn die hun kinderen geen land willen nalaten dat verzinkt in zware schuld en weldra in armoede). Het land zou dan even verdeeld zijn als de Verenigde Staten na de jongste presidentsverkiezing: Clinton en Trump waren elk voor zich ware karikaturen van hun kamp, dat van de “mondialisten” en de “populisten”. Hier zien we hetzelfde want Macron is de karikatuur van de universalistische en compleet ontwortelde sciences-po [iemand die politicologie, marketing, communicatie, human resources of aanverwante studeerde, bijvoorbeeld aan het gerenommeerde Institut d'études politiques de Paris, of zoals Macron, de ENA, École nationale d'administration waar veel politici en managers vandaan komen: les énarques], en Marine Le Pen is de karikatuur van geworteldheid in een grotesk simplistische gedaante. Ik meen nochtans niet dat het hier zal lopen zoals in de VS. Een zwakte van mij is het om te denken dat de Fransen “geciviliseerder” zijn dan Amerikanen, want ouder en meer op vormelijkheid gesteld. Dat kan hen overigens tot allerlei soorten van hypocrisie brengen, maar om eerlijk te zijn, ik zie geen meerderheid van de Fransen, of toch vandaag niet, voor Trump stemmen – en de familie Le Pen mist duidelijk de distinctie waar Fransen zo dol op zijn.
Als het Macron en Le Pen mocht worden, dan denk ik dat eerstgenoemde de grote overwinnaar wordt, omgeven met de stralenkrans van alle theatrale en pompeuze beloften van het zegevierende mondialisme. Maar ik geloof eerder dat de peilingen die men ons opdient evenveel waard zijn als die welke voorafgingen aan Trump, de Brexit, of de voorverkiezingen bij rechts – niet veel met andere woorden: elke stroming die opkomt voor verankering wordt systematisch ondergewaardeerd. En precies deze permanente onderwaardering zou een probleem moeten vormen voor onze elites, als zij democraten waren die naam waardig.
___________
Chantal Delsol doceert filosofie en ideeëngeschiedenis, is lid van het Institut de France, stichtte het Institut Hannah Arendt, en publiceerde recent Le Populisme et les Demeurés de l'Histoire (éd. Le Rocher, 2015) en La haine du monde. Totalitarismes et postmodernité (éd. Cerf, 2016).

12 maart 2017

Volstaat één pistool, of moeten het er twee zijn?


James Boswell, The Life of Dr. Johnson; A.D. 1779 Ætat 70

Vrijdag 16 april woonde ik het proces bij van de ongelukkige Mr Hackman, die in een opwelling van dolzinnige jaloerse liefde juffrouw Ray had neergeschoten, het liefje van een edelman. Johnson, in wiens gezelschap ik vandaag dineerde, was bijzonder geïnteresseerd in het verslag dat ik hiervan deed, en vooral in het gebed dat Hackman schreef en waarin die de hemel om vergiffenis vroeg. Op een plechtige en gloedvolle toon zei hij: ‘Ik hoop dat hij vergiffenis mag vinden.’ […]

Verdergaand over Hackman hield Johnson vol, zoals ook rechter Blackstone dat had gedaan, dat het feit dat hij zich van twee pistolen had voorzien bewees dat het zijn bedoeling was geweest om twee mensen neer te schieten. Mr. Beauclerk zei: ‘Nee, want elke verstandige mens die zichzelf wil neerschieten voorziet zich van twee pistolen, om zeker te zijn dat hij de zaak meteen kan afmaken. De kok van Lord ––– schoot zichzelf met één pistool neer, en in grote agonie overleefde hij dit nog tien dagen. De heer –––, die van geboterde muffins hield maar er geen dorst te eten omdat zijn maag dat niet verdroeg, besloot zich met het pistool van kant te maken. Hij ontbeet nu en at drie geboterde muffins voor hij zichzelf neerschoot, in de wetenschap dat geen indigestie hem nog kon deren. Hij had twee geladen pistolen. Eén ervan vond men op de tafel naast hem, nadat hij zich met het andere had omgebracht.’ ‘Wel,’ zei Johnson met een triomfantelijk airtje, ‘zo ziet u wel dat één pistool hier volstond.’ Beauclerk repliceerde fijntjes: ‘Omdat toevallig het hem ook afmaakte.’

(1958, J.M. Dent & Sons Ltd. – Everyman’s Library n°2, pp. 272-3)

Bij het diner vloeide de wijn rijkelijk (Johnson zelf was toen een waterdrinker, maar de andere disgenoten niet) en er ontstond een woordenwisseling die dreigde te ontaarden. Maar al vielen er kwetsende termen, tot een duel is het niet gekomen. De zaak werd kort daarop bijgelegd.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html