3 november 2024

Laat hoorngeschal weerklinken!

 Sint Hubertus, wiens naamdag vandaag valt en met prachtig hoorngeschal gevierd wordt, is de patroonheilige van de jagers (wel met Sint Sebastiaan als concurrent). Hij is ook de schutsheilige van paarden en honden, en beschermt ons tegen hondsdolheid. Na een mondain leven had hij zich bekeerd, toen bij een jachtpartij een hert met een lichtend kruis tussen zijn geweitakken niet was weggevlucht, maar zich juist naar hem had toegewend. Een wonderlijke gebeurtenis die vóór hem ook Sint Eustachius had meegemaakt.

Het mag dus niet verwonderen dat baron Munchausen iets gelijkaardigs beleefde, maar dat verhaal stond hier eerder al.
Dat een kersenboom op een hertenkop kan gedijen is aannemelijk want de baron had het dier ooit met kersenpitten beschoten, maar, vroeg de baron zich af: hoe in ’s hemelsnaam was destijds dat kruis op de kop van Sint Hubertus’ hert geraakt?

Als man van de Verlichting gelooft hij niet in wonderen, evenmin als Raspe trouwens, en dus zoekt hij een redelijke verklaring. Hij vindt die niet, en houdt het bij een veronderstelling:

Who knows but some passionate holy sportsman, or sporting abbot or bishop, may have shot, planted, and fixed the cross between the antlers of St. Hubert's stag, in a manner similar to this? They always have been, and still are, famous for plantations of crosses and antlers; and in a case of distress or dilemma, which too often happens to keen sportsmen, one is apt to grasp at anything for safety, and to try any expedient rather than miss the favourable opportunity. I have many times found myself in that trying situation.

Wie weet, of niet een fervente vrome jager, of een op jagen beluste abt of bisschop, het kruis op een soortgelijke manier tussen het gewei van Sint-Hubertus' hert heeft geschoten, geplant en gefixeerd? Zij hebben altijd al bekendgestaan, zelfs nu nog, voor het planten van kruisen en hoorns.* En in een noodgeval of bij een dilemma, wat verwoede jagers zo vaak overkomt, neem je voor je veiligheid toch om het even wat te baat, en beproef je elk middel, liever dan een mooie kans te missen. Meermaals heb ik mij in die benarde situatie bevonden.

Bij Godfried Bomans lezen we:

En wie weet, of niet een jagende abt of bisschop in vroeger tijden het Hubertus-kruis op een dergelijke manier op die hertekop gekregen heeft? Zijn zulke prelaten soms niet bedreven in het planten van kruizen tussen stekels? En dan: neemt een mens niet liever elk middel te baat dan in een mislukking te berusten? Zo althans vergaat het mij.

Bomans vertaalt onderhoudend, maar vrij en soms heel beknopt. Mogelijk moest dat zo van de uitgever, of het was zijn eigen keuze, maar hier geeft hij bijna een resumé: hij laat het verschil weg tussen fervente jagers (zoals de baron) en liefhebbers (zoals die sporting abten en bisschoppen) en zijn lezer verneemt ook te weinig over Munchausens distress en dilemma. Wat verder die stekels mogen betekenen is mij een raadsel.

Karel van het Reve zei dat een vertaler moet vertalen 'wat er staat'. Een strenge eis die weliswaar geen letterlijkheid inhoudt, maar toch de richting uitgaat van wat de Fransen un sourcier noemen, een vertaler die getrouwheid aan de bron het belangrijkste vindt. Aan de andere kant vinden we dan le cibliste, die de brontekst naar zijn hand zet, in het belang van de verstaanbaarheid, de elegantie van zijn eigen tekst of het gemak van de lezer, zijn doelwit. Het blijft een dilemma.

__________

* 'Antler' is 'gewei', of 'Geweih' in het Duits, en niet 'hoorns'. Maar Bürger vertaalt: Denn diese Herren waren ja von je und je wegen ihres Kreuz- und Hörnerpflanzens berühmt und sind es zum Teil noch bis auf den heutigen Tag. Brouwers vertaalt: Deze heren waren immers zeer bekwaam in het kruis- en hoornplanten en zijn dat trouwens voor een deel tot op de huidige dag nog steeds. Nu was Duits natuurlijk ook Raspes moedertaal, en dat Hörnerpflanzen, hoorns zetten zal ook bij hem gespeeld hebben. Umberto Eco omschreef vertalen als dire presque la même chose, en daar heb ik in dit geval vrede mee.

2 november 2024

Kaars en bril

 


Een moedige socialist aan het woord bij Pascal Praud (CNews). In Frankrijk verandert wel een en ander.

André Vallini: Ik erken één ding, beste Pascal: Links, een bepaalde linkerzijde, die waarin ik mij herken, het republikeinse links dat zich om de openbare orde bekommert, heeft er een tijdje over gedaan voor het de ogen opende. Ik herinner mij dat ik in 1993 kandidaat was bij de parlementsverkiezingen, en ikzelf een wat naïeve redevoering hield waarin ik zei: De onveiligheid is niet wat men gelooft. Er is een gevoel van onveiligheid. Ik erken dat ik die redevoering gehouden heb. In de jaren negentig bleven wij ten achteren bij de realiteit. Vandaag gaan de ogen open – bij mij dan toch.
Vincent Hervouët: In verband met die naïviteit is er iets merkwaardigs. Men ziet de realiteit niet onder ogen, of kan ze niet zien, en tegelijk is er die veroordeling van diegenen die haar wel onder ogen nemen. Zij worden in de ban gedaan, verdacht gemaakt, in diskrediet gebracht. Hen wordt het woord ontzegd, en heel de politieke scene wordt opgezet rond het verbod op dat discours. Precies daar zit een probleem. Het volstaat niet zomaar te zeggen: vanzelfsprekend is er een verband tussen delinquentie, drugshandel, illegaliteit, een aantal immigranten et cetera – en anderzijds toch nog zeggen: wie dat zegt telt voor minder dan niets, wie dat zegt diskwalificeert zichzelf en heeft geen recht van spreken meer. Daar zit toch echt een probleem.
 

30 oktober 2024

In stilte het ergste gewenst

Wat mijn vriend Benno ook moge zeggen, Stendhal is een reus. 'Maar bij hem vind je nauwelijks een citeerbare uitspraak!' roept hij. Nu vind ik ook, grofweg gesproken, Frans wat minder quotable dan Engels, want Engels kan het vaak met een paar woordjes stellen, maar dat doet niets af aan Stendhal want citeerbaar of niet, vaak is hij even grappig als welke Engelsman ook – wat mij betreft een vereiste bij elke auteur.

Naast vanzelfsprekend zijn autobiografie Vie de Henry Brulard, zijn ook zijn 'reisgidsen', bijvoorbeeld Promenades dans Rome of  Rome, Naples et Florence bijzonder amusant ...maar wat iemand amusant vindt verschilt natuurlijk.

Hier laat Stendhal in een soort voxpop 'verschillende mensen' dingen zeggen die hijzelf als diplomaat niet in zijn mond kan nemen en zelfs moet afkeuren. De censuur las immers mee.

9 februari 1829. – Leo XII heeft zojuist het heilig oliesel ontvangen, hem verstrekt door zijn cameriere secreto (kamerheer dus), monsignor Alberto Barbolani.

Algemeen zegt men dat het met de paus achteruitgaat;* anderen houden vol dat die aangelegenheid van het heilig oliesel niets betekent: Leo XII is erg vroom en hij heeft het heilig oliesel welgeteld al negentien keer ontvangen. Er wordt gezegd dat de artsen discreet zijn geworden; de opwinding der geesten bereikt een hoogtepunt. Zodra ergens thuis het laatste nieuws is besproken, valt al snel de vraag: ‘Wie wordt er paus?’ En kort daarop komt dan: ‘Wie zouden we willen dat er paus werd?’ Duidelijk herkende ik de sombere diepten van het Italiaanse karakter; verschillende mensen hebben tegen me gezegd, als ze het over het papisme hadden: Da lui corda.

Deze drie woordjes betekenen: ‘Laat ons wensen dat ze de slechtst mogelijke keuze maken; we krijgen dan allerlei excessen en zijn er het snelst van verlost.’**

____________

  * Even verderop illustreert Stendhal die bezorgdheid: Le Saint-Sacrement a été exposé dans les basiliques de Saint-Pierre, de Saint-Jean-de-Latran et de Sainte-Marie-Majeure ; on a récité dans les églises l’oraison pro infirmo pontifice morti proximo. Het Heilig Sacrament is uitgestald in de basilieken van Sint-Pieter, Sint-Jan van Lateranen en de Santa Maria Maggiore; in de kerken werd het gebed gezegd 'voor de zieke paus die dicht bij de dood staat'.
** Stendhal zelf geeft hier nog een voetnoot bij (wat altijd hogelijk te waarderen valt; hoe prachtig zijn bijvoorbeeld niet Melvilles voetnoten bij Moby-Dick):
Da lui corda: lâchez la corde à cet animal furieux, afin qu'il se jette de lui-même dans le précipice. Laat los het leizeel van dit woeste beest, dan kan het zichzelf in de afgrond storten.

Promenades dans Rome
Édition établie et annotée par Victor Del Litto
Préface de Michel Crouzet
Gallimard 1973, xxxi + 874 pp

27 oktober 2024

Nog is Europa niet verloren ...of toch wel?

 Je hebt denkers, zoals bij ons Wim Van Rooy, die de toekomst van Europa somber inzien, en de islamisering van ons continent als onomkeerbaar beschouwen. Dat geeft weinig moed aan mensen die hopen dat er tegen de voortschrijdende verwildering (le processus de décivilisation, zoals Macron zei) nog iets te doen valt.

Marcel Gauchet, nochtans evenmin een naïeveling wat dat betreft, meent dat het ‘op lange termijn’ misschien nog wel meevalt. Hij ziet in Europa tekenen die op een ontwaken wijzen, en vermoedelijk denkt hij dan aan de déconfiture, de mislukking van het EU-beleid, onder meer wat de ‘open grenzen’ betreft: 

Mathieu Bock-Côté: Hebben de Europese samenleving en de Westerse samenlevingen in het algemeen, nog een mogelijkheid om weer op te veren? Zijn zij nog in staat om zich politiek te herstellen? Of moeten Europa en het Westen, zoals bij Houellebecq te lezen valt, hun lotsbestemming eenvoudigweg aanvaarden? Het continent als museum, het vergeten continent, het overwonnen continent: anderen zijn nu aan de beurt, onze beurt is verstreken.

Marcel Gauchet:
Ik ben geen futuroloog, en profeet nog minder, maar ik geloof niet in het onontkoombare verval. Ik zie niet in waarom een, wat Europa betreft, buitengewone geschiedenis na tien eeuwen plots tot stilstand zou komen in een algehele verweking, en met name een hersenverweking wat vanzelfsprekend de ergste is.
Ik neig ertoe te denken dat er in onze samenlevingen diepliggende ressources zijn voor een herstart, en een reveil vooreerst. Ik meen dat we vandaag een moment meemaken dat in vele opzichten op een Europees reveil lijkt.
 
Bock-Côté: Is dat zo? 
Gauchet: Ik geloof van wel. Er zijn zoals men zegt de eerste tekenen – ik heb niet de tijd om hierop in te gaan – die aantonen dat het ergste geen zekerheid is (que le pire n’est pas sûr). En ik ben redelijk optimistisch over de lange termijn.
Wij hebben al zeer diepe crisissen meegemaakt. We hebben een grote gezien in de twintigste eeuw, met het totalitarisme. Weinigen dachten toen dat we in staat waren daar onderuit te komen, maar ten slotte hebben de democratieën het gehaald ...niet zonder moeite en tegen welke prijs! Alles wat we ons kunnen toewensen is dat we aan een dergelijk scenario ontsnappen.
Maar ik neig ertoe te denken dat er toch een generatiewisseling komt die in het openbare leven, geloof ik, het redelijke vergelijk zal doen terugkeren, en de geest van de democratie in zijn meest fundamentele aspecten nieuw leven zal inblazen.
 

20 oktober 2024

Onze Boudewijn in de running!

 Het recente pausbezoek aan deze contreien is intussen weer zo goed als vergeten, maar als ik de zaak goed heb gevolgd dan heeft Zijne Heiligheid onze Boudewijn op de shortlist gezet voor beatificatie. Het spreekt dat elke goede Belg achter deze nominatie zal staan, tous ensemble! Alleen nog enkele kleinigheden, procedurekwesties eigenlijk, kunnen zijn zaligverklaring in de weg staan.

Nu is Franciscus zijn kerk weliswaar geen rechtsstaat zoals wij die kennen, maar er zijn wel regels, en regels zijn er om gevolgd te worden. Dus moeten er eerst twee wonderen gebeuren, en die moeten door de rechtbank goedgekeurd worden. Rik Torfs zal de finesses hiervan kennen.

Helaas zal de advocatus diaboli, de advocaat van de duivel, ongetwijfeld zijn best doen om hier een politiek proces van te maken en de aandacht te verschuiven naar die oude Lumumba-kwestie. Laten we vertrouwen op de wijsheid van de rechtbank en hopen op een mild oordeel.

Blijven dus die wonderen. Tijdens zijn leven hier op aarde zijn er van Boudewijn geen wonderen bekend, maar het mag ook vanuit de Hemel – op zijn voorspraak dan, zonder ministeriële rugdekking – al rijst er in dat geval een bewijskwestie. Veiliger is natuurlijk om je wonderen meteen op aarde al te verrichten, maar die kans heeft Boudewijn verkeken.

Bij Stendhal, in Promenades dans Rome, lezen we hoe Sint Juliaan dat destijds heeft aangepakt:

In 1824 woonde ik de heiligverklaring bij van Sint Juliaan. De nieuwe heilige werd tot deze waardigheid verheven omdat hij op een dag, het was een vrijdag, het huis van een smulpaap was binnengegaan en op tafel geroosterde leeuweriken zag staan. Terstond schonk hij hen het leven terug, ze vlogen het raam uit en de zonde werd onmogelijk.

Lezers met een verdorven inborst zullen hier jammer genoeg aan baron Munchausen denken met zijn gebraden patrijzen, maar laat ik hen vertellen: dat wonder van Sint Juliaan is geen alleenstaand geval.

In een ander boek, maar ik vind het niet direct terug, vertelt Stendhal over nog een heilige die ergens binnentrad, eveneens op een vrijdag, en een gebraden kapoen op tafel zag staan. Hij greep kordaat in en veranderde die in een karper. Hetzelfde doel werd bereikt met een ander middel.

Zoals we zien, leiden er meer wegen naar Rome en de Hemel: het komt alleen op een beetje inventiviteit aan. Boudewijn zal uit de doos moeten denken.


17 oktober 2024

Begrijpelijke voorzichtigheid

Lectrr is een cartoonist van De Standaard, en gisteren in De Afspraak antwoordde hij bijzonder diplomatisch op de vragen van Bart Schols. Zo wilde hij geen 'bevolkingsgroepen discrimineren' als hij achter zijn tekentafel zit, en tekent hij dus na de terreuraanslagen, en om het bij Frankrijk te houden, op Charlie Hebdo, in de Bataclan, in de Hypermarché, op de Promenade des Anglais in Nice, op joden, op verschillende kerken enzovoort ook nog moslims.
Nu voelen moslims zich inderdaad snel gediscrimineerd, maar ontbreken tussen de cartoons van Lectrr zouden zelfs zij vermoedelijk draaglijk vinden.
Ook dacht Lectrr dat de Je suis Charlie-beweging 'vrij huichelachtig' was, en er minder ophef zou zijn geweest als die aanslagen niét door moslims waren gepleegd. Hij zal Breivik vergeten zijn, maar dat is ook alweer van 2011 geleden.

Bart Schols: Zou jij nog cartoons over moslims durven maken…
Lectrr: Tuurlijk,
Bart Schols: …à la Charlie Hebdo?
Lectrr: …maar niet à la Charlie Hebdo. Ik bedoel, ik maak nog op mijn manier… nog altijd… waarom zou ik iemand uitsluiten? Ik zou het pas erg vinden moest ik bepaalde bevolkingsgroepen moeten gaan discrimineren, en daar geen cartoon meer over maken.
Bart Schols: Maar is er te veel verdwenen van Je suis Charlie van tien jaar ...want toen was dat…
Lectrr: Ik denk dat het op dat moment ook al dat ...allez, veel cartoonisten hadden op dat moment ook al wel door dat dat vrij huichelachtig was hoor, hé. Hè, allez, die aanslagen hadden niet moeten gebeurd zijn door ...door moslims, dan zou een groot deel van het politieke spectrum zich niet achter Charlie geschaard hebben hé, ja, dus…

Nog één ding, beste Lectrr: aanslagen 'gebeuren' niet maar worden gepleegd.


14 oktober 2024

Signalen geven!


Wat politici vaak vertellen als ze wat in verlegenheid zijn omdat ze over onaangenaamheden moeten praten, is dat de kiezer een signaal heeft gegeven

Nu kun je een absolute meerderheid moeilijk nog een signaal noemen, al deed Bart De Wever dat wel. (Overigens had hij, terwijl hij uitpakte met aquila, senatus populusque, victrix &c. beter ook de term praenuntio kunnen gebruiken in plaats van het banale signaal.)

Terwijl hij blijkbaar zes jaar geleden al inzag dat het ondemocratisch was om signalen te negeren! Welke waarde heeft zijn bewering dan nog dat hij het cordon sanitaire verwerpt? en het nooit ondertekend heeft? 

Uitleg in het Latijn graag, Bart! immers, naar het woord van de dichters Jean Pierre Rawie en Driek van Wissen:

        ...want in het Latijn
        kan het nooit gelogen zijn


11 oktober 2024

Over een lapke stof, 'un fichu'


De Québécois Mathieu Bock-Côté, politiek denker, analyseert bij CNews dagelijks de Franse actualiteit. Vanwege zijn nogal hoge spreeksnelheid wordt hij door de redactieleden soms aangemaand om het wat rustiger aan te doen. Zonder succes, maar wat hij te vertellen heeft is vaak wel de moeite waard.

Niet vanwege zijn spreeksnelheid, maar door zijn scherpte komt het dat de goede, gestroomlijnde media, Le Monde, Libé, France Inter etc. er zelfs niet over dénken hem bij hen aan het woord te laten.

Overal waar de hoofddoek zich installeert laat hij zich gelden als een dominante cultuur die niet van plan is ooit te plooien, ooit terug te deinzen, en die haar normen wil opdringen aan de samenleving die haar in alle naïviteit verwelkomt.

Zelfs de meest linkse linkerzijde erkende destijds dat de hoofddoek een probleem was, maar dat is voorbij. Maak jullie niet ongerust, het is een identitair fait-divers.

Wat is er intussen gebeurd? Wel, er zijn de drie woorden die je altijd moet herhalen als het over die kwesties gaat: de aantallen, aantallen en aantallen. Er is een massa mohammedanen, bewerkt door het islamisme – we onderscheiden hier islam en islamisme, maar we stellen vast dat het islamisme een stevige greep heeft gehad op de islam in Frankrijk. Die veroveringsislam heeft zich hier genesteld – dat is niet de hele islam, maar wel een deel ervan – heeft zich in de publieke ruimte ingewerkt met steeds meer symbolische veroveringen, identitaire veroveringen, en probeert zijn normen overal op te leggen.

Zo raakte onze samenleving gedestabiliseerd. Frankrijk, jazeker, maar de westerse wereld in zijn geheel evengoed. Wat voor bedenkingen had men daar zoal bij? 
Nemen we het probleem dat de hoofddoek betekent serieus? Nemen we het probleem serieus dat erin bestaat dat kleine meisjes gesluierd worden? Aangezien we geen antwoord hebben en niet in staat zijn het probleem op te lossen, hebben we besloten dat er geen probleem is.

Overal in het Westen doken er nu twee technieken op, die ook in Frankrijk hun werk deden om de kwestie van de hoofddoek aan te pakken. Er was, wat je de benadering op zijn Amerikaans zou kunnen noemen: men zag dan in de hoofddoek een symbool als een ander van de individuele vrijheid. Je kunt een cowboyhoed dragen, je kunt een string dragen, je kunt in bermuda op straat lopen ...en je kunt een hoofddoek dragen. Erg is dat niet, het is maar een sjaaltje zoals er wel meer zijn.* Geen zorg dus, laat ons met rust, het is maar een sluier en evengoed had het iets anders kunnen zijn.

Dus de manier om de sluier te aanvaarden bestond erin, hem te ontdoen van zijn religieuze, culturele en politieke betekenis. Men herleidde hem tot alleen een vorm van …het is een doekje als een ander waarvan een vrouw beslist of ze het op haar hoofd wil en zij had net zo goed iets anders kunnen kiezen.
Men wijzigde dus …men kondigde van onze kant een nieuwe betekenis voor de hoofddoek af, om hem aanvaardbaar te maken: het is de uitdrukking van een individuele keuze. Waar zouden we ons zorgen over maken?

Vervolgens was er de collectieve interpretatie van de hoofddoek. De collectieve interpretatie zegt: ja, het is een identitair symbool, en ja, het is een symbool dat ons vreemd is, maar juist daarom moeten we het in ons hart sluiten, want onze samenleving is gesloten, onze samenleving is op zichzelf gericht, en de hoofddoek verplicht ons om, juist in de publieke ruimte, vragen te stellen over de identiteit van de Andere. En wij, met onze zo koloniale, zo imperiale, om niet te zeggen racistische mentaliteit, wel: de hoofddoek verplicht ons om onze identitaire zekerheden in twijfel te trekken.
Zo gezien is het een collectief symbool dat niet het onze is, en juist daarom moeten wij het omarmen.
Een omkering van de betekenis.

__________ 
  Wie denkt hier niet aan onze eigen politiek denker Steve Stevaert met zijn lapke stof ?

10 oktober 2024

Over LE en LA voile

 Storend is dat je vandaag in kranten leest over ‘LA voile’, waar ze het over de islamitische hoofddoek hebben. BDW moet dat zo hebben gezegd – in Terzake meen ik – en dan neemt men dat over. Hij had 'LE voile' moeten zeggen, al bestaat ‘la voile’ inderdaad ook, maar dan is een zeil bedoeld, of de zeilsport, of het zeilen: faire de la voile. Opgelet dames: niet prendre le voile, want dan raak je in een klooster verzeild. De illustraties hier mogen een geheugensteuntje zijn voor onze journalisten.


8 oktober 2024

Munchausen bij Raspe, Bürger, Bomans, Brouwers en Hermans

In Londen verscheen in 1785 Baron Munchausen's Narrative of his Marvellous Travels and Campaigns in Russia. Dat boekje verscheen anoniem, maar de Duitser Rudolf Erich Raspe had het geschreven – geldnood had hem daartoe gebracht: de eerlijkste drijfveer voor een auteur zei iemand – en in de snel opeenvolgende drukken vulde hij zijn verhaal aan met nieuwe avonturen. Zoals u hiernaast ziet, bracht Dover Publications Inc. Mineola, New York, in 2005 een prachtige uitgave van de tekst, zoals die in 1865 was verschenen bij Cassel, Petter, and Galpin, London and New York. ($15.95)

Gottfried August Bürger bracht al in 1786 de Duitse vertaling, Wunderbare Reisen zu Wasser und zu Lande: Feldzüge und lustige Abenteuer des Freiherrn von Münchhausen, en voegde daar avonturen van weer eigen vinding aan toe. Een prachtige uitgave is die van Manesse Verlag, 1978, Zürich.

Godfried Bomans heeft Raspe vertaald in 1974, samen met enkele aanvullingen van Bürger, en hij klonk vanzelfsprekend bomansiaans maar bleef toch dicht bij de tekst. Heel genietbaar.

Jeroen Brouwers vertaalde getrouw Bürger (1978) want diens baron is geestig, zei hij in zijn nawoord, en die van Raspe humoristisch. Een onderscheid dat hij bij Willem Frederik Hermans vandaan had, maar anders dan Hermans prefereert Brouwers de geestige baron. Voor mij onbegrijpelijk.

Raspe laat (bij Dover) zijn baron na enkele straffe avonturen bijvoorbeeld toegeven: Notwithstanding all my courage, notwithstanding the speed, the cleverness, the readiness of my horse, I was not always successful. Ondanks al mijn moed, ondanks de snelheid, de schranderheid, de paraatheid van mijn paard, was ik niet altijd succesvol.

In de uitgave van John Carswell, de meest accurate, zegt de baron het korter: But gentlemen, for all that; I was not always succesful.

Bürger begreep hem niet: Trotz aller meiner Tapferkeit und Klugheit, trotz meiner und meines Pferdes Gewandtheit und Stärke gings mir in dem Türkenkriege doch nicht immer nach Wunsche. Brouwers vertaalt: Niettegenstaande al mijn dapperheid en inventiviteit, niettegenstaande mijn eigen snelheid en die van mijn paard, mijn vindingrijkheid en kracht, ging het mij in de oorlog tegen de Turken toch niet geheel naar wens.

De baron zet zichzelf hier in het zonnetje, en zijn paard krijgt een bijrolletje. Dan vraag je je toch af hoe iemand de breedsprakige Bürger kan verkiezen boven Raspe?

Hermans zegt in een esseej dat Raspe's gelaagde stijl in zijn tijd gewoon niet begrepen werd (behalve in Engeland dan, want het succes was daar ogenblikkelijk):

De zwarte humor van de baron Von Münchhausen

Wat Baron Munchausen’s Narrative tot het meesterwerkje maakt dat het is, komt uitsluitend uit de koker van Raspe. […]
Ook de beroemde bewerking van Bürger, waardoor Munchausen aan zijn oorspronkelijk vaderland teruggegeven werd, en de naam het Von, een h. en de in het Engels overbodige Umlaut herkreeg, vertroebelt de toon van het origineel. Bürger, zomin als iemand anders in zijn tijd, bleek gevoelig voor de grandioze stijl van het origineel. […]
De tekst van Bürger is geestig, die van het oorspronkelijk humoristisch. […]
Het meesterlijke ligt om te beginnen in de toon en het karakter van de baron zoals die in de eerste edities zijn. Deze toon is nergens grappig, of geestig of ironisch, zelfs op een uitzondering na niet sarcastisch. De toon is deftig, kortaangemeten, maar niet haastig: stijf, zeer baronachtig kortom.
Deze zo hyperfantastische geschiedenissen worden verteld alsof het eigenlijk allemaal vanzelf spreekt, alsof dit allemaal eigenlijk de moeite niet loont er woorden aan vuil te maken. Men heeft de indruk dat een niet nader genoemde aanwezige de baron na lang aandringen tot vertellen heeft overgehaald en dat hij zich hoffelijk, maar toch wel verveeld kwijt van de taak zijn gasten bezig te houden.
Alle animo ontbreekt deze baron.

Raspe's baron is inderdaad niet de opschepper die de nadrukkelijke Bürger van hem maakt, en daardoor werkt bij hem the suspension of disbelief feilloos. Je gelooft zijn verhalen!

Willem Frederik Hermans
Het sadistische universum
Amsterdam, 1964
Uitgeverij de Bezige Bij

Godfried Bomans
De wonderbaarlijke avonturen
van Baron von Münchhausen
met prenten van Gustave Doré
1980, Van Holkema & Warendorf – Bussum
Standaard Uitgeverij – Antwerpen

Gottfried August Bürger
Wonderbare reizen te land en ter zee
veldtochten en vrolijke avonturen
van de Baron von Münchhausen
zoals hij deze in de kring zijner vrienden
met de fles onder handbereik zelf pleegt te vertellen
In het Nederlands vertaald door
Jeroen Brouwers
Van nieuwe illustraties voorzien
door William D. Kuik
1978, Amsterdam ⸱ Uitgeverij de Arbeiderspers

Singular Travels, Campaigns
and Adventures of Baron Munchausen
by R. E. Raspe and Others
Edited and with an introduction by John Carswell
Illustrated by Leslie Wood
London, The Cresset Press MCMXLVIII

Oud Goud

2 oktober 2024

Cupido en 'gender'

De Munchausen van Raspe kwam hier al vaak aan bod, maar over de echte, reële, waarachtig werkelijk bestaan hebbende, onvervalst authentieke baron Hieronymus Carl Friedrich von Münchhausen (1720-1797) valt ook een en ander te vertellen …maar nu eerst een verhaal over een oom van hem, Gerlach Adolph von Münchhausen (1688-1770), gezant van Hannover in Londen, of beter gezegd over diens vrouw, van wie Horace Walpole in een brief aan een vriend iets wist te melden:

Een van de Duitse dames, Madame Munchausen, de vrouw van zijn* gezant, is zo vriendelijk bij te dragen aan het vermaak van de stad. Ze is lelijk, devoot, en van een soort koketterie die voortkomt uit een deugdzaamheid die haar eigen zwakheid zo goed kent, dat ze gealarmeerd raakt ook al is er niets krenkends bedoeld. Bij een groot diner dat ze vorige week gaven, merkte iemand op dat de suikeren figuurtjes bij het dessert allemaal meisjes waren: de baron antwoordde, “Sa est frai; ordinairement les petits cupitons sont des garsons; mais ma femme s'est amusée toute la matinée à en ôter tout sà par motestie.” Deze correctie van haar is een opmerkelijke verfijning, al zijn tegenwoordig alle genieën in de weer met het verzinnen van nieuwe ideeën voor desserts. De hertog van Newcastle’s jongste inval was een baby-Vauxhall,** verlicht met een miljoen lampjes in allerlei kleuren.

                                             

__________

  * Van George II, tevens keurvorst van Hannover.
** cfr. de voetnoot hier.
Horace Walpole
Selected Letters
Edited and introduced by Stephen Clarke
From a selection by William Hadley
Everyman’s Library, 2017

30 september 2024

Een briefje aan Joël de Ceulaer


De paus en zijn kerk aanvallen is in onze dagen ongevaarlijk, beetje goedkoop, wat afgezaagd zelfs. Een atheïst die niet in god gelooft (om met padre da Costa te spreken) laat zich daar niet mee in, en al zal hij vanzelfsprekend kritiek hebben, hij zal in geen geval naar onbehouwen, en bijgevolg futiele termen en vergelijkingen grijpen. Tenslotte zijn hier ook niet veel katholieken meer – wat er nog rest is ongevaarlijk en we hebben wel andere zaken aan ons hoofd.
In de achttiende eeuw, tot zelfs halfweg de negentiende was dat nog anders. Wie toen kritiek had op de kaloten moest omzichtig te werk gaan. Goede schrijvers grepen naar de satire als wapen, maar ze waren wel zo verstandig om dat niet met zoveel woorden aan te kondigen.


Talloze voorbeelden kun je geven, en een van hen is de Duitser Rudolf Erich Raspe. Raspe is de auteur van Baron Munchausen's Narrative of his Marvellous Travels and Campaigns in Russia, een klein boekje, small 8vo.
Hij schreef het in Cornwall, waar hij als geoloog en mineraloog voor de mijnbouw werkte. Raspe was een Europees bekende wetenschapsman, een professor met vele publicaties op zijn naam, en een kind van de Verlichting.*
Het werk werd in Londen in 1785
anoniem gepubliceerd. De Engelse lezers waren op slag verkocht, en aan de snel opeenvolgende uitgaven voegde Raspe telkens enkele avonturen toe. Alles wat hem ergerde nam hij op de korrel, net als de baron, die verwoede jager.

Als Munchausen op weg naar Sint Petersburg, na een barre nacht met meters sneeuw, op een kerkhof ontwaakt en zijn paard aan de kerktoren ziet bengelen, want alle sneeuw was weggesmolten, pakt hij zijn pistolen en schiet het halster van het paard kapot. De baron staat op gewijde grond, schiet op de kerk, op het kruis van de weerhaan, en zet zijn tocht bedaard verder.

De dag voordien nog had hij een arme Pool in een greppel zien liggen, verstijfd van de kou, en al was hijzelf even verkleumd, hij gooide zijn mantel over hem heen. 
In de grappige Bomansvertaling lezen we:
Terstond klonk er een stem uit de hemel, die sprak: ‘Ik mag verdoemd zijn, mijn zoon, als ik je dit niet vergelden zal.’
Raspe schreef inderdaad: “I'll be damned my son if I do not reward it in time.”  In de Amerikaanse uitgave echter viel de term damned weg: You will be rewarded, my son, for this in time.” Voor hen had Raspe zich te ver gewaagd met zijn verwijzing naar Sint Maarten en die hemelse stem.**

Later, in een jachtavontuur, had hij al zijn munitie voor die dag vermorst, en zag tegen de avond een prachtig hert. In arren moede beschiet hij het nog met een kersenpit maar het dier ontkomt. En zie, datzelfde hert ontmoet hij later weer, en tussen zijn geweitakken groeit een kersenboom.
Zoals wij weten had lang vóór de baron ook de aanvankelijk nog heidense Hubertus bij de jacht een hert gezien, met tussen zijn gewei niet een kersenboom maar een stralend kruis. Hubertus bekeerde zich terstond, werd later bisschop en zelfs heilig. De baron weet dat ook, en vraagt zich af waar dat hert dan mee beschoten moet zijn, maar het antwoord op die vraag laat hij aan de lezer over.
____________
* Lid van de Royal Society, kende bijvoorbeeld Benjamin Franklin en James Watt, schreef over geologie en vulkanologie, vertaalde Lessings Nathan der WeiseNathan the Wise: a Philosophical Drama, London, J. Fielding, 1781. Leibniz vertaalde hij uit het Latijn want wetenschappelijke kennis moest voor iedereen toegankelijk worden. Meer over deze bijzondere man in:



Der Münchhausen-Autor Rudolf Erich Raspe
Wissenschaft - Kunst - Abenteuer
Andrea Linnebach, Hg.
Euregioverlag, Kassel 2005


** Jeroen Brouwers vertaalde: 'De duivel moge me halen, ouwe jongen, maar dit blijft niet onbeloond.' Zowel Brouwers als Bomans steunen mede op de Duitse uitgave (1786) van Gottfried August Bürger (1747-94).

27 september 2024

Het ging Joël zijn krachten te boven

 

Wie zoals Joël De Ceulaer zichzelf verplicht heeft om in de gazet week na week een brief te zetten, en eigenlijk nog niet helemaal klaar is met het katholicisme en zich daar uit alle macht tegen wil afzetten, vervalt bij zoiets als het bezoek van Georges Bergoglio aan dit land makkelijk in vergelijkingen en hyperbolen die wat infantiel aandoen.

Joël had een volwassener indruk gemaakt als hij heel dat ‘historische bezoek’ (krantentaal) lichtvoetig had aangepakt, maar wat je altijd zult zien: als boven een rubriek 'satire' staat ...is het laatste wat je zult aantreffen iets dat daarvoor zou kunnen doorgaan.

Onze man lijkt ook niet te beseffen dat onbehouwen geschrijf helemaal niet adequaat is. Satire is een discipline die te veel van hem eist. Voorbeelden, oude en nieuwe, zijn er nochtans veel, maar daarvoor moet je enige, liefst klassieke literatuur achter de kiezen hebben.

Nee, Joël, het is mooi dat je je best hebt gedaan, en laat je door deze kritiek niet ontmoedigen, plus est en vous, maar zo gaat het nu eenmaal niet.


26 september 2024

Is onze Bergoglio wel christelijk?

Jorge Mario Bergoglio, beter bekend als paus Franciscus, hebben we hier te gast en in de media heet dat bezoek ‘historisch’ en ‘beladen’. Nu wil ik niet achterblijven, en gebruik nog een andere journalistieke term: ‘omstreden’. Deze Bergoglio is een omstreden figuur. 

De Franse advocaat Gilles-William Goldnadel had hem op CNews dus ook controversé of contesté kunnen noemen, maar hij gebruikte een beter adjectief.

Gisteren in het programma van Pascal Praud zagen we Macron in de UNO in New York zijn woordje doen over Libanon en de Hezbollah (Emmanuel voelt zich tegenwoordig meer op zijn gemak in het buitenland dan in Frankrijk, wat begrijpelijk is), vervolgens hoorden we nog een paar anderen over dat onderwerp, en tot slot kwam onze Franciscus, die zich uitsprak tegen geweld en voor vrede, en die zou bidden voor de arme Libanezen.

