Aznavour beschrijft in het eerste hoofdstuk van zijn autobiografie hoe hij in Parijs geboren werd, enkele jaren nadat zijn ouders en familie, net als honderdduizenden Armeniërs op vlucht waren gegaan uit Constantinopel en de tocht naar Damascus (!) hadden gemaakt, en hoe de Turken/Koerden zich daarbij gedroegen: het woord holocaust is toen voor het eerst gebruikt.
Dit verhaal zou "humanisten" als Schröder, Balkenende of onze zieke Verhofstadt (ik zwijg over Blairbush) mogen interesseren... zij zouden aan geloofwaardigheid winnen als ze hun eigen Europese boodschap wat ernstiger namen.
[…]
J’aurais pu rester enfermé dans le sperme liquéfié de mon père souffrant, suant, peinant pour rester en vie dans sa longue marche, cette foutue traversée du désert entre Istanbul et Damas. Les hordes de Kurdes – qui par la suite connurent la même situation – et les gendarmes de la nation ottomane pourchassaient et harcelaient les malheureux afin de s’approprier les quelques richesses qu’ils emportaient avec eux, comme les dents en or qui ornaient leurs bouches. Et je te tue un intellectuel, et je t’empale un prêtre, et je te pends, te décapite, et je te viole une jeune ou une vieille femme, et je te fais éclater la tête d’un bébé pour entendre le bruit que cela fait quand elle est projetée violemment contre un arbre… Ou bien j’aurais peut-être été mis bas, en fausse couche sur le sable du désert, tandis que ma pauvre mère aurait continué sa lente et pénible marche vers la mort, les jambes couvertes du sang qu’elle aurait éliminé en me laissant partir de ce monde où le nouveau gouvernement «Jeune-Turc» espérait tant les voir tous disparaître. Éliminés, annihilés, adieu, ou plutôt au diable, ces Arméniens, et en route pour la solution finale ! Oh ! La jolie phrase !
Der es Zor : cimetière de près d’un million et demi des miens, mes parents, mes ancêtres, volés, violés, assassinés au nom de la race, au nom de la religion, au nom de quoi, en vérité, je vous le demande. Au nom des Enver, des Talat, [*] des pachas du crime, assassins sans foi ni loi, interprétant le Coran qui ne justifie pourtant pas ces actes sanguinaires. Talat est le seul grand criminel qui a encore sa statue au beau milieu d’une place en Turquie.
Het begin was niet bijzonder gelukkig
[…] Net zo goed had ik opgesloten kunnen blijven in het moedeloze zaad van mijn vader, die leed en zweette, zwoegde om in leven te blijven tijdens die lange mars, die vervloekte tocht door de woestijn tussen Istamboel en Damascus. De horden van Koerden – die later kennis zouden maken met dezelfde omstandigheden – en de gendarmes van de ottomaanse staat achtervolgden en bestookten die sukkelaars om zich meester te maken van de povere rijkdommen die zij bij zich droegen, zoals de gouden tanden die hun monden sierden. Zullen we eens een intellectueel vermoorden? een priester spietsen? of eens iemand verhangen, de kop afsnijden? zullen we een jonge vrouw verkrachten, of een oude? of laten we de schedel van een baby uiteenspatten zodat je het geluid hoort als die met geweld tegen een boom wordt geknald… Ofwel was ik misschien als miskraam gebaard in het woestijnzand, terwijl mijn arme moeder haar langzame en moeizame tocht naar de dood had voortgezet, haar benen onder het bloed dat zij had verloren toen ze mij liet vertrekken uit deze wereld, waar het nieuwe gouvernement van de “Jonge Turken” zo vurig wenste dat zij er allemaal uit zouden verdwijnen. Uitgeschakeld, vernietigd, adieu, of liever naar de duivel met die Armeniërs, en op weg naar de finale oplossing! Oh! wat een prachtformule!
Der es Zor : kerkhof van bijna anderhalf miljoen van de mijnen, mijn verwanten, mijn voorouders, bestolen, verkracht, vermoord in naam van het ras, in naam van de religie, in naam van wat, ik vraag het je. In naam van de de Envers en Talats, pasha’s van de misdaad, moordenaars zonder god noch gebod, zich beroepend op de Koran, die hun beulsdaden niet billijkt nochtans. Talat is de enige grote crimineel die, pal in het midden van een Turks plein zijn standbeeld nog heeft.
________
Je moet dan weten dat Aznavour ook schrijft dat hij nooit één frank heeft gegeven aan, bijvoorbeeld de afscheidingsbeweging in Nagorny-Karabakh, en nooit zelfs maar heeft meebetoogd met de Armeniërs, wát sommige Turken over hem ook mogen beweren. Cependant, quoi que certains journalistes turcs ou azéris aient pu dire ou écrire par le passé, je n'ai jamais – je dis bien jamais – défilé à Paris ou ailleurs le 24 avril pour commémorer le massacre [...].
________
Maar is Charles Aznavour misschien toch een Turkenhater?
Neenee! hij schrijft: Je ne suis pas devenu pour autant un ennemi du peuple turc, et mon rêve aujourd’hui serait de visiter le pays de naissance de ma mère, mais… mais…mais.
En iets verder verklaart hij over zijn familie (die op enkelen na zijn uitgemoord): […] mes oncles, tantes et grands-parents qui ne revinrent jamais de ce “Club Med de l’horreur”.
Welnu, dat is het juiste onderscheid toch? individuele Turken kunnen best meevallen, en à la rigueur kunnen we zelfs het "moderne" Turkije het voordeel van de twijfel laten genieten, maar een Club Med de l’horreur mét geheugenverlies kan natuurlijk nooit lid worden van de “christelijke club”, zoals Erdoğan (zelf een Armeniër, maar zeg dat niet luidop) ons straffeloos mag blijven noemen…
________
Aznavour kent zijn eigen voorouders niet, en alle archieven zijn grondig vernietigd, zoals dat bij een genocide passend is:
Nos églises, hélas, ont été pillées, détruites... Une chose est certaine: je n'ai jamais surpris mes parents à vilipender la Turquie moderne, [**] jamais ils ne nous ont élevés dans la haine de ce peuple. Au contraire, je les ai toujours entendus dire que la Turquie était un beau pays, que les femmes étaient ravissantes, que leur cuisine était la meilleure de tout le Moyen-Orient, et que, dans le fond, nous avions beaucoup d'affinités avec ce peuple. Si le génocide n'avait pas eu lieu – ou au moins avait été reconnu –, le contentieux ne serait pas aujourd'hui si profondément ancré dans la mémoire des deuxième et troisième générations des nôtres.
Onze kerken zijn geplunderd helaas, vernietigd… Een ding is zeker: geen moment heb ik mijn ouders er op betrapt dat ze het moderne Turkije door het slijk haalden, nooit hebben ze ons haat voor dat volk bijgebracht. Integendeel, ik hoorde hen altijd zeggen dat Turkije een mooi land is, met verrukkelijke vrouwen, een keuken die de beste was van heel het Nabije Oosten, en dat wij alles bijeen veel gemeen hadden met dat volk. Als er niet de genocide was geweest – of als die tenminste erkend werd –, dan zouden de geschillen vandaag niet zo diep verankerd zitten in het geheugen van de tweede en derde generatie der onzen.
[*] Leden van de junta der "Jonge Turken".
[**] Nochtans behoort christenvervolging en -uitroeiing niet "tot de geschiedenis" in Turkije. Zelfs nog onder de "moderne" Tansu Ciller werden er in het Oosten van Turkije kerken beschoten bij tankoefeningen: "kerken horen niet in een islamitisch land, en die kerken stonden toch leeg". Materiële resten van het christelijke verleden werden door het leger, "garant voor de lekenstaat", vakkundig opgeruimd: alle dictaturen bestrijden immers ook het verleden, want zij wensen een tabula rasa.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten