Rik Pinxten en de moeilijke woorden
.
Ik las, lezer, vandaag in De Standaard op pagina drieënveertig een heel moeilijke zin. Hij stond tussen nog meer moeilijke zinnen, in een interview waarin glashelder bewezen werd dat wij, westerlingen, ten prooi zijn aan het verfoeilijke wij-zij-denken.
Hier is hij: “Om die interculturele ‘wij’ te organiseren, moet je vertrekken van pragmatiek, praktijken, afspraken.”
Nu moet je niet ook al die andere zinnen lezen die op pagina drieënveertig staan –en op pagina tweeënveertig trouwens– om te vermoeden dat hier een Vlaamse intellectueel aan het woord is. Het is niet dat "interculturele" –echt een moeilijk woord– dat dit vermoeden voedt, maar wel de twee complexloze woordjes “die...wij”. Daarna weet je genoeg, want “wij” is hier vanzelfsprekend een neutrum, en je zegt ook niet “die paard”.
En de foto bovenaan –zoals gebruikelijk een halve bladzijde groot– bewijst inderdaad ons vermoeden.
Aan het woord is namelijk de antropoloog Rik Pinxten. Nu vraagt u zich misschien af, lezer, wat ook alweer een antropoloog is. Dat is geen schande want de definitie is vaag, maar eigenlijk is het simpel: het is iemand die ooit als jongeman enkele weken in een hotel heeft doorgebracht dat niet al te ver verwijderd lag van een indianenreservaat.
Hiermee wil ik niet suggereren dat de antropoloog Pinxten geen echte antropoloog zou zijn, en nog minder dat hij de basisteksten van de filosofie niet zou kennen. Dat laatste deed Vermeersch immers al, eens en voorgoed, en ook in De Standaard, met de woorden: "Rik Pinxten geeft blijk van een totale onwetendheid betreffende zijn eigen vakgebied. Zelfs de 'ringparabel' uit Nathan der Weise, een kerntekst van de verlichting, en van onze cultuur überhaupt, die zijn thesis ontkracht, lijkt hem onbekend, pijnlijk!" Helaas bleef deze appreciatie van een collega zonder enig weerwerk van professor Pinxten.
Maar wat ik wél wil beweren, is misschien nog erger: dat Rik ...tot het filosofische vocabularium toe maar half beheerst.
Een woord als “pragmatiek” bijvoorbeeld, komt bij zijn breedvoerige en geleerde beschouwingen op pagina drieënveertig gewoon niet te pas. Rik bedoelde wellicht “Praxis”, maar schrok misschien terug voor de historische connotaties van die term, die hem mogelijk bekend zijn.
Laat me, te zijner stichting, niet een moeilijk filosofisch werk erbij halen, maar de gewone, zij het Dikke van Dale:
Pragmatiek (zn) : deelgebied van de taalfilosofie en taalkunde dat zich bezighoudt met de invloed van de context op betekenis.
Nee, zo had Rik het nu ook weer niet bedoeld.
.
3 opmerkingen:
Is behalve 'praxis' 'pragmatisme' geen kanshebber?
http://vandale.nl/opzoeken?pattern=pragmatisme&lang=nn
had zeker ook gekund PN, maar iemand die zo geleerd is als onze professor gebruikt graag ook eens een moeilijker woord.
De waarschijnlijkheid van 'praxis' lijkt mij nogal klein. Het begrip is namelijk staat namelijk met twee voeten in de aristotelische traditie. Om het bijgevolg zinvol te willen, of kunnen gebruiken noodzaakt dat toch tot een zekere vertrouwdheid met de filosofische traditie. En precies een absoluut gebrek aan dat laatste legde Vermeersch genadeloos bloot.
Een reactie posten