Goldnadel, niet meteen een vrome christen, nam als advocaat de verdediging op van de Libanese christenen. Uit schrik voor de stoute mohammedanen laten de christenen die taak tegenwoordig wel vaker over aan niet-christenen, zelfs aan joden en atheïsten. Met zijn gouden naald prikte Gilles-William Franciscus, die hij nóg erger vond dan Macron:

Dit is het ergste van al, en geloof me maar: dit overstijgt het Israëlisch-Palestijns-Libanese probleem. Je hebt een postchristelijke paus die voor de Libanese christenen geen woord over heeft, terwijl die deels verdreven zijn of tot niets gereduceerd, juist vanwege de islamistische Hezbollah. Aan hen heeft hij geen woord vuilgemaakt. Maar dat is normaal en logisch: toen hij naar Marseille kwam, had hij wel woorden over voor de migranten, maar geen voor de Marseillais of voor de Fransen. Wat kan ik u verder nog vertellen? Perfect coherent is hij, deze postchristelijke paus.

Ça c’est le plus grave de tout, et ça transcende, croyez-moi bien, le problème Israélo-Palestinien- Libanais. Vous avez un pape postchrétien qui n’a pas un mot pour les chrétiens du Liban, qui ont été en partie chassés, ou qui sont en ce moment ravalés à rien, à cause justement du Hezbollah islamiste. Il n’a pas un mot là-dessus. Mais c’est normal et logique : quand il est venu à Marseille, il a eu des mots pour les migrants, il n’a pas eu des mots pour les Marseillais, pour les Français. Qu’est-ce que vous voulez que je vous dise ? C’est parfaitement cohérent avec ce pape postchrétien.

22 september 2024

Een schisma in de maak!

 

Nu keek ik even naar de Zevende Dag, toegegeven heel fragmentair, samen een minuut of vijf, niet ‘lineair’ dus – dat geduld kan ik niet opbrengen – en ik hoorde al meteen een schismaticus verkondigen dat men de gerechten van de roomse kerk met twee verschillende sausen zou moeten opdienen: een saus voor Europa met enige LGBTQUERTY-parfums, en een saus voor de rest van het godsvolk, zonder die dingen.

Allemaal goed en wel, maar ‘katholiek’ komt van κατά en ὅλος: voor het geheel. Voor de hele aardkloot dus! Hier moet normalerwijze excommunicatie volgen,* want al weet zo’n eenvoudige gelovige misschien niets van etymologie, dat mag niet als excuus gelden.

_________
* Canoniek Recht: sanctie, voorbehouden aan de Paus of de Bisschoppen, waarbij leden die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige overtredingen (in het bijzonder ketters en schismatici) worden uitgesloten uit de kerkgemeenschap.

17 september 2024

Het nut van streepjes in de marge

.

Het grappige boek De Kunst van het Stelen van padre Manuel da Costa (1601-1667), kwam hier elf jaar geleden al ter sprake.* De vertaling was toen net uit, en zoals dat gaat ben ik het meeste in de loop van die elf jaar vergeten. Natuurlijk had ik wel potloodstreepjes in de marge gezet, want lezen zonder (vul)potlood bij de hand lukt mij niet. Die streepjes zijn een extern geheugen. Als je zo’n boek weer openslaat zie je direct wat je destijds opmerkelijk vond.

Mocht hij het voor het zeggen hebben gehad, dan had padre Manuel de misdaad stevig aangepakt, en hij stelt China als voorbeeld, waar de sociale controle blijkbaar toen al perfect geregeld was. Ook preventieve hechtenis vindt bij hem genade, waarbij profilering mag spelen en volgens de padre zelfs moét spelen. Délit de faciès heet dat in het Frans, of nog duidelijker délit de sale gueule. Sociale fraude komt ook ter sprake, en verder stelt hij de deportatie van delinquenten voor.

Het kan niet actueler, zei Nobelprijswinnaar José Saramago.

En wat zal ik zeggen van de talloze klauwen die gedoogd worden in de grote stad Lissabon? We moesten ons schamen als je kijkt naar veel grotere steden in China, waar zo goed gewaakt wordt over klauwen van zwervers en leeglopers dat er niemand rondloopt van wie men niet weet wie het is, wat hij doet en waarvan hij leeft, om diefstal en andere onrust en wanorde, die veroorzaakt worden door nietsnutten en vagebonden, te voorkomen Maar bij ons heerst zoveel tolerantie jegens zulke lieden dat de straten er vol van zijn, zonder dat er iemand is die hun vraagt of ze zich kunnen bedruipen, of wie zich via hen bedruipt, want van hen zijn de nachtelijke diefstallen, heimelijke ontvoeringen en dagelijkse moorden afkomstig. In die kringen kun je ook getuigen vinden voor het winnen van elk geding, of iemand die een vals eigendomsbewijs of een provisie voor je in elkaar zet, zo goed dat zelfs Zijne Majesteit, die het niet heeft ondertekend, het als echt beschouwt. Alles mag maar omdat er geen toezicht is. Net zoals er iemand is die waakt over het koninklijk paleis, moet er, vind ik, iemand komen om in de hele stad uit te kijken naar schooiers en straatschuimers en iedereen op te pakken die hij niet kent. Zonder concrete beschuldiging. Als hij in de gevangenis kan bewijzen dat hij een fatsoenlijk man is wordt hij vrijgelaten; en als hij niet deugt moet hij maar naar de wingewesten, waar hij een breed terrein heeft om zijn vaardigheden verder te ontwikkelen – en dan zijn wij bevrijd van die plaag, die zo ergerlijk wordt gedoogd op onze kosten.

De Kunst van het Stelen
Vertaald uit het Portugees
en van een nawoord voorzien
door Harrie Lemmens
Athenaeum–Polak&Van Gennep
Amsterdam 2010
_______________
* Ook hier trouwens.

11 september 2024

Als zelfs de linksen godsdienstig worden


Nu in onze streken religies weer wild om zich heen grijpen, niet alleen in stedelijke achterstandsgebieden (les quartiers sensibles, zoals de Fransen zeggen), maar ook bij linkse partijen en in intellectuele milieus, bij auteurs bijvoorbeeld, is het misschien tijd om minstens deze laatsten op enkele confraters te wijzen die het goede voorbeeld gaven.

Stendhal hadden we hier al, maar er zijn oudere voorbeelden, en we hoeven echt niet tot Lucretius terug te gaan: er is keuze te over onder de moderne schrijvers en dichters en wetenschapslui, en ik licht er een paar uit. Neem de zestiende-eeuwer Pietro Aretino, die om den brode weliswaar ook religieuze teksten schreef maar die we toch als goede atheïst mogen rekenen, want dat deden zijn tijdgenoten ook.


Questo è Pietro Aretino, poeta Tosco,
che d'ogni un disse mal, eccetto che di Dio,
scusandosi con dir: non lo conosco.

Dit is Pietro Aretino, een Toscaanse dichter
die over iedereen kwaad sprak, behalve over God,
met als excuus: hem ken ik niet.



En wat te denken van volgend vers van Heine:

        En ben je dood, dan moet je lang
        In het graf liggen; ik ben bang,
        Ja, ik ben bang, dat de Opstanding
        Niet even vlot verloopt.

Dat komt uit zijn Romanzero, en voor dergelijke zaken werd hij op zijn vingers getikt:

Men had mij ervan beschuldigd dat ik God verloochende, en deswege gaf mijn vader mij een sermoen, waarschijnlijk het langste dat hij ooit heeft gehouden en dat als volgt ging: “Mijn lieve zoon! Je moeder laat je filosofie studeren bij rector Schallmeyer.* Dat is haar zaak. Wat mij betreft, ik hou niet van filosofie, omdat het allemaal bijgeloof is, en ik ben een koopman en heb mijn hoofd nodig voor mijn zaken. Je kunt filosoof zijn zoveel je wilt, maar ik smeek je om niet in het openbaar te zeggen wat je denkt, want het zou mijn zaken schaden als mijn klanten te weten kwamen dat ik een zoon heb die niet in God gelooft. Vooral de Joden zouden geen katoenfluweel meer van mij kopen, en dat zijn eerlijke mensen, ze betalen op tijd en hebben gelijk dat ze aan de religie hechten. Ik ben je vader en daarom ouder dan jij, en zodoende meer ervaren; dus je kunt me op mijn woord geloven als ik de vrijheid neem om je te vertellen dat atheïsme een grote zonde is.”

Heinrich onthield die les ook, zoals blijkt uit volgend voorwoord dat hij schreef een jaar voor zijn dood (waarbij we wel moeten bedenken dat een reëel bestaand communisme nog verre toekomstmuziek was):


Lutèce. Lettres sur la vie politique, artistique et sociale de la France, Paris,1855. De eerdere Duitse uitgave had geen Préface. Deze schreef hij voor de Franse uitgave van Lutezia.

Vanuit mijn haat voor de aanhangers van het nationalisme zou ik bijna verliefd kunnen worden op de communisten. Het zijn tenminste geen hypocrieten met religie en christendom altijd op hun lippen. Nu is het waar dat de communisten geen religie hebben (geen mens is volmaakt), de communisten zijn zelfs atheïsten (wat zeker een grote zonde is), maar als hun belangrijkste dogma belijden ze het absolute kosmopolitisme, de universele liefde voor alle volkeren, een egalitaire broederschap tussen alle mensen, vrije burgers van deze aardbol. Dit fundamentele dogma is wat het Evangelie destijds predikte, zodat de communisten naar geest en waarheid veel christelijker zijn dan onze Germaanse zogenaamde patriotten, die bekrompen voorvechters van een exclusieve nationaliteit.

Heine, met zijn dubbelheid, is misschien geen voorbeeld van regelrecht atheïsme. Hij was laten we zeggen intermitterend atheïst, want al schreef hij:

        
        Wie gelijk heeft weet ik niet
        Maar mij dunkt duidelijk
        Dat de rabbi en de monnik,
        Dat zij beiden stinken

Zijn joodszijn heeft hij nooit verloochend (maar dat is geen strikt religieuze bekentenis):


        Laat mijn tong smachtend
        Aan mijn gehemelte kleven
        En mijn rechterhand verdorren
        Mocht ik u ooit vergeten, Jeruzalem

Victor Hugo vond het dan weer onbegrijpelijk dat iemand het bestaan van God zou loochenen (al is nog de vraag of hij dat serieus meende):


Arago was een groot astronoom. Het is ongehoord, maar hij keek altijd naar de hemel en geloofde niet in God. Dit malheur overkomt astronomen soms. Lalande
was net zoals Arago, terwijl zij nochtans de sterren en de zonnen bestuderen. Wat voor zin heeft dat, als zij er niet de ware helderheid uit putten? Die prachtstukken zijn niet alleen voor het lichamelijke oog geschapen: het zijn hemellichamen, toortsen voor de geest.
Mijnheer Arago had een favoriete anekdote. Toen Laplace zijn Mécanique céleste had gepubliceerd riep de keizer hem bij zich, vertelde hij. De keizer was woedend. – “Hoezo,” riep hij uit toen hij Laplace zag, “u zet heel het wereldsysteem uiteen, geeft de wetten van heel de schepping, en in uw hele boek noemt u niet één keer het bestaan van God!” – “Sire,” antwoordde Laplace, “die hypothese had ik niet nodig.”**

Choses vues – Faits contemporains (1847)
in: Œuvres Complètes
Histoire
Éditions Robert Laffont 1987, 2009
Bouquins p. 686
_______________

* Het is zeer wel mogelijk dat Johann Schallmeyer jezuïet was (de Societas Jesu bleef verboden tot 1814), al was het lyceum waar Heine school liep een instelling van de kapucijnen: “… mijn katholieke leraren, van wie sommigen, zoals ik nu hoorde, voormalige leden van de jezuïetenorde waren. We spraken veel over onze oude dierbare Schallmeyer, die in de Franse tijd als rector de leiding had over het lyceum van Düsseldorf en die ook colleges filosofie gaf aan de hoogste klas, waarin hij ongegeneerd de meest vrijzinnige Griekse systemen uiteenzette, hoe schril die ook afstaken tegen de orthodoxe dogma's, terwijl hijzelf toch soms voor het altaar stond in priestergewaad.” (Geständnisse)
** We zien het wapen van Laplace.

http://victacausa.blogspot.com/victacausa.blogspot.com5edf7b715d0afaa3d68201fa2d94715a304487db.html