Hand in hand tegen huwelijksdwang ?
Vrijheid gaat aan wetten voorbij?
Necla Kelek
Toen ik in 2005 in mijn boek “De vreemde bruid” er op wees dat moslimvrouwen worden uitgehuwelijkt – gearrangeerd of onder dwang – en dat zij in Duitsland als echtgenoten geïmporteerd worden, kwam er protest van de kant van moslims, van Turken en van hun politieke vrienden. Mij werd toegedicht dat ik alleenstaande gevallen opblies, en politica’s van Turkse origine lieten openlijk weten dat zij uit liefde getrouwd waren, enkel maar om mij te bewijzen dat dwanghuwelijken, noch met hun cultuur, noch met de islam enig uitstaans hadden. Migratiewetenschappers eisten “gerechtigheid voor moslims” en verdedigden importhuwelijken, als zijnde een reflex op de restrictieve immigratievoorwaarden.
Inmiddels is het onomstreden dat hier in dit land jaarlijks duizenden moslimvrouwen en -mannen door hun familie in een huwelijk gedwongen worden. De vrouwenhuizen en consultatiebureaus zitten vol, omdat jonge mensen vrezen dat zij uitgehuwelijkt zullen worden tijdens de vakantie in het thuisland van hun ouders.
Nieuw daarin, en toe te juichen, is de bekentenis door moslims en islamverenigingen dat dwanghuwelijken een probleem zijn in de moslimgemeenschap. Natuurlijk wordt dat gerelativeerd, en voert men aan dat er zich in boeddhistische, hindoeïstische en christelijke maatschappijen ook wel eens neteligheden voordoen. Gedwongen huwelijken zouden geen probleem van de islam zijn, maar van de cultuur. Dit onderscheid tussen cultuur en religie moet de religie behoeden voor openlijke verantwoording en voor kritische zelfreflectie. Ramadan en anderen argumenteren dat de woorden van Allah en de daden van de profeet feilloos zijn, en dat enkel de mens soms fouten maakt. Op die manier blijft de islam verschoond van de misdaden begaan in zijn naam.
Het besef dat religie en cultuur samen een “cultureel systeem” vormen, en dat men ze niet als van elkaar gescheiden kan zien, wordt hier, hoe absurd ook, juist door moslims ontkend terwijl zij tegelijkertijd de scheiding van religie en dagelijks leven, van religie en politiek afwijzen. Dwanghuwelijken zouden on-islamitisch zijn, zou Mohammed al verkondigd hebben. Dat Mohammed zelf de zesjarige Aïsha huwde, kan niet als misbruik gelden, of als gedwongen huwelijk, maar wordt op de bijeenkomst met Ramadan afgedaan als een “anekdote”, die enkel tot doel heeft om de islam te discrediteren. Het centrale koranvers met betrekking tot het huwelijk, “Huw de vrijgezellen uit”, Sura 24, vers 32, ontbreekt bij deze argumentatie. Daar staat namelijk niet “Vrijgezellen, treed in het huwelijk” – hetgeen zou betekenen dat mensen zelfstandig het recht bezaten om een huwelijk te sluiten –, maar met de uitspraak “Huw de vrijgezellen uit” wordt de huwelijkssluiting zaak van de familie en de gemeenschap.
Interessant is het, hoe Ramadan en zijn aanhangers het begrip familie definiëren. Er wordt niet het kerngezin bedoeld, bestaande uit moeder, vader en kinderen, maar de grootfamilie, de stam. Zo ontstaat uit de gemeenschap der moslims, de umma, een familiecultuur. In de brochure staat het zo te lezen: “In een familiecultuur is de familie belangrijker dan het individu. De familie vormt de eenheid, en wordt aldus door de andere families uit de sociale omgeving als een volwaardig en gelijkwaardig geheel erkend (…). Ieder individu dient in het belang van de familie te handelen.” Is dat niet het geval, dan wordt eer der familie gekwetst: “In de groep is de eer een gemeenschappelijk bezit, waar alle familieleden verantwoordelijkheid voor dragen, ongeacht hoe de hiërarchie binnen de familie is geregeld.”
Ramadan en zijn leerlingen pogen aan de grondrechten en de waarden van de Europese burgerlijke maatschappij een andere draai te geven. Zij ontzeggen aan het individu het zelfbeschikkingsrecht, definiëren de mens als gemeenschapswezen en niet als individu, bepleiten het systeem van de “schaamtemaatschappij”, met inbegrip van een funeste interpretatie van de notie eer. Nergens in het boekje wordt aan het individu de vrijheid gelaten om zelf te beslissen of hij wil huwen of niet. “De familie vormt de kern van islamitische gemeenschap, en het huwelijk is in de islam de enig toegestane vorm waarin een familie kan gesticht worden.” Het beleven van de eigen seksualiteit is niet geoorloofd.
En de rood-rode Berlijnse integratiecommissaris Piening wil graag, zoals hij op de bijeenkomst zei, “leren van Rotterdam”? .Ziet de Senaat dit dan ook zo? .Tariq Ramadan zei in Rotterdam onder andere: “Vrijheid is niet die vrijheid, die anderen van ons willen.” Wat hij bedoelt is: ieder beschikt over zijn eigen vrijheid, aan gene zijde van de wet. – Een interessante variant, om de sharia als vrijheid te bestempelen. Hij wil het ook niet meer over integratie hebben, want de moslims zijn wat hem betreft een deel van de multiculturele samenleving, in dewelke alle religies én hun denkbeelden gelijk zijn, en wier eigen regels aanvaard dienen te worden. Dat echter de Europese samenleving de grondrechten van het individu desnoods beschermt tegen elke groep, religie of zelfs tegen de Staat, wordt naar best vermogen over het hoofd gezien.
Op die manier wordt onder het motto “Tegen het dwanghuwelijk” eenvoudigweg aan islamitisch huwelijksadvies gedaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk het gearrangeerde huwelijk als model aangeprezen, ook al erkent men dat dwang daar vaak bij te pas komt. “Een huwelijk is bijgevolg altijd een verbond tussen twee familiegroepen (…). Omdat een huwelijk een verbond tussen families is, zoeken de families die partners uit, die het beste bij elkaar passen, precies ook met het oog op een zo goed mogelijk verbond tussen de families.” Tegen gemengde huwelijken wordt gewaarschuwd: “Een moslimjongen kan weliswaar een christelijk meisje huwen, maar een moslimmeisje mag niet huwen met een christelijke jongen.”
“Het huwelijk is de halve religie” luidt een andere uitspraak die aan Mohammed wordt toegeschreven. In dat licht gezien, is Ramadans argumentatie propaganda voor de moslimse dwang tot huwen. Want zonder de gehuwde vrouw, en zonder de controle van mannen over de vrouw, kan een moslimsamenleving niet functioneren. Om die reden is dit initiatief een oplichterij met gebruikmaking van valse etiketten. Er moet één grondregel gelden: huwelijken van jongeren onder de achttien dienen principieel veroordeeld te worden als zijnde gedwongen. Aan elke jonge mens, die in de situatie komt dat hij tegen zijn wil door zijn ouders uitgehuwelijkt kan worden, dient de bescherming van de maatschappij gewaarborgd te zijn.
Vrouwenadviescentra en vrouwenhuizen, zoals Papatya, of die van de schrijfster Serap Cileli, “Peri – de goede fee”, of “Hatun en Can” zijn eerlijke antwoorden op het probleem van de dwanghuwelijken. De wet die gedwongen huwelijken bestraft, moet ten langen leste in de Bondsdag besproken en aangenomen worden. Wij zijn allen gesommeerd om gevallen van dwanghuwelijken aan te klagen en er klaarheid over te brengen, zodat politici zich niet telkens opnieuw laten vangen door imagocampagnes van islampredikanten.
De citaten komen uit het boekje “Hand in Hand tegen Huwelijksdwang” van de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR), Rotterdam.
F.A.Z. 29 juli 2008
_____________
Noot van de vertaler:
- Toen Necla Keleks boek Die fremde Braut verscheen, besteedde de Nederlandse Omroep daar natuurlijk aandacht aan. Op hun site kun je onder meer lezen: Kelek is vanwege haar opvattingen al diverse malen met de dood bedreigd.
- De citaten die Kelek hierboven geeft, heb ik gewoon vertaald uit de tekst van de FAZ, zonder de oorspronkelijke, wellicht Nederlandse bewoording te hebben gezien.