Met Hugo Claus aan de kaarttafel
Een goede dertig, vijfendertig jaar geleden bracht Hugo Claus geregeld een avond door in de Hotsy Totsy –het Gentse artistiek café, toen nog privéclub– van zijn broer Guido. Als dan toevallig de vier broers samen present waren, werd er gekaart en stonden Motte en haar barman onder hun tweeën in voor de toog. Vaak waren er ook maar drie broers, en dan sprong een andere klant in, aan de kaarttafel welteverstaan.
Trouwe klanten van Motte en Guido vierden bij hen ook de overgang van Oud naar Nieuw, en om twaalf uur werd er gekust en champagne gedronken. Dit ceremonieel kon makkelijk een kwartier duren. Veel klanten gingen er nog langer mee door.
Maar na afloop van dat kwartier zei Hugo tegen zijn broers –Johan ontbrak maar Odo niet, en Guido natuurlijk niet– : “Zoeme ’t eerste spelleke van ’t jaar niet doen?”
Ik diende als vierde man, en we spraken af dat we zouden Kieskingen. Manillen durfde ik namelijk niet, want tegen West-Vlamingen manillen is geen goed idee.
Dat spel “Kieskingen” hier uitleggen zou te lang duren, maar iedereen ging direct akkoord en we zouden spelen voor een tarief van 320 frank voor Harten Heer, en de andere spelletjes navenant. Dat komt erop neer dat je normaal gesproken zoiets als duizend frank per uur kunt winnen of verliezen.
Alles verliep meteen al voorspoedig voor de twee broers en voor mij, maar niet voor Hugo die gedurig slechte kaarten kreeg.
Ik meen dat het iets over tweeën moet zijn geweest, dat Hugo terloops naar de stand vroeg. Hij stond een goede vijfduizend frank in het rood en begon zich luid te beklagen over de goden die hem ongunstig gezind waren.
En toen maakte Odo, die geen dichter was, een ongelukkige opmerking: “Mor Hugo, ge kent gi niet van kaarten ook, hé.”
Hugo stond op, grabbelde zes briefjes uit zijn broekzak, gooide die op tafel en liet ons beduusd achter in de feestvreugde.
Dat heb ik altijd erg kunnen appreciëren van hem, die plotse kolere.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten