Majesteitsschennis
Je kunt tegenwoordig geen gazet meer openslaan of je ziet een ‘Open brief’, gericht aan deze of gene. Het schrijven van open brieven is een manie van nogal wat mensen die zichzelf als ‘publiek intellectueel’ zien, of als ‘opiniemaker’ – om dat ridicule woord ook eens te gebruiken. Meestal zijn het journalisten, auteurs, acteurs, politicologen, agogen, pedagogen, psychologen, sociologen &c.
Brieven van wetenschappers komen veel minder voor lijkt me. Van een viroloog bijvoorbeeld zag ik er nog geen; ik zal die gemist hebben.
Brieven van wetenschappers komen veel minder voor lijkt me. Van een viroloog bijvoorbeeld zag ik er nog geen; ik zal die gemist hebben.
Maar ook op de sociale media staat de open brief in volle bloei, niet enkel in kranten. Kenmerkend voor het genre is dat iemand rechtstreeks wordt geviseerd – soms, maar niet altijd de geadresseerde zelf – want zo’n brief formuleert gewoonlijk een klacht of zelfs een aanklacht.
Zo klaagde Émile Zola in 1898 met zijn «Lettre au président de la République», gericht aan Félix Faure, onder meer een reeks generaals en mandatarissen-pennenlikkers aan. Telkens ging daarbij ‘J’accuse’ aan hun namen vooraf, zeven keer in totaal, en de hoofdredacteur van l’Aurore plaatste J’Accuse...! dus als grote kop, six colonnes à la une. Zola beschuldigde onder meer generaal Billot van ‘lèse-humanité’ en van ‘lèse-justice’, want die kerel had om lage politieke redenen de bewijzen van Dreyfus’ onschuld weggemoffeld.
En al zijn vandaag de meeste open brieven hulpeloos slecht geschreven, velen lijken zich toch een kleine Zola te wanen.
Nu dacht ik bij het lezen van dat ‘lèse-humanité’ aan een zesenzestig jaar oudere tekst van Heinrich Heine: zijn Vorwort bij de Französische Zustände van 1832, ook een brief als je wil.
Heine spreekt van de ‘beleidigte Volksmajestät’ – een neologisme dat bij de Duitse vorsten en bij Metternich niet in de smaak viel – en hij gebruikt vier keer ‘ich klage sie an’, ‘j’accuse’ dus.
De Franse vertaling van dat voorwoord (in: De la France, Gerhard Höhn et Bodo Morawe, Gallimard 1994) geeft dit:
«…je les accuse d’abus de la confiance du peuple ; je les accuse du crime de lèse-nation, je les accuse de haute trahison envers le peuple allemand ; je les accuse !»
Heine spreekt van de ‘beleidigte Volksmajestät’ – een neologisme dat bij de Duitse vorsten en bij Metternich niet in de smaak viel – en hij gebruikt vier keer ‘ich klage sie an’, ‘j’accuse’ dus.
De Franse vertaling van dat voorwoord (in: De la France, Gerhard Höhn et Bodo Morawe, Gallimard 1994) geeft dit:
«…je les accuse d’abus de la confiance du peuple ; je les accuse du crime de lèse-nation, je les accuse de haute trahison envers le peuple allemand ; je les accuse !»
„…kraft meiner Machtvollkommenheit als öffentlicher Sprecher erhebe ich gegen die Verfertiger dieser Urkunde meine Anklage und klage sie an des gemißbrauchten Volksvertrauens, ich klage sie an der beleidigten Volksmajestät, ich klage sie an des Hochverrats am deutschen Volke, ich klage sie an!“
Er volgden in de Duitse staten en Oostenrijk strafrechtelijke veroordelingen en genadeloze censuur. Heine kon het grondgebied niet meer betreden.
Er volgden in de Duitse staten en Oostenrijk strafrechtelijke veroordelingen en genadeloze censuur. Heine kon het grondgebied niet meer betreden.
Nu denk ik dat Zola Heine moet hebben gelezen, zijn artikelen waren immers ook in Franse kranten en tijdschriften verschenen, en naast dat herhaalde 'ich klage an!' lijkt de nieuwvorming lèse-humanité, wel erg op Heines Volksmajestät.
Dus mogen onze briefschrijvertjes zich eventueel ook een kleine Heine wanen, tenminste als ze zoals hij aan het eind van hun leven kunnen zeggen: „Mein Verbrechen war nicht der Gedanke, sondern die Schreibart, der Stil.“
________
noot van 30 juli: het lezen waard, over de even verbreide gewoonte van velen (altijd dezelfden dient gezegd) om petities te ondertekenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten