10 december 2004

Valt "negationisme" onder een soortement gedoogbeleid ...volgens Karel De Gucht?

.
Enkele dagen geleden verklaarde Karel De Gucht, na een vraag over de Turkse genocide op de christelijke Armenen: dat we in de eerste plaats vooruit moeten kijken en niet achteruit.

Die houding van “zand erover” is echter onwaardig, schandelijk, en ik meen strafbaar naar vigerende wet.

Aan Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, moet een aantal zaken worden herinnerd tenzij, wat ik niet durf te denken, ze nieuw voor hem zouden zijn.

Ten eerste: die genocide is wel degelijk een historisch feit, en het gaat over grote cijfers. Ik neem aan dat De Gucht dat weet.
Ten tweede: aan Franse journalisten heeft, via zijn woordvoerder de Turkse buitenlandminister recent nog laten weten: "Notre position est bien connue [...] nous ne reconnaissons aucun soi-disant génocide et nous ne le reconnaîtrons jamais". Dat is duidelijke taal Karel. Abdullah Gül bedoelt natuurlijk: ook niet tijdens de komende toetredingsonderhandelingen.

Nu is het niet meer dan normaal dat er aan iemand die nieuw is op een departement als Buitenlandse Zaken veel zaken ontgaan, en De Gucht is zeker niet slechter dan die cocasse voorganger van hem (die met zijn ski’s, zijn motorfiets en zijn prille democratieën) maar er zijn toch enkele zaken die De Gucht beter onder ogen zou nemen: zo heeft nog in 2001 Turkije een aantal bestellingen van Franse wapens afgezegd, en heeft het land ook officiële bezoeken afgezegd, omdat er in Franse media nogal wat te doen was over die Turkse genocide op de Armenen.

Zulke details kunnen een minister ontgaan, maar niettemin vraag ik aan De Gucht en aan de regering: is er in dit land, tegen de wet in, een soort van gedoogbeleid voor negationisten afgekondigd? Kunnen wij bijgevolg met een gerust hart aan tafel gaan zitten met mestkevers die misdaden tegen de mensheid, niet enkel ontkennen maar blijven ontkennen?
Zulk gedoogbeleid zou verstrekkende gevolgen hebben, ook voor de binnenlandse politiek.
Moet kunnen zegt Karel De Gucht, want hij wil met de Turken aan tafel. Trouwens: “zoals wij zelf weten: het vraagt tijd om met het eigen verleden in het reine te komen”.

Ik neem aan dat De Gucht, pas terug van zijn eerste grote missie, hiermee ons koloniaal verleden bedoelde? Welnu: met die slachting destijds in Kongo, daar hebben wij allemaal, op de bende van Laken na, allang mee afgerekend. Je hoort geen Vlamingen zeggen, ook al hadden de meesten part noch deel in de misdaden van de Coburgs: "et nous ne le reconnaîtrons jamais".
Iemand moet trouwens aan De Gucht eens uitleggen wat zijn Turkse collega bedoelt met het woordje "jamais"; Elio di Rupo moet dat kunnen.

De Gucht heeft nu twee mogelijkheden:
–– óf hij ageert om de wetten op negationisme &cet. af te schaffen (niet omdat hij vindt dat er nooit een shoa is geweest, maar omdat er geen wetten kunnen bestaan die aberrante meningen verbieden)
–– óf hij aanvaardt het gezelschap van Adolf Hitler, die ook vond dat je niet telkens het verleden moest oprakelen, en die vlak voor zijn inval in Polen in een speech verwees naar de Armeense kwestie, en daarbij het De Gucht-standpunt vertolkte: "Wie zou er nu nog denken aan de volkerenmoord in Armenië?"[1]

_____________
[1] "Wer denke schon noch an den Völkermord in Armenien?" De Turken ontkennen natuurlijk ook dat Hitler dat zou hebben gezegd; consequent als je het feit zelf van die genocide tot op de dag van vandaag ontkent, maar in 1985 werden de geheime notities van admiraal Wilhelm Canaris gepubliceerd, en daarin komt die zinsnede wel degelijk voor.
cfr. K.B. Bardakjian, Hitler and the Armenian Genocide (Cambridge, MA: Zoryan Institute, 1985)

.

Geen opmerkingen:

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html