Sint
Hubertus, wiens naamdag vandaag valt en met
prachtig hoorngeschal
gevierd wordt, is de patroonheilige van de jagers (wel met Sint Sebastiaan als concurrent). Hij is ook de schutsheilige van paarden en honden, en beschermt ons tegen hondsdolheid. Na een mondain leven had hij zich bekeerd, toen bij een jachtpartij een hert met een lichtend kruis
tussen zijn geweitakken niet was weggevlucht, maar zich juist naar hem had toegewend. Een wonderlijke gebeurtenis die vóór hem ook Sint Eustachius had meegemaakt.
Het mag dus niet verwonderen dat baron Munchausen iets gelijkaardigs beleefde, maar dat verhaal stond hier eerder al.
Dat een kersenboom op een hertenkop kan gedijen is aannemelijk want de baron had het dier ooit met kersenpitten beschoten, maar, vroeg de baron zich af: hoe in ’s hemelsnaam was destijds dat kruis op de kop van Sint Hubertus’ hert geraakt?
Als man van de Verlichting gelooft hij niet in wonderen,
evenmin als Raspe trouwens, en dus zoekt hij een redelijke verklaring. Hij
vindt die niet, en houdt het bij een veronderstelling:
Who knows
but some passionate holy sportsman, or sporting abbot or bishop, may have shot,
planted, and fixed the cross between the antlers of St. Hubert's stag, in a
manner similar to this? They always have been, and still are, famous for plantations
of crosses and antlers; and in a case of distress or dilemma, which too often
happens to keen sportsmen, one is apt to grasp at anything for safety, and to
try any expedient rather than miss the favourable opportunity. I have many
times found myself in that trying situation.
Wie weet, of niet een fervente vrome jager, of een op jagen beluste abt of bisschop, het kruis op een soortgelijke manier tussen het gewei van Sint-Hubertus' hert heeft geschoten, geplant en gefixeerd? Zij hebben altijd al bekendgestaan, zelfs nu nog, voor het planten van kruisen en hoorns.* En in een noodgeval of bij een dilemma, wat verwoede jagers zo vaak overkomt, neem je voor je veiligheid toch om het even wat te baat, en beproef je elk middel, liever dan een mooie kans te missen. Meermaals heb ik mij in die benarde situatie bevonden.
Bij Godfried Bomans lezen we:
En wie weet, of niet een jagende abt of bisschop in vroeger tijden het Hubertus-kruis op een dergelijke manier op die hertekop gekregen heeft? Zijn zulke prelaten soms niet bedreven in het planten van kruizen tussen stekels? En dan: neemt een mens niet liever elk middel te baat dan in een mislukking te berusten? Zo althans vergaat het mij.
Bomans vertaalt onderhoudend, maar vrij en soms heel beknopt. Mogelijk moest dat zo van de uitgever, of het was zijn eigen keuze, maar hier geeft hij bijna een resumé: hij laat het verschil weg tussen fervente jagers (zoals de baron) en liefhebbers (zoals die sporting abten en bisschoppen) en zijn lezer verneemt ook te weinig over Munchausens distress en dilemma. Wat verder die stekels mogen betekenen is mij een raadsel.
Karel van het Reve zei dat een vertaler moet vertalen 'wat er staat'. Een strenge eis die weliswaar geen letterlijkheid inhoudt, maar toch de richting uitgaat van wat de Fransen un sourcier noemen, een vertaler die getrouwheid aan de bron het belangrijkste vindt. Aan de andere kant vinden we dan le cibliste, die de brontekst naar zijn hand zet, in het belang van de verstaanbaarheid, de elegantie van zijn eigen tekst of het gemak van de lezer, zijn doelwit. Het blijft een dilemma.
__________
* 'Antler' is 'gewei', of 'Geweih' in het Duits, en niet 'hoorns'. Maar Bürger vertaalt: Denn diese Herren waren ja von je und je wegen ihres Kreuz- und Hörnerpflanzens berühmt und sind es zum Teil noch bis auf den heutigen Tag. Brouwers vertaalt: Deze heren waren immers zeer bekwaam in
het kruis- en hoornplanten en zijn dat trouwens voor een deel tot op de huidige
dag nog steeds. Nu was Duits natuurlijk ook Raspes moedertaal, en dat Hörnerpflanzen, hoorns zetten zal ook bij hem gespeeld hebben. Umberto Eco omschreef vertalen als dire presque la même chose, en daar heb ik in dit geval vrede mee.