De waan van de nacht
Grote dichters zijn, zoals iedereen weet, fijngevoelige mensen en Poesjkin is een grote dichter. Vaak ook hebben zij een bijzondere band met de natuur, en zien zij in de eenvoudigste bloem of veldvrucht dingen waar een gewone sterveling overheen kijkt.
In Poesjkins verhaal “Wij brachten de avond door op de datsja…”, dat onafgewerkt is gebleven en ook geen titel heeft gekregen, voeren enkele Russische adellijke mannen en vrouwen een gesprek –in slecht Frans zegt de auteur, die zelf zijn eerste gedichten in die taal schreef– en iemand vertelt een anekdote over Mme de Staël en Napoleon. Even later komt ook Cleopatra ter sprake, en de onwelvoeglijkheden die haar worden toegeschreven.
Iemand van het edele gezelschap was ooit aan een gedicht over haar begonnen, maar had het onafgewerkt gelaten:
Als Venus, op de grijze Nijl,
Een koningin die haar vertier zoekt
En elke dag weer nieuw plezier zoekt –
Maar ’s nachts een heilig sacrament
Voltrekt dat niemand, niemand kent…
Cleopatra moet namelijk geregeld haar behagen erin hebben gevonden om mannen die zij versmaadde en verachtte, voor één nacht haar charmes te gunnen op voorwaarde dat ze onmiddellijk na de daad zich eigenhandig van kant maakten.
Het gesprek gaat vervolgens over de toelaatbaarheid van zo’n voorwaarde, de contractuele afdwingbaarheid of niet-afdwingbaarheid ervan, en over de vraag of in moreel opzicht het gedrag van Cleopatra wel te verdedigen viel.
Op de schoorsteenmantel in de datsja ligt een essay van Balzac, “La Physiologie du mariage”, zo vernemen we van de gastvrouw, want de mannen aarzelden eerst nog om in het bijzijn van de vrouwen dit onderwerp in detail te behandelen.
Er worden veel verstandige en minder verstandige woorden gesproken, en plots komt in de prozaïst Poesjkin onweerstaanbaar de natuurdichter naar boven:
De jonge gravin K., een mollig dommerdje, trachtte haar neus, die op een in een raap gestoken ui leek, in een gewichtige plooi te trekken en zei: ‘Er zijn ook heden ten dage nog wel vrouwen die zichzelf meer waard achten…’Ik kan niet het hele verhaal hier overtikken, lezer, maar alles staat in het zevende deel van het Verzameld Werk, schitterend vertaald door Hans Boland.
Haar echtgenoot, een Poolse graaf, sloeg zijn ogen neer en nam een slok thee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten