26 februari 2019

Men zegt dat niet met zoveel woorden, maar...


De Duitse journaliste Claudia Zimmermann die hier eerder ter sprake kwam, werkte meer dan veertig jaar voor de WDR, de Westdeutsche Rundfunk. Na de beruchte Keulse Sylvesternacht van 2016 gaf zij een interview weg aan een Nederlandse regionale radiozender – zij is geboren Nederlandse – en men vroeg haar hoe de Duitse media over de vluchtelingenpolitiek berichtten. 
Zimmermann antwoordde kort en bondig: ‘Pro Merkel’.
Dat antwoord volstond om de volgende dag de duivels over haar af te roepen, en sindsdien worden haar geen bijdragen meer gevraagd. Wel liet de WDR haar nog een dertig seconden durende reportage maken, zodat ze konden zeggen dat Zimmermann niet meteen aan de deur was gezet vanwege dat interview. Zij is werkloos nu, praktisch gesproken een Berufsverbot.
In dit gesprek met Robert Stein vertelt zij hoe het gesteld is met de meningsvrijheid waar men altijd zo dik over doet: 

Robert Stein: Zou er zo’n thema bestaan waarvan u zegt: als je daar die richting inslaat, dan kun je ervan op aan dat het niet wordt geaccepteerd? Wat zou bijvoorbeeld zo’n thema kunnen zijn?
Claudia Zimmermann: Wel ja, de AfD bijvoorbeeld. Neem nu, los daarvan of je AfD kiest of niet, of je de AfD wel mag, als ik de straat opga met de opdracht: maak eens een paar interviews rond het thema AfD – ik geloof gisteren was het, dat ik bij Spiegel-tv een fantastisch voorbeeld daarvan zag – wanneer ik de straat opga of laat ik zeggen, ik ga naar het Zuidkwartier, de betere buurt, en ik vind daar leraars, advocaten…
Robert Stein: Wat is het Zuidkwartier?
Claudia Zimmermann: Neem nu Aken, het Zuidkwartier. Ik doorkruis het en merk dat er ook daar AfD-kiezers zijn. Niet voor niets is de partij aan het groeien. Er bestaan ook ontwikkelde AfD-kiezers, het is niet enkel de lagere klasse. Maar als ik dan interviews maak met een leraar, met een advocaat, misschien nog met een dokter, en die vertellen mij allemaal hoe geweldig de AfD is, en ze geven rationele redenen waarom zij AfD kiezen, want die mensen komen goed uit hun woorden, dan weet ik zeker dat… dat ik de redactie binnenloop en: Wat heb je daar nu weer meegebracht?
Kijk, dat wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar …dat is dan niet een bijdrage, denk ik, die zo uitgezonden mag worden.




Robert Stein: Gäbe es ein Thema wo du sagst: wenn du da in diese Richtung gehst, bist du sicher daß es überhaupt nicht angenommen wird? Was wäre das für ein Thema zum Beispiel?
Claudia Zimmermann: Na ja, zum Beispiel die AfD. Also unabhängig davon ob man AfD wählt oder nicht, oder ob man AfD mag, wenn ich auf die Straße gehe und es heißt: mach mal ein Paar Interviews zum Thema AfD. Es gab dazu auch, gestern glaube ich, vom Spiegel TV, habe ich noch so ein fantastisches Beispiel gesehen, wenn ich auf die Straße gehe, oder ich gehe im Südviertel sage ich mal, in die bessere Gegend, und finde dort Lehrer, Rechtsanwälte…
Robert Stein: Was ist das Südviertel?
Claudia Zimmermann: Sag mal Aachen, Südviertel. Ich gehe dann darin und finde, es gibt ja dort auch AfD-wähler. Nicht umsonst ist die Partei am Wachsen. Es gibt auch gebildete AfD-wähler, das ist nicht nur die Unterschicht. Aber wenn ich dann Interviews mache mit einem Lehrer, mit einem Rechtsanwalt, mit vielleicht noch einem Arzt, und die mir alle erzählen wie toll die AfD ist, rationelle Gründe weshalb sie die AfD wählen, weil die Leute können sich auch gut ausdrücken, dann bin ich mir sicher daß …daß ich in die Redaktion komme und: Was hast du denn da mitgebracht? Also, das ist nicht ausgesprochen aber … das ist dann nicht der Beitrag, denke ich, der so gesendet werden soll.

25 februari 2019

De harde strijd om de terminologie


We herinneren ons allemaal hoe De Morgen en ook het Gentse stadsbestuur op een dag besloten het woord 'allochtoon' uit hun teksten te bannen. Ze vervingen die term door een omschrijving, ongeveer zoals woordenboeken die geven. Maar ook met woordenboeken is het uitkijken, want voor “allochtoon” geeft bijvoorbeeld de Dikke van Dale: niet-oorspronkelijke bewoner (m.n. gebruikt als aanduiding voor personen met een niet-blanke huidskleur, die zelf – of van wie de ouders – in het buitenland geboren zijn.
We zien hier de Dikke direct zelf zwaar zondigen met dat woord “niet-blanke” in plaats van het correcte “niet-witte”. Misschien dat de lexicografische redactie daarop aanvoelde dat ze over de schreef was gegaan, want ze gaf als voorbeeld voor "allochtonen’": bijvoorbeeld “buitenlandse werknemers”, een verrassend voorbeeld want meestal spreekt men over een Poolse loodgieter, een Franse  monteur enzovoort. Dat zijn blijkbaar nooit allochtonen.

Ander punt is dat omschrijvingen per definitie lang uitvallen, wat de leesbaarheid van een tekst niet ten goede komt. Helaas zijn er geen simpele oplossingen, want een enkelvoudige term vervangen door een ander enkelvoudig woord helpt maar kort aangezien dat woord al snel dezelfde lading zal meekrijgen.

Nu was die goedbedoelde Kommunikationsmaßnahme van De Morgen en het Gentse stadsbestuur natuurlijk lachwekkend – ik vraag me trouwens af of ze het smalle pad der deugd intussen niet verlaten hebben, en weer gewoon over allochtonen babbelen.


Nee, dan pakken ze het in Duitsland wel grondiger aan! Bij de staatszender ARD hebben ze er veel geld voor overgehad om hun vocabularium op orde te krijgen. Ze bestelden bij de hier eerder al ter sprake gekomen Elisabeth Wehling een wetenschappelijk onderbouwd Kromtaalhandboek. Zelf bedacht de blonde Elisabeth er een andere naam voor: “Framing Manual”, waarmee ze dus een soort zelfreferentiële aanzet gaf.
Ik vertaal een stukje uit Welt waar ik leerde hoe je zulke zaken communicatiewetenschappelijk aanpakt, en hoe de Duitsers de harde strijd om de woordenschat voeren, daarbij proberend om niet in hun eigen staart te bijten:


Haar opdracht zou zijn geweest, verklaarde ze, de communicatie van de openbare omroep ARD als instituut te analyseren, en op basis van wetenschappelijke ervaring aan te wijzen welke connotaties bepaalde alternatieven voor bepaalde woorden zouden meedragen.
Ook zouden er workshops zijn gehouden, waarbij zij aanwezig zou zijn geweest. Het “Framing Manual” zou als “intern werk- en discussiedocument” zijn opgevat, “om daarmee een brede basis van keuzemogelijkheden te hebben, en te bekijken wat men daaruit bij een eventueel af te leiden communicatiemaatregel zou dienen te benutten, en wat stellig niet.”

Ihr Auftrag sei gewesen, die Kommunikation der öffentlich-rechtlichen ARD als Institution zu analysieren und auf Basis der wissenschaftlichen Erfahrung aufzuzeigen, welche Alternativen zu welchen Worten mit welchen Bedeutungsinhalten besetzt seien, erklärte sie.
Dazu habe es entsprechende Workshops gegeben, bei denen sie anwesend gewesen sei. Das „Framing Manual“ sei als „interne Arbeits- und Diskussionsunterlage“ verfasst worden, „um damit eine breite Grundlage an Optionen zu haben, was davon für eine etwaig daraus abzuleitende Kommunikationsmaßnahme genutzt werden soll und was jedenfalls nicht“.

21 februari 2019

Antisemitisme en de optocht van diegenen die er niets tegen ondernomen hebben




Anne-Sophie Chazaud in Causeur
19 februari 2019

De “optocht tegen het antisemitisme” die op initiatief van de PS in Parijs en andere Franse steden werd georganiseerd lijkt nog het best op een bal van hypocrieten. Een flink deel van de verantwoordelijken voor dit fiasco zullen van de partij zijn.

Men kan zich maar gelukkig prijzen dat er (eindelijk!) een bewustwording op gang is gekomen rond de problematiek van de antisemitische aanvallen en het antisemitische klimaat in Frankrijk, maar niettemin mag men grote twijfels hebben bij die mooie façade-eensgezindheid die welbekeken tot een bal van de hypocrieten verwordt.

Het antisemitisme in Frankrijk heeft een gezicht
Eerst en vooral de context, met daarin de evidente en gevaarlijke instrumentalisering door de overheid van de op zich terechte strijd tegen het antisemitisme, met als bedoeling de geloofwaardigheid van gele-hesjesbeweging te ondergraven. En het is waar dat deze laatste bij haar eindeloze manifestaties niet slim of subtiel genoeg is geweest om figuren te weren, blokken aan het been, marginaal inderdaad, maar even imbeciel als gevaarlijk, en die klaarblijkelijk met enig succes deze beweging al enkele weken hebben weten te infiltreren. En toch, terwijl de regering van geen ophouden wist bij het herinneren aan de jaren dertig, volgens een met veel Godwinpunten ondersteunde en goed geoliede propagandistische truc, toch is het ware, afzichtelijke gelaat van het hedendaagse Franse antisemitisme in het volle daglicht zichtbaar geworden.
Dat gelaat, ongemaskerd en elke schroom of schaamte voorbij, is dat van het volstrekt ongegeneerde islamisme, brullend tegen een man met een immense Franse cultuur, een académicien en als zodanig bewaarder van deze cultuur (wat als symbool wel iets voorstelt), brullend dus dat die man niet thuishoort in Frankrijk, en dat hij, de radicale islamist, hier wél in eigen huis is. Dat is tenminste duidelijk.

De stoet der hypocrieten
Duidelijk wel, maar niet wat de overheid wilde dat wij zagen. Wat aan het licht kwam waren niet fantasma’s gehuld in pseudo-begrippen over dat mysterieuze identitaire keurslijf, wat sommigen nog zo hadden verhoopt, en die hypothetische identitaire geweldplegingen dan hadden gelijkgeschakeld met die van de islamisten. Nee. Gezocht heeft men wel (en met overgave, voor die taak heeft men zijn neus niet opgehaald), bijna alles in het werk gesteld om het te laten lukken, tot en met de afkondiging zonder enig bewijs dat de onwaardige tag ‘Juden’ bij Bagelstein niets anders kon zijn dan het werk van het vertrouwde ‘extreemrechts’: alles vergeefs, het was goed en wel het islamistische antisemitisme dat al schreeuwend in het volle daglicht trad. Datzelfde waar de joden in Frankrijk al decennialang mee te kampen hebben, onder het medeplichtige stilzwijgen van de politieke klasse die de verantwoordelijkheid droeg.
Meer bepaald het medeplichtige stilzwijgen van diegenen die het initiatief namen voor de “optocht tegen het antisemitisme” van dinsdag 19 februari, te beginnen bij de PS, die bij deze gelegenheid magisch uit haar as is herrezen… diezelfden die al zo’n veertig jaar het paradigma van het Israëlisch-Palestijns conflict hebben ingevoerd in Frankrijk, om er zo de gietvorm van te maken voor elk ideologisch of politiek bewustzijn, en elke mogelijkheid voor sociale strijd te vervangen door een gefantaseerde strijd voor de verworpenen der aarde, waarbij men de Palestijn tot archetype verhief. In naam van die ideologie, samenvallend met het postmoderne culturele gauchisme dat Jean-Pierre Le Goff zo goed heeft beschreven en geanalyseerd, heeft in het bijzonder socialistisch links de ogen gesloten voor het ‘nieuwe’ antisemitisme, dat doodt, dat Ilan Halimi heeft gedood, dat Mireille Knoll heeft gedood, dat de joodse kinderen van de Ozar Atorah-school heeft gedood, dat dood zaaide in de Hyper Cacher, dat zovele Joden ertoe dwingt weg te trekken uit de banlieues waar zij bedreigd worden, vervolgd, aangevallen, dat ook dat de rede zelf doodt, door bijvoorbeeld Georges Bensoussan te beschuldigen en voor de rechtbank te slepen (die hem aan het eind gelukkig in het gelijk stelde), in de van dan af aan beroemde “jihad van de rechtbanken” waar sommige organisaties hun specialiteit van hebben gemaakt, daarin gesteund door alle gauchistische zeloten van “le vivre-ensemble”.*

Vivre-ensemble dan maar zonder Joden?
Vivre-ensemble? Een mooie gedachte, met dien verstande dat men geen kipa draagt! Ziedaar wat die kapstokleuze in werkelijkheid voorstelt in de wijken die voor de Republiek verloren zijn gegaan. ‘Verloren’, want opgegeven precies door de ideologische software van dit socialistisch links, dat zich vandaag in vol ornaat steekt en met een traan in de ooghoek oproept tot betogen, alsof het de eerste keer was, alsof zijzelf geen enkele verantwoordelijkheid droegen voor deze stand van zaken.
Amusant is overigens, ditzelfde socialistisch links de zogenaamd glorieuze herinnering aan president Mitterrand te zien oproepen, toen die in 1990 trots als een pauw en als grote orkestmeester opstapte in de betoging tegen extreemrechts, na de profanatie van het Joodse kerkhof van Carpentras, terwijl men achteraf leerde dat het Front national, waartegen die mise-en-scène helemaal was opgezet, met de hele zaak absoluut niets te maken had.
En waar zaten overigens die socialistische linkerzijde en aanverwanten, toen Alain Finkielkraut verdedigd moest worden omdat hij in 2005, bij de rellen in de banlieues het ongeluk had te wijzen op feiten die voor elkeen met heldere ogen in zijn kop te zien waren, en die de religieuze en etnische aspecten van deze op het nationale grondgebied geïmporteerde intifada aangingen, waarna hij door de modder werd gesleurd en sindsdien blijvend voor racist wordt versleten. Verborg dat links zich toen in zijn arafatsjaaltje, om niets te moeten zien?

Links is niet als enige verantwoordelijk
De andere politieke formaties, die elk van hun kant proberen om bij deze episode, op de rug van de Joden van Frankrijk hun politiek fatsoen op te kalefateren, hebben evengoed een kort geheugen: wat hebben zij, toen ze aan de macht waren gedaan om de orde te herstellen in de verloren gebieden van de Republiek behalve dan, zij ook, de ogen sluiten uit luiheid, uit angst of omwille van cliëntelisme, zoal niet (aan de heel linkse kant dan) als gevolg van hun totale verknochtheid aan het anti-Israëlische evangelie, of vanwege het meest stompzinnige complotisme dat hoogtij viert? Wie van de vertegenwoordigers van deze partijen, zal tijdens die optocht met kracht eisen dat de jihadisten, de meest gewelddadige kern van het hedendaagse antisemitisme, verwijderd worden uit een nationaal territorium dat ze hoe dan ook haten? Wat hebben die politieke formaties ondernomen om de economie en de landsbelangen niet ondergeschikt te maken of te binden aan islamitische staten die vaak van dichtbij of veraf het islamistisch terrorisme steunen, en die obsessioneel het bestaansrecht van Israël ontkennen?
De toestand is zorgwekkend en het voorgestelde antwoord ernstig noch eerlijk. Eén ding evenwel komt zeker tot uiting: de schuld laten dragen door het opstandige Franse volk dat men ontologisch gebrekkig heeft verklaard,** zal altijd makkelijker blijven dan de waarachtige oorzaken van het hedendaagse kwaad aanpakken.
___________
* Aangezien de aanmatigende, achterlijke baasjes van de Belgische Voetbalbond vonden dat hun kreet ‘tous-ensemble’ ook voor de Vlamingen kon dienen, en door hen begrepen zou worden, acht ik mij ontslagen van vertaling van dit ‘vivre ensemble’.
** Niet enkel het Franse volk natuurlijk, ook de Vlaming is genetisch een racist, wist amateurbioloog Bert Bultinck ons te vertellen.

20 februari 2019

Marine Le Pen aan Alain Finkielkraut

De voorzitster

Aan de heer Alain Finkielkraut
Nanterre, 19 februari 2019

Monsieur,

daags na de verbale agressie waar u het slachtoffer van werd, stond ik erop u de uitdrukking van onze sympathie, en nu ik de gelegenheid ertoe heb, van onze bewondering te betuigen. De woorden die tegen u zijn uitgebracht hebben ons als Fransen gekwetst; ze hebben ons als burgers verontwaardigd; als bewonderaars van de denker die u bent, hebben ze ons bedroefd.

Bovenop deze gevoelens, die door de grote meerderheid van de Fransen worden gedeeld, komt nog het diepste respect voor u, door de waardigheid en de koele helderheid waarmee u de woorden en de gedragingen van uw aanvallers hebt weten te analyseren. Ook al bleef het incident bij woorden, de symboliek en draagwijdte ervan rechtvaardigen de krachtige reactie die wij daar collectief tegenover moeten stellen.

Los van uw persoon, los van de gruwel die het antisemitisme is, ook waar het zich vermomt als antizionisme, weten wij dat achter de woorden die uw agressors uitspraken (‘Wij zijn Frankrijk’) er duidelijk een dreiging zit tegen de vrijheid van gedachte, tegen mensen van welke confessie ook die weigeren het hoofd te buigen voor het islam-fascisme, en zoals u zei, een dreiging tegen Frankrijk. Wij weten dat in dit publieke geschreeuw de bevestiging zit, nauwelijks subliminaal, van een veroveringsdrang en het vooruitzicht op een totale onderwerping aan het islamistische totalitarisme. Dat is des te penibeler omdat deze geweldideologie zich in het deugdzame gewaad van het antiracisme hult, van de strijd tegen de ‘islamofobie’, door Pascal Bruckner zeer terecht ontmaskerd als een ‘imaginair racisme’. Islamproselitisme signaleren wordt in naam van deze ondraaglijke morele omkering aangeklaagd en gecriminaliseerd.

Dat fenomeen doet zich ook voor in Groot-Brittannië in de schoot zelf van Labour.

Wij hebben gemeen dat we niet wijken voor die morele drogbeelden, en integendeel de nieuwe antisemieten het masker afrukken, samen met hun islamogauchistische steunpilaren en de ‘indigénistes’* die tot in het halfrond van de Assemblée Nationale stemmen hebben gevonden.

Naast deze figuren, die compagnons de route** van het islamisme zijn, vind je ook nuttige idioten,*** die politieke gezagsdragers van rechts of links die om electorale redenen, uit lafheid of voor hun tijdelijk comfort het in steden en departementen op een akkoordje gooien met die vrijheid dodende milieus en met groepen als de Moslimbroeders. En dan zijn er nog de overheden die al 30 jaar, door luie onnadenkendheid of uit miserabele politieke berekening, jacht maken op de overblijfselen van ‘het fascisme’ van de jaren dertig, om zo de echte, totalitaire bedreigingen ongemoeid te laten die vandaag op elk lid van de joodse gemeenschap wegen.

De veroordeling van de agressie waar u het slachtoffer van werd, laat geen valse vergelijkingen meer toe, en nog minder een zoveelste gemakkelijke optocht die door de politieke partijen geïnstrumentaliseerd wordt. Om die reden hebben wij met de verantwoordelijken van het Rassemblement National besloten afzonderlijk te getuigen van onze mobilisatie tegen het antisemitisme, en ter herdenking van de slachtoffers van het antisemitisme bloemenkransen neer te leggen op de plaatsen van hun martelaarschap.

Of het nu in Toulouse, Vincennes, Sainte Geneviève-des-Bois of in Parijs was, alle recente ongelukkige slachtoffers bezweken onder de martelingen of onder de kogels van een onbetwistbaar islamistisch antisemitisme. Dat is de betekenis van het gebaar dat wij stellen, opdat door de waarheid zich voor ons de hoop moge openen die gruwelijkheden nooit meer mee te maken.

De strijd die u strijdt is de onze, en met u zijn wij ontsteld te zien dat de identiteit van jonge immigranten de vorm aanneemt van Jodenhaat en haat tegen Frankrijk. De analyse die wij wat betreft deze imminente en onbetwijfelbare dreiging delen, de intimidatie- en propagandamethoden die ermee gepaard gaan en de ijveraars en hun medeplichtigen, kunnen in mijn ogen de verschillende opvattingen enkel relativeren die ons misschien scheiden, wat overigens normaal is in een democratie.

Wil aanvaarden, geachte heer, de verzekering van mijn hoge achting,







_____________
* Indigénistes (van indigène, inboorling) menen dat de autochtonen zich niet te bemoeien hebben met de zeden en gebruiken, of zelfs de rechtsspraak van ingeweken bevolkingsgroepen. Die opvatting gaat in tegen de begrippen natiestaat of republiek, en staat lijnrecht tegenover een begrip als Leitkultur.
** Meelopers die zelf geen moslim zijn, metgezellen, fellowtravellers: term die oorspronkelijk sloeg op niet-communisten die met het communisme sympathiseerden.
*** Uitdrukking – vaak aan Lenin toegeschreven, zonder enig bewijs dat hij ze ooit heeft gebruikt – die slaat op sympathisanten van een bepaalde zaak die elk besef missen van wat op termijn die zaak voor henzelf inhoudt.

Over de optochten waar Le Pen voor bedankte kunt u hier lezen
(cursivering van mijzelf)

13 februari 2019

Rationele filosofie en religie


Heinrich Heines geschiedenis van de religie en de filosofie in Duitsland, »Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland«, verscheen eerst in Frankrijk in de »Revue des deux mondes« in 1834, onder de titel »De l'Allemagne depuis Luther«.
De Duitse censuur had het jaar daarop moeite zelfs met een afgezwakte versie ervan. Metternich bemoeide zich ermee en maakte op 31 oktober 1835 de Pruisische minister Wittgenstein opmerkzaam op dit geschrift. Weliswaar vond hij het een ‘waar meesterstuk wat stijl en behandeling betreft’, en bevatte het ‘de kwintessens van de inzichten en verwachtingen die behoren tot het pakket van dingen die ook ons bezighouden’, maar gedrukt worden kon het niet, want er stonden ook zaken van politieke aard in.

Metternich liet Heines werken verbieden, ook toekomstige werken – een mooi trekje van hem, want hij was een groot bewonderaar van bijvoorbeeld Das Buch der Lieder, dat op het nachtkastje van keizerin Sissi lag, en ook op het zijne naar men zegt.
En Metternich liet ook spionnen op hem afsturen in Parijs, maar die waren soms niet snugger genoeg. Veel van hun rapporten geloofde hij niet want: »der pfiffige Heine«, die lepe Heine maakte hen blaasjes wijs.

Dat wist Heine natuurlijk allemaal, en hij stuurde eens een stukje naar de Augsburger Allgemeine Zeiting met in de marge de opmerking: »Sie drucken's ja doch nicht!«
Later raakte zijn essay wel gedrukt in een dik boek, samen met andere werken, »Der Salon«. Dikke boeken – van minstens zwanzig Bogen, 320 bladzijden dus – waren ongevaarlijk want de gewone man kon die toch niet betalen. Zo werkte het algoritme van die oude censoren.

Dit gezegd zijnde, wat vertelt Heine in dat essay? Wel, onder meer zaken die nuttig kunnen zijn voor jonge filosofen die menen dat religie steun kan vinden bij ‘rationele’ filosofie.

Van het ogenblik af dat religie de hulp van de filosofie inroept, is haar teloorgang onafwendbaar. Ze zoekt zich te verdedigen en zwetst zich almaar dieper het verderf in. Religie, zoals elk absolutisme, mag zich niet rechtvaardigen. Prometheus wordt aan de rots geketend door de zwijgende Kracht. Ja, Aischylos laat de gepersonifieerde Kracht geen enkel woord zeggen. Zij moet stom blijven. Zodra de religie een beredeneerde catechismus laat drukken, zodra het absolutisme een officieel staatsblad uitgeeft, is het voor allebei uit. Maar net dat is onze triomf, wij hebben onze tegenstanders tot spreken gedwongen en zij moeten ons te woord staan.

Weliswaar valt niet te loochenen dat het religieuze absolutisme, evengoed als het politieke, voor zijn woord bijzonder indrukwekkende stemmen heeft gevonden. Maar laat ons daarom niet bang zijn. Leeft het woord, dan wordt het door dwergen gedragen; is het woord dood, dan kunnen nog geen reuzen het overeind houden.

Sinds de tijd nu dat de religie, zoals ik hierboven heb verteld, hulp zocht bij de filosofie, werden er door Duitse geleerden, behalve dat ze haar een nieuw jasje gaven, ook talloze experimenten met haar opgezet. Men wilde haar een nieuwe jeugd schenken, en ging daarbij tewerk, ongeveer zoals Medea bij de verjonging van koning Aeson.* Men begon met een aderlating, al het bijgelovige bloed werd haar langzaam afgetapt; om mij zonder beeldspraak uit te drukken: men probeerde alle historische inhoud uit het christendom weg te halen, en enkel nog het morele deel te bewaren. Hierdoor werd het christendom een zuiver deïsme. Christus was niet langer mederegeerder met God, men ontnam hem als het ware zijn soevereine rechten, en louter als privépersoon vond hij nog respectvolle verering. Zijn morele kwaliteiten werden buitenmatig geloofd. Men kon niet hoog genoeg opgeven van wat voor brave mens hij zou geweest zijn.

Wat betreft de wonderen die hij heeft verricht, die verklaarde men natuurkundig, of men probeerde er zo weinig mogelijk ophef rond te maken. Wonderen, verklaarden er enkelen, waren nodig in die tijd van bijgeloof, en een slimme man die de een of andere waarheid te verkondigen had, bediende zich daarvan als annonce als het ware. Deze theologen, die al het historische uit het christendom banden, heten rationalisten, en tegen hen keerde zich de woede van zowel de piëtisten als van de orthodoxen, die elkaar sindsdien minder heftig bestrijden en niet zelden een verbond sloten. Wat de liefde niet vermocht, dat vermocht de gedeelde haat, de haat tegen de rationalisten.


En dat deel (Buch II) van zijn essay eindigt met de woorden die later Nietzsche zullen inspireren: Hört ihr das Glöckchen klingeln? Kniet nieder – Man bringt die Sakramente einem sterbenden Gotte. 
Horen jullie het klokje kleppen? Kniel neder – Men brengt een stervende God de sacramenten.


____________________
* Wie dat recept van Medea mocht intrigeren, vindt de uitleg in Ovidius' Metamorfosen, boek VII:


10 februari 2019

Wat is lazaretpoëzie?


Norbert Bolz was tot vorig jaar professor aan de Technische Universtiteit van Berlijn. In zijn boeken en geschriften klaagt hij aan dat vele journalisten niet langer willen informeren, enkel nog beleren. Het Duits heeft daar natuurlijk een woord voor: Gesinnungsjournalismus. Politiek correcte berichtgeving dus, en in het slechtste geval wordt dat een soort hersenspoeling.
Hier kan u hem horen in een rede voor de Wissensmanufaktur, en ik transcribeer en vertaal na 46’20”: 

Nu, het discours van de politieke correctheid analyseren, dat hebben intussen al velen gedaan, en hoe dit werkt is eigenlijk wel duidelijk. Ik zal het heel in het kort nog eens samenvatten in drie trefwoorden. Ten eerste moralisme, ten tweede spraakhygiëne, en ten derde lazaretpoëzie.

Moralisme heb ik u, meen ik al uitgelegd: ieder probleem terugbrengen tot moraal, hetgeen elke discussie over dat probleem onmogelijk maakt, niet? Zodra je iets met moraal belaadt, met een moreel waardeoordeel, splijt je de wereld in tweeën, in Goed en Kwaad, en dan kan men ook niet meer argumenteren of met tegenargumenten aankomen.


Spraakhygiëne, dat is wat eigenlijk het grappige deel van de politieke correctheid zou moeten zijn, als het niet tegelijk ook zo treurig was. Dat zijn dus die oneindig talrijke spraakvoorschriften* die men uitvaardigt, en hierover kan ik u enkel vertellen: als u eens de Universiteit bezoekt, zult u zich doodlachen, of net tot in het oneindige tranen vergieten.


Wat wellicht nog niet goed belicht werd bij de politieke correctheid, is dat wat men ‘lazaretpoëzie’ noemt. Helaas is dat geen uitdrukking van mij, maar van …Goethe. Mooi, toch? Lazaretpoëzie is: je hebt een bepaald thema – weet ik veel, de ongelijkheid in Duitsland, onrecht in Duitsland – en dan komt een of andere talkshow met een of andere zestigjarige vrouw aan, die nog altijd poetswerk moet verrichten. En die mag dan uit haar leven vertellen. En wie dáár dan tegen is, tegen het politieke programma dat erin verweven zit, is gewoon een genadeloos, onmenselijk sujet. Toch? Of ze hebben het ergens, wat zal ik zeggen … over catastrofale toestanden in Syrië of Jemen. Als ze hun politieke boodschap bij dit thema willen doordrukken, hoeven zij maar enkele lijdende, wenende kinderen te tonen. Wie dan om het even welke afwijkende mening bijtreedt is een onmens. Ja toch? Dat is het, wat Goethe ‘lazaretpoëzie’ noemt.**


Als de klassieke massamedia er iets willen toe bijdragen dat we ons weer in een geest van liberaliteit kunnen terugvinden, dan kunnen zij hun nieuws en hun berichten beter van regeringsgetrouwe mededelingen en hun volksopvoedende ijver bevrijden. Zij moeten een uitweg vinden uit het doodlopende steegje van de politieke correctheid en hun verbaal exorcisme.

________
* Dat besluit bij De Morgen destijds –en bij het Gentse stadsbestuur– om het woord ‘allochtoon’ uit hun geschriften te bannen, vond ik best wel grappig maar ik weet niet of ze hun eigen consignes nog volgen.
** Op woensdag 24 september 1827 noteerde Eckermann deze woorden van Goethe: Die Poeten schreiben alle, als wären sie krank und die ganze Welt ein Lazareth. Alle sprechen sie von dem Leiden und dem Jammer der Erde und von den Freuden des Jenseits. Das ist ein wahrer Mißbrauch der Poesie (…) Ich habe ein gutes Wort gefunden, fuhr Goethe fort, um diese Herren zu ärgern. Ich will ihre Poesie die Lazareth-Poesie nennen. De poëten schrijven allemaal als waren zij ziek en heel de wereld een lazaret. Allemaal hebben ze het over het aardse lijden en de vreugden van het hiernamaals. Dat is waarlijk misbruik maken van de poëzie. (…) Ik heb een goede uitdrukking gevonden, ging Goethe verder, om deze heren te irriteren. Ik zal hun poëzie 'lazaretpoëzie' noemen.
En al gaat het hierboven over misbruiken in de journalistiek, niet in de poëzie, toch nog dit: oo
k Heine vond dat veel werk van zijn collega’s beter door een dokter beoordeeld kon worden dan door een literair criticus. Maar, voegt hij eraan toe: Of is misschien de poëzie een ziekte van de mens, zoals de parel eigenlijk alleen de ziektekiem is waaraan het arme oesterdier lijdt? Oder ist die Poesie vielleicht eine Krankheit des Menschen, wie die Perle eigentlich nur der Krankheitsstoff ist, woran das arme Austertier leidet? (Die romantische Schule, 1835).



Diesen Diskurs der politischen Korrektheit eben zu analysieren, das haben mittlerweile viele gemacht und im Grunde ist auch klar wie er funktioniert. Ich will es nur in aller Kürze nochmal auf drei Stichworte bringen. Einmal Moralismus, zum Zweiten Sprachhygiene, und drittens Lazarettpoesie.
Moralismus, das hatte ich Ihnen glaube ich schon entwickelt: die Moralisierung jedes Problems, was jede Diskussion dieses Problems unmöglich macht. Ja? Sobald sie etwas mit Moral besetzen, mit moralischer Bewertung, spalten sie die Welt in Gut und Böse und dann kann man auch nicht mehr argumentieren oder Gegenargumente entwickeln.
Sprachhygiene, das ist der, ja, eigentlich wäre es der lustige Teil der politischen Korrektheit, wenn es nicht gleichzeitig so traurig wäre. Das sind eben die unendlich vielen Sprachvorschriften die es gibt, und auch da kann ich ihnen nur sagen: wenn sie mal die Uni besuchen, würden sie sich totlachen, oder eben Tränen vergießen bis ins Unendliche.
Was vielleicht noch nicht richtig beleuchtet worden ist, an der politischen Korrektheit, ist das was man Lazarettpoesie nennt. Das ist leider kein Ausdruck von mir, sondern von …Goethe! Gut, oder? Lazarettpoesie das ist: sie haben irgend ein Thema – was weiß ich, Ungleichheit in Deutschland, Ungerechtigkeit in Deutschland – dann bringt irgendeine Talkshow irgendeine sechzigjährige Frau die immer noch putzen muss. Und die darf dann aus ihrem Leben erzählen. Und wer dann dagegen ist, gegen das politische Programm das damit verknüpft ist, ist einfach ein gnadenloser, unmenschlicher Typ. Ja? Oder sie haben irgendetwas, was weiß ich …katastrophale Situationen in Syrien oder Jemen. Wenn Sie ihre politische Botschaft zu diesenmThema durchsetzen wollen, müssen Sie nur Bilder leidender, weinender Kinder zeigen. Wer dann irgendeine abweichende Meinung vertritt ist ein Unmensch. Ja? Das ist das was Goethe Lazarettpoesie genannt hat.
Wenn die klassischen Massenmedien etwas dazu beitragen wollen dass wir wieder zu einem Geist der Liberalität zurückfinden, dann sollten sie ihre Nachrichten und Berichte von regierungsnahen Meinungen und volkspädagogischen Interessen befreien. Sie müssen einen Weg heraus aus der Sackgasse der politischen Korrektheit und ihrer Verbalexorzismen finden.

8 februari 2019

Onjournalistiek gedrag bij veel journalisten


Mathias Döpfner (1963) is de grote baas van het Springerconcern, uitgever van onder meer Bild, de grootste krant van Duitsland, en Die Welt. De man is musicoloog en germanist van opleiding, en begon zijn journalistieke carrière destijds als muziekrecensent. De Neue Zürcher Zeitung interviewde hem, en hun eerste vraag ging over het pijnlijke geval Relotius, nu ex-journalist van Der Spiegel. Die zaak heeft in Vlaanderen weinig weerklank gevonden, maar in de Duitstalige wereld des te meer. Ik vertaal enkele fragmenten uit het gesprek, maar kan iedereen de lectuur van de NZZ zelf aanbevelen: het interview is daar een stúk langer.

Mijnheer Döpfner, een gevierde journalist van Der Spiegel heeft jarenlang reportages verzonnen en werd daarvoor met loftuitingen en onderscheidingen overladen in Duitsland [en daarbuiten, nvdv]. Is het geval Relotius de historie van een handige oplichter, of staat het voor de dwalingen van heel dit magazine, of zelfs van een branche?
Zeker is het geen alleenstaand geval dat men geïsoleerd mag zien onder het motto: dat is gewoon een enkeling die zijn verstand verloren heeft en bedrog pleegde. Dat zou de zaak minimaliseren. De zaak heeft iets van een systeemfout, die met Der Spiegel te maken heeft, maar daarenboven geeft ze ook een indicatie van wat er in de branche scheefloopt.
Relotius leverde producten af waar vraag naar was, en ongetwijfeld niet enkel bij Der Spiegel. Dat product stond in een bepaalde tonaliteit waar jury’s van journalistenprijzen om vroegen. Maar ook de ideologie van een intellectueel milieu speelt mee. Bij Relotius zie ik een rode draad: zijn teksten zijn vaak kritisch voor Amerika, zij het niet anti-Amerikaans. En ze gaan principieel uit van de welkomstcultuur. In een tekst van Relotius dromen vluchtelingenkinderen van Angela Merkel – zulke zaken worden niet per toeval bedacht, ze spelen in op ideologische verwachtingen. Relotius sloeg een toon aan, en gaf blijk van een ingesteldheid waar zijn chefs om vroegen en waar jury’s van journalistenprijzen dol op zijn. Op den duur vond hij het eenvoudiger om zulke verhalen te verzinnen, dan telkens weer omslachtig opzoekingswerk te doen. De wereld ziet er immers niet altijd uit zoals men die zich wenst.

NZZ: Brengt deze zaak de hele mediabranche schade toe?
Dat valt nog niet te beoordelen. Daarom is het zo belangrijk dat men deze zaak heel grondig en zelfkritisch uitklaart. Dat is niet enkel voor Der Spiegel een opdracht, maar voor alle mediahuizen. In geen geval mag de indruk ontstaan dat er sprake is van een soort corporatieve solidariteit.

NZZ: Der Spiegel heeft zich tot zelfonderzoek verbonden – en brengt dat ook met enige zelfgenoegzaamheid te berde.
Men moet die heroïsche opheldering van Der Spiegel een beetje relativeren: als Der Spiegel er niet zelf mee naar buiten was gekomen, dan had een ander het enkele dagen later gedaan. Dat zou een stuk onaangenamer zijn geweest. We moeten ons nu allemaal afvragen hoe we opnieuw meer authenticiteit en geloofwaardigheid kunnen opbouwen. Ook de jury’s van journalistenprijzen moeten aan zelfonderzoek doen. Als dat niet gebeurt, dan zal het geval Relotius voor de branche in haar geheel als een enorm verlies van geloofwaardigheid de recente mediageschiedenis ingaan. Wie ‘Leugenpers’ schreeuwt, krijgt hier koren op de molen. Journalisten moeten voeling houden met de werkelijkheid. Maar zelfs als journalist heb je soms de indruk dat veel collega’s in een luchtbel leven en met hun artikelen aan het publiek voorbij schrijven.

NZZ: Hoe komt dat?
Journalisten vormen, samen met uitvoerend kunstenaars – in film, opera en theater – waarschijnlijk de meest ijdele beroepsgroep die er bestaat. Veel journalisten zijn gedreven om bij de collega’s een goede beurt te maken. Daarmee gedragen ze zich uiterst onjournalistiek. Zij willen het juste milieu van hun eigen branche bedienen, in plaats van non-conformistisch de andere kant van de medaille te belichten. Men wil in de smaak vallen bij de incrowd, en dat leidt tot kuddegedrag, mainstream-denken, conformisme bij de journalistieke berichtgeving, en steeds meer ook tot intolerantie voor vrijdenkers.

NZZ: Men zou kunnen zeggen: wie vandaag de taal en het beeld beheerst, beheerst de werkelijkheid. Dat is voor journalisten een sterke bekoring. Verwarren veel collega’s journalistiek met activisme?
Wanneer journalisten en activisten niet meer te onderscheiden vallen, kunnen we inpakken. Hier moet een scherpe grens getrokken worden. Ik ga zelfs zover te zeggen dat om het even welk activisme een journalist moet tegenstaan. Er is de mooie uitspraak van Hanns Joachim Friedrichs volgens welke je een goede journalist daaraan herkent, dat hij zich met geen enkele zaak afgeeft, ook niet met een goede. Intentionele journalistiek, die de wereld naar eigen smaak wil verbeteren, heeft geen recht van bestaan. Wie op pad gaat om de AfD te dwarsbomen, zit al op de verkeerde weg. Hij zal daarmee in de eerste plaats één ding bereiken: de AfD versterken.

NZZ: Helemaal ten gronde nu: wat is de rol van de journalist?
Journalisten zijn waarheidszoekers. Ze zijn op zoek naar de waarheid, maar kennen die niet. Precies daarom is concurrentie in de journalistiek zo belangrijk.

7 februari 2019

De een zijn dood is de ander zijn brood


Herdenkingen zijn in de mode en alle mogelijke veldslagen, wapenstilstanden, verjaardagen, sterfdatums enzovoort worden in kranten, kalenders en op het web in herinnering gebracht. Ik mag hier niet achterblijven, en voor diegenen die zich afvragen wat er op 7 februari 1665 wel mocht gebeurd zijn, bestaat er een goede bron: The Diary of Samuel Pepys.

Die zevende februari 1665 was het Vastenavond en Pepys at dus enkele lekkere appelbollen. Hij vernam ook dat het met de gezondheid van Sir. W. Batten bergaf ging, en vroeg zich af wat hem beter uitkwam: dat Batten (een slecht mens) het loodje zou leggen of in leven bleef. Want, bedacht Pepys, zijn opvolger is misschien nog slechter.

7th. At home to dinner. It being Shrove Tuesday, had some very good fritters. This day Sir W. Batten, who hath been sick four or five days, is now very bad, so as the people begin to fear his death; and I at a loss whether it will be better for me to have him die, because he is a bad man, or live, for fear a worse should come.

Inderdaad, je weet wat je hebt, maar niet wat je krijgt.
De achtste februari viel er niets te melden, maar de dag daarop weer wel:

9th. Sir William Petty tells me that Mr. Barlow is dead; for which, God knows my heart, I could be as sorry as is possible for one to be for a stranger, by whose death he gets £100 per annum.
Zijn treurnis was in die zin getemperd, dat die Barlow geen familie  of vriend was, maar dat hij, Pepys, als Clerk of the Acts, door diens verscheiden wel verlost werd van een gedane betalingsbelofte, wat hem jaarlijks honderd pond zou besparen. 
________
noot van 8 februari: Drie jaar later, in 1668, had Pepys op 8 februari wél iets te melden:
...Thence away to the Strand, to my bookseller's, and there staid an hour, and bought the idle, rogueish book, L'escholle des filles; which I have bought in plain binding, avoiding the buying of it better bound, because I resolve, as soon as I have read it, to burn it, that it may not stand in the list of books, nor among them, to disgrace them if it should be found.
Vandaar ging het naar de Strand, naar mijn boekhandel en ik bleef daar een uur en kocht het onbeduidende, ondeugende boek De leerschool voor meisjes; ik kocht dat ingenaaid, en liet de betere gebonden uitgave liggen, want ik neem mij voor, eens ik het gelezen heb, het te verbranden zodat het niet in mijn lijst van boeken zou staan, noch ertussen, wat deze zou onteren mocht men het aantreffen.
Dat boek, L’Escole des Filles ou la Philosophie des dames, is nog te lezen in de Pléiade-reeks. Pepys las een slechte Hollandse piraatdruk.

1 februari 2019

Joël en Gwendolyn


Joël De Ceulaer – een journalist van De Standaard en Knack, maar nu van De Morgen – is boos op Gwendolyn Rutten.
Als u of ik boos worden, dan gaat het bijna altijd om banale kwesties, geld bijvoorbeeld, of bij autobezitters om een parkeerplaats. Bij Joël echter spelen edeler thema’s: hem gaat het altijd om de grote morele vragen van onze tijd.
Nu las ik opTwitter een paar uur geleden: ‘Beste Gwendolyn Rutten, geen grammetje mededogen had u met dat kind. Wel, ik ook niet meer met u.’

Dat maakte me nieuwsgierig, want ik vroeg me af of Gwendolyn dat mededogen van Joël ergens voor nodig mocht hebben. Er ging van die Tweet toch een bepaalde dreiging uit, niet met zoveel woorden een fysiek dreigement – politiebescherming leek me onnodig – maar toch een bedreiging. Ik vreesde nu voor Gwendolyn dat een van die geduchte artikels van Joël er zat aan te komen.

En even later las ik het opwarmertje op de site van De Morgen: ‘Bon. Als u geen mededogen hebt met een achtjarig meisje dat dreigt te worden uitgezet naar een land waar ze nog nooit is geweest, dan heb ik ook geen mededogen meer met u. Dan neem ik u niet langer in bescherming voor de flaters die u ooit hebt geslagen terwijl ik u zat te interviewen. Aan mijn discretie komt hier en nu een einde.’

Hier rijst een vraag over journalistieke deontologie, een soort morele kwestie dus, en het antwoord op die vraag wist zelfs Karel van het Reve niet, zoals u hieronder zult horen:



10 april 1984

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html