Lofzang op een uitgever
Mijn Franse lievelingsuitgeverij is Laffont, speciaal hun reeks Bouquins. Een aantal jaren terug vond ik bijvoorbeeld hun driedelige “Histoire de ma Vie” van Casanova een revelatie. Dundruk, vierduizend bladzijden samen, prachtige letter en bladspiegel, stevige en toch niet harde kaft, allemaal even perfect. En ze hebben alle klassieken, alfabetisch gesproken van Balzac tot Zola.* Ook hun annotaties zijn altijd bijzonder, en geven de recentste filologische inzichten en ontdekkingen. De paar lederen bandjes van Pléiade die ik bezit, kunnen ook wat dat laatste betreft niet tippen aan Laffont, als ik dat mag zeggen.
Voor de winter kocht ik hun “Joseph de Maistre, Œuvres”, met daarin natuurlijk Les Soirées de Saint-Pétersbourg, Considérations sur la France, Sur le protestantisme, Essai sur le principe générateur des constitutions politiques et des autres institutions humaines enzovoort, elk voorzien van een stevige introductie. Samen 1348 bladzijden – de laatste 500 bladzijden zijn noten, indexen, bibliografie, en zelfs een dictionnaire bij de wereld van Joseph de Maistre – het geheel verzorgd door Pierre Glaudes.
Bij zijn Introduction générale gaf de bezorger een voetnoot die nog in de winkel mijn oog trof (Limerick in Gent) en mij onmiddellijk beviel. Op pagina 7 lost Glaudes namelijk een vraag op die velen onder u zich al gesteld zullen hebben, en waar ikzelf jaren mee heb geworsteld: zeggen we nu Maistre of de Maistre? Wel, dat ligt eraan:
____
* Stendhal hebben ze niet, maar die is prachtig uitgegeven bij Gallimard (Folio Classique).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